GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een verrolffd dier.

IV. (Slot).

Op het land is de bever veel minder vlug dan in 't water. Hij loopt op een drafje, maar onbeholpen. Als hij voedsel neemt zit hij recht op, grijpt den afgesneden tak met de voorpooten en knaagt er de bast af, terwijl hij den tak aanhoudend en snel omdraait. Aan boomen en struiken die nog op 't veld staan te knagen, zooals b.v. de hazen doen, komt hem niet in 't hoofd. Hij moet ze eerst afsnijden met zijn scherpe tanden, overigens doet hij 't op zijn gemak af. Als de bevers in troepen wonen zetten zij des avonds schildwachten uit. Dreigt er eenig gevaar, dan maken die een zonderling geluid, 'twclk de vrienden waarschuwt op te passen.

De bevers zijn meestal jarig tegen 't eind van deze maand en zijn veelal tweelingen; 't komt ook voor dat er drie of meer gelijk geboren worden, die dezelfde ouders hebben. De kinderen komen vlug aan en eten al gauw zachte takjes; spoedig gaan zij al met moeder mee uit wandelen.

Wel drie jaren blijven de jongen in het ouderlijk huis, doch dan zijn zij volwassen en moeten, als passelijk is, de wijde wereld in en voor zich zelf zorgen. Zij zetten dan ook al spoedig een eigen huishouden op, wel te verstaan als zij niet gevangen worden.

Dat gebeurt ook wel eens, en als de bever nog jong is en weinig meer dan zijn huis gezien heeft, vindt hij 't ook niet erg. Hij wordt dan namelijk zoo tam, dat hij zijn baas naloopt als een hond. Het is een aardig gezicht, als men die tamme bevers in de dorpen der Indianen aantreft. De dieren loopen vrij rond, springen cusschen 't geboomte, duikelen in 't water en zijn vooral groote vrienden van de vrouwen en kinderen der Roodhuiden. Gaat de man of iemand anders voor een tijd weg, dan loopt het dier treurig rotid, doch is heel blij als de afwezige eindelijk terugkomt.

In West-Europa, zooals bij ons en in Duitschland, vindt men haast geen bevers meer; al leven er nog enkele, die men aankweekt, bij den Donau en de Elbe. Maar dat hij vroeger talrijk was, blijkt b. v. uit de vele namen van rivieren en steden, die met bever, biber in betrekking staan. In het aardige boek van Reinaert de Vos is de bever de notaris en schrijver van koning Nobel of den Leeuw. En in dat boek komen alle viervoetige dieren voor, die toen in onze streken bekend waren.

Veel meer bevers vindt men nog in Oostenrijk, Scandinavië, Polen en Rusland. De meeste echter zijn nog in Amerika en wel aan de Hudsonsbaai. Doch ook daar is zoo lang en sterk jacht op hen gemaakt, dat ze al slinken in getal.

Voor die jacht is goede oerzaak. Want de bever heeft veel begeerlijks al is hij niet mooi. Het wollig haar van het vel levert best pelswerk en de stoffen (althans volgens den naam), die »bever" en »kastoor" heeten, zijn zwaar en goed in de kou. Daarbij heeft de bever in een eivormig zakje aan 't onderlijf een stof, die Castoreum heet en als geneesmiddel bij sommige ziekten dient.

Ook wordt de bever in.Amerika gejaagd otti zijn vleesch. Of ons dat smaken zou is kwalijk te zeggen, want weinig slagers bezorgen bevervleesch. Zeker evenwel is, dat toen die dieren ook nog in Europa veel gevonden werden, de pooten en de staart door velen als lekkere kluifjes werden beschouwd, ja zelfs gezocht waren voor de keukens van vorstelijke heeren. De Indianen van Amerika zijn ook groote vrienden van bevervleesch.

De bever heeft dus vele liefhebbers en minnaars, maar gij vat wel, dat is nu juist geen geluk voor het dier. Juist doordat men hem zoo opzoekt zou hij dan ook zeker al lang geheel zijn uitgeroeid als hij niet zoo vlug en schuw was.

In Amerika wordt op den bever veel jacht gemaakt met schietgeweer.

Dikwijls echter weet hij te ontkomen door in 't water te springen en snel onder te duiken, 't Is dan zeer moeilijk hem te raken. Daarom vangen de lieden die op pelsdieren jacht maken, de zoogenaamde trappers, (een trap beduidt een val of strik), hem veelal met ijzeren vallen. Deze worden met groene takken bedekt. Komt de bever er nu bij om het lekkere hapje op te knabbelen, dan slaan de ijzers dicht en de smuUer zit gevangen.

Veelal wordt er in den winter op den bever jacht gemaakt. Soms maakt men dan gaten in het ijs en gaat daarbij op de wacht staan met stokken of messen. Als nu de bever onder het ijs zwemt, krijgt hij spoedig gebrek aan lucht. Hij zwemt dan op de opening toe; maar de jager die hem afwacht staat gereed en slaat of steekt, zoo mogelijk, den bever dood.

Dat is echter niet de gemakkelijkste jacht. Want men moet dikwijls lang wachten en vaak merkt de voorzichtige bever dat er onraad is, en blijft weg. Soms krijgt men hem zelfs in 't geheel niet te zien.

Een andere wijze van jagen is, dat men uit het ijs dicht bij de beverwoningen een groot stuk zaagt en dan boven de opening een net spant. Daarna gaan de jagers naar de beverwoningen en breken met houweelen en bijlen in. De verschrikte dieren vluchten dan meestal dadelijk naar 't water en beproeven weg te komen. Maar zoodoende raken zij in 't net en vallen in de handen der jagers, die hen niet laten ontsnappen.

't Gebeurt echter ook wel dat de bever in een zijner holen aan den oever vlucht. Merken de jagers dat, dan verstoppen zij den toegang van deze gangen met takken en halen dan aan de andere zijde den bsver met een stok, waaraan een haak zit, uit zijn schuilhoek.

De vrienden zullen nu wel begrijpen dat zoodoende de bevers wel sterk moeten minderen en eindelijk uitsterven. Dat mag nu nog te verdedigen zijn als het schadelijke dieren betreft, die den mensch aanvallen, zooals slangen en tijgers, maar bij andere dieren is het zeker zeer verkeerd en slecht zoo onverstandig tegen hen te handelen. Wij mogen wel van de dieren tot ons nut en voordeel gebruik maken, gelijk des Heeren Woord leert, maar dat is heel wat anders dan hen uit begeerlijkheid te verdelgen. Zulk kwaad straft zichzelf. Dat is b. V. gebleken in die streken, waar men de musschen en andere vogels uitroeide, omdat zij schade deden aan de vruchten. Want er kwamen toen zooveel rupsen en ander ongedierte, dat er tienmaal meer vernield werd dan ooit de vogels konden doen. En 't eind was, dat men een geheel schip met vogeltjes moest laten komen en die vrij laten om van de plaag der rupsen en wormen verlost 'te worden.

De Heere heeft in alles regel en orde gesteld en als de menschen wijzer willen zijn dan Hij, loopt het op hun eigen schade.

HOOSENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1891

De Heraut | 4 Pagina's