GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In den nieuwen jaargang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den nieuwen jaargang

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 Sept. 1892.

In den nieuwen jaargang, die zich met September voor ons opent, valt een rubriek, dis dusver veel plaats eischte, uit.

De weg voor de vereeniging van wie uit 1834 en uit 1886 kwamen, behoefc niet meer geëfïand te worden.

Die weg is afgeioopcn.

Die vereeniging is tot een feit gevrorden.

En nu alles zoo uitrjemend loopt, vraogt men zich van achteren onwilkeurig af, op wat denkbeeldige bezwaren v/e ons over en weer vijf jaren lang toch blind hadden getuurd.

Hel valt in alle oorden en streken van htt land, het valt bij wie in het ambt en buiten het ambt staat, het valt op vergaderingen en bij het onderhandelen, het valt bij de keuze van personen, en bij de persoonlijke aanraking zoo nieê.

Het besef van in ruimer kring te leven, doet zo3 weldadig aan.

Het bewustzijn van beschfkbafe kracht, om op allerlei terrein des levens de hand aan der» ploeg te slaan, bezielt met zoo hoogen moed.

En ook het geloof aan de toekomst van de Gereformeerde kerken in Nederland, v/on zoo merkbaar aan jjracht.

Nu mogelijk bleek wat geschied Is, wat zou thans aan de toekomst behoeven ontzegd te v/orden.'

Bij de kleine aanvangen in 1834 vergeleken, is de wasdom, de ontwiklceling, de vooruitgang van de Gereformeerde beginselen zoo snel, zoo verrassend, en zoo elke berekening beschamend geweest, dat alle benepen angst voor de toekomst thans is weggevallen, en we in het smeekgebed tot den God onzer vaderen zooveel ruimer durven worde».

Een God, die uit het „handvol koren" dat in 1834 op den akker was, nu reeds de velden als op den Libanon ruischen deed, wat zou Hij uit die breed ruischende halmen niet scheppen kunnen, indien zijn gun, ste met ons blijft.

Moge daarom-door de verborgen werking van den Heiligen Geest de smeeking, om het herwinnen van de erve onzer vaderen in alle steden en dorpen, [a!s een steeds machtiger stroom onder alle [priesters en priesteressen des Heeren, breed haar golven uitslaan.

ven uitslaan. Waarin onze vaderen ook te kort schoten, dit hadden ze, dat het mysterie en de practijk des gebeds hun niet vreemd was.

Dat wapen hebben ze gehanteerd.

Vooral in die geestelijke werkzaamheid des gebeds hebben za hun kracht gezocht.

En ook nu zal de wasdom te sneller voortgaan, hoe meer liet getal der vromen klimt, die Sion op het hart dragen, en om den vrede van Jeruzalem blijven bidden.

Immers wie denkt, dat we er r.u zijn, kwijnt nog onder geestelijke zelfzucht, en verstaat den uitroep van den Psalmist nog niet: „Z4 heb lief, want de Heere hoort mijne stem en mijne sméekingen."

De liefde van een goed Purüein gaat naar al 's Heeren erf volk uit, en kan niet rusten, eer het laatste schaapke weer bij de kudde is teruggebracht.

Een goed Calvinis', die door deze hoogere liefde bezield en gedreven wordt, laat zich niet opsluiten binnen de enge grenzen, die hem voor het oogenblik gesteld zijn, maar profeteert, ver over die grenzen heen, dat bij Sichem en Succoth zal deelen, en dat Ephraïm weer dt sterkte zijns hooids zal zijn.

Bovenal efen kind'van God, dat lielheeft, voelt de liefde zijns harten uitgaan naar ai wie uit den Vader geboren zijn, en kan daarom het verlangeii_ niet van zich zetten, dat ook - iJle ki.aderen Gods die andere leuzen volgen, sijn zegen mochten deelachtig worden, of om met Paulus te spreken, dat ze v/orden mochten gelijk hij is, uitgenomen de schuld waarvan hij zichzelven aanklaagt.

Vandaar de vurige begeerte, die nu reeds allerwegen onder het vrome volk levendig werd, om de pas begonnen vereeniging rusteloos voort te zetten, en ons nu ook in de eerste plaats te vereenigen met die godzaligen in den lande, die nog in allerkd kringen ea vereenigingen en gezelschappen en kerkjes op zichzelven staan, de ééa door dit, de ander door dat beletsel nog van ons gescheiden.

Ook van hen en ons geldt het: We hooren saa!; n, omdat één ons leven, en eenzelfde genade ons gemeen is, en eenzelfde belijdenis ons door het bloed onzer maite laren is geheiligd.

De liefde gevoelen wij airneer voor deze broeders en zusters, en we weten genoegzaam, dat ook hun hart aan zulk een liefde te onswaart niet ganschelijk gespeend is.

En daarom laat naar de spreuk on? er vaderen eendracht macht maken.

Gescheiden van wat niet bij Jezus hoort, maar niet al *vvat één in hem is, cp het nauwst vereenigd, zij aller leuze.

Vandaar dat diezelfde liefde ook reeds uitgaande is naar onze Gereformeerde broedeis en zusters, die nog onder het Genootschap zitten.

Het !s zoo, er vallen tüsschen hen en ons soms harde woorden. Er bestaat zekere vervreemding. Soms zou men denken, dat er reeds verbittering was ingetreden.

Ea toch dat alles geldt .slechts den buitenkant van het leven, zooals men soms ook in eenzelfde gezin broeders tegen broeders ziet opstaan.

Maar daarom is de liefde in zulk een gezin niet uitgestorven.

Als onder diezelfde broeders één straks in lijden komt, "spreekt het broederhart bij den ander terstond weer, en de oude liefde waakt weer op.

En zoo is het ook hier.

Soms trekt er een heimwee door ons hart naar die duizenden bij duizenden, met wie ons eenzelfde belijdenis gemeen is, en die toch nog van verre staan.

En dan si rekken v/e de armen uit, en we roepen met luider stemmen: Mannen broeders, laat ook ons aan onze gedeeldheid een einde maken.

Büjft niet willoos en machteloos bij de puinhoopen nederzitten.

Maar grijpt weer naar het zwaard en tegelijk naar den troffel om voor Sion te ijveren en Sion op te bouwen.

Zoo schoon kan Neeriands toekomst worden, rnaar voor de redding van Nederland is het onmisbaar, dat diezelfde Gereformeerde belijdenis, die eens ons vaderland vrijgemaakt en gegrondvest heeft, ook nu weer het cement worde, waarmee we de muren van onzen volkstaat doen rijaen.

Voor mannen van Gereformeerden huize word: de toestand onder de Synodale Hiërarchie met eiken dag ondraaglijker en onhoudbaarder.

Voor de Eihischi; n gaat het. Die zijn met hun doarvloeiende opiniën juist in zulk een al meer verkleurend gezelschap op hun plaats.

Zoo kunnen ze naar hartelust botvieren aan hun individueele speculatiën, zonder dat iemand ze op de vingers tikt of tot de orde roept; ea de donkere schaduw van het Modernisme geeft hun dan nog een soort orthodoxen schijn. t^

Maar voor de Gereformeerden in het Genootschap wordt het erbarmelijk. Ze zitten er letterlijk voor spot; en met al hun fraaie theorieën geraken ze al meer in een hoogst onzedelijke positie.

De Haagsche Synode, die pas zat, was in dit opiicht leerrijk, ook al let ge slechts op twee incidenten, de mislukte Synodale preek, en de eerlang op te richten kerkelijke dépendmices.

Men zou, zoo was de inval van een lid der Synodale Commissie geweest, ook de Haagsche Synode voortaan inleiden met een ouderwetsche predicatie.

Dat hoorde er wel niet bij, en bijna tachtig jaar had dit Hoog Eerwaard college het dan ook zonder gedaan. Zelfs \ieigebed had de Haagsche Synode derwijs afge­ takeld , dat er slechts éénmaal in de zes weken gebeden, en eens aan het eind, gedankt werd. Maar.... we leven in de dagen der toenemende algemeene vroomheid. Ook zulk een predicatie nu zou die „vrije vroede vroomheid" in het gevlei komen. Het zou aan de „vaderlandsche kerk" zeker officieel-vroom cachet geven. En misschen konden de dignitarissen van het Hof; wie weet de Ministers van Justitie en Financien; en misschien enkele Kamerleden deze bediening van de jaarlijksche vaderlandsche Hoog-Mis dan bijwonen.

Wat zou dat kostelijk staan.

Doch zie, de Haagsche Genootschapskerkeraad steekt opeens een spaak in het wiel.

De heeren zeiden, dat ze wel kerken hadden, maar geen kerken gaven aan de Synode, of er moest eerst waarborg geboden, dat er ^een Modern prediker op den kansel zou staan.

Nu was dit van den Haagschen kerkeraad natuurlijk een laffe zet. Hij staat wel een zijner gebouwen af, om Synode te houden, en in die Synode een loochenaar van den Christus te laten presideeren, en in die gebouwen belijders van den Christus te laten afmaken. Daar ziet de Haagsche kerkeraad volsfrekt geen been in. ïvlaar nu er sprake van is, dat misschien een Moderne bij zulk een Synodale preek zal voorgaan, nu wordt opeens de mug uitgezegen, na al de kemels die men heefc doorgeslikt. En ook de vorm, waarin die Haagsche Genootschapskerkeraad zijn v/eigering goot, jvas zoo laf. Wdde bij kerkelijk optreden, dan had hij natuurlijk tïsoeten schrijven: Mits niemand voorga, die de belijdenis der kerk niet is toegedaan.

Maar dat drsten deze heeren niet. Of liever dat konden ze niet. Want mannen die tegen de belijdenis der kerk zijn, staan eiken Zondag op dezelfde kansels, en staan er op last van den kerkeraad zelven.

En zoo moesten de heeren dan wel met hun verwaterde theorie komen aandragen. Groningers, Ethiscben, Arminianen, Arianen, alles goed, — mits jnaar geen Moderne. Wat zou nu de Synode in deze verlegenheid doen?

Geen nood!

Ce«ar Ssgers weet raad! En hij, de man, die in zijn leven tijden heeft gekend en met zijn eigen hand stukken heeft geschreven, waarin blijkbaar een Sionsijver voor de kerke Gods hem verteerde, staat te midden van deze Modernen, Groningers, Ethsschen en Gereformeerden op, om den Haagschen kerkeraad op de kaak te stellen, niet omdat deze zich zoo laf en zoo ter halverwege verzette, maar omdat hij den euvelen moed had bezeten, om de Synodale hoogheid te weerstaan.

Bravo! zoo gaat het goed! dachten toen in stilte de Moderne ea Groninger medeleden. Wat is die Segers al een eindweegs heen.

Segers, die voor ons Modernen en Groningers de kastanjes uit het vuur haalt. Het is dan ook zoo diep ellendig. o, Als die Synode maar eens in haar meerderheid orthodox was, 200 riepen de Irenischen, zou het heil van de kerk dagen.

Maar ziet ge dan nu aan Segers niet, hoe in zulk een Synode alle belijdenistrouw doorvloeit en alle orthodoxie verbleekt?

Het tweede incident was niet minder leerrijk.

De Modernen drongen er op aan, dat ze in plaatsen, waar ze in de minderheid v/aren, toch een soort Moderne kerkelijke organisatie zouden erlangen.

Hun hoogleeraren waren hierbij voorgegaan, en hadden om kerspeliormatle gevraagd. Een op het standpunt van het Synodaal reglement volkomen rationeel voorstel.

Maakt ge toch uw kerk tot een genootschap; decreteert ge in dat genootschap leervrijheid; schaft ge alle leertucht af; en maakt ge uw «vaderlandsche kerk" tot een Toko van alle denkbare inzichten, opiniën en richtingen; dan natuurlijk, is het volkomen rationeel, dat ge ook de rechten der minderheden eerbiedigt en aan alle groepen zekere gelegenheid biedt om haar levensbeginsel tot uiting te brengen.

Van oudsher echter is het op de Haagsche Synode vaste usantie gewee.'st, dat waar de keuze staat tüsschen twee v/egen, waarvan de óéne consequent-rationeel, en de andere hiervan het tegendeel is, de weg van het tegendeel wordt gekozen. En zoo ging het dan ook nu.

Kerspelformatie! Weg er mee! Het was om van te gruwen.

Maar ziehier wat men nu besloten heeft. Er zijn in tal van plaatsen af deelingen van den Protestantenbond. Die vereenigingen zal men nu met den kerkeraad in officieus verband brengen. In die vereenigingen zullen wettig erkende godsdienstoefeningen van een kerkelijk karakter worden gehouden. Er zal in die vereenigingen Avondmaal en ook Doop worden, bediend. En wat in die particuliere vereenigingen dusgenaamd gedoopt wordt, zal door de vaderlandsche kerk op haar Doopboeken worden overgeschreven, mits de man die er bij voorging, maar Synodaal tot Sacramentsbediening gemachtigd zij, en er uit een of ander dorp een ouderling bij opttede.

Hoe hiermee de laatste vezel van het kerkelijk verband wordt doorgesneden, springt in het oog.

Eenige particulieren, die saam een vereeniging oprichten, gaan nu doen wat des kerkeiaads is, en de kerkeraad zal genoodzaakt worden, al wat deze particuliere heeren doen, als zijn eigen werk te laten gelden en te boeken.

Dat hiermee hun Doop ophoudt Doop te zijn, en dat de kerken van Christus zullen te overwegen hebben of zij de aldus met water besprengde kinderen als gedoopt zullen kunnen erkennen, is duidelijk. Het zal nu een »vaderlandsche kerk" met tal van dépendances worden, die elk kerkelijk fondament ontberen, en die noch historisch, noch confessioneel, noch ambtelijk ook maar iets met de kerk van Christus te maken hebben.

Het toppunt van would-be kerkelijke razernij.

En dat alles moeten de Gereformeerden in het Genootschap nu maar lijdelijk aanzien. Zoo goed als wij gevoelen ze de ergernis van deze dingen.

Maar ze kunnen zich niet roeren. Ze durven niet protesteeren. Hoogstens mogen ze meesmuilen.

En dat zijn dan de mannen, die zeggen nog geestelijke banden met onze martela­

ren te gevoelen. Ons dunkt, bij dit schuldig en dit zondig stelsel, keeren onze van God begenadigde en nu zalige martelaren zich om in hun graf.

De „Sonderbündlerei" van Ds. Van Linden en enkele anderen heeft op zichzelf niets bevreemdends.

Nog nooit is er in eenig land een kerkelijke of politieke actie van een eenigszins beduidende groep uitgegaan, of altoos waren er enkele malcontenten, enkele , , Einspanner", enkele mannen, wien het loepen in het gelid tegenstond, en die zich dan links of rechts Js; ole£rden.

Het vreemde ligt dus niet daarin, dat dit ook nu gebeurde, maar veeleer hierin, dat het zoo bijna «ïV? gebeurde, en beperk: bleef tot zoo uiterst geringe afmetingen.

.Dit gelukkige feit toont hoe normaal ei^ kern gezond het kven in de beide groepen, die zich te Amsterdam vereenigden, reeds geworden was; hoe machtig het onderling vertrouwen werkte; en met hoe sterke banden van trouw en gehechtheid liien zich onderling verbonden geveelde.

Zelfs mag de opinie geuit, dat Ds. Van Lingen, juist doordien hij zich aan de spits van deze beweging stelde, ze gestuit, Ja plaats van bevorderd heeft.

Hij toch was onder wat men de Christeiijke Gereformeerden noemt, in den vollen zin des woords een neophyt, d. i. een pas aangekomene; iemand, die zijn lidmastshap ia hun kring nog slechts bij maanden telde ; en bovendien een man, die de laatste jaren duidelijk blijk had gegeven, dat hij tot de kerkelijke nomaden, behoorde, die niet ongaarne van plaats naar plaats trekken.

Her in Amsterdam vooral kennen we dien eigenaardigen trek en éi^ sterke neiging, om gedurig te verhuizen, vaa nabij.

Er zijn kleine families hier ter stede, die het geen twee ^jaar in een zelfde woning uithouden, en bij haar omwandeling langs onze straten en grachten altoos gehypnotiseerd worden, door de bordjes die aan den deurpost zijn aangeslagen: Een huis te huur. Een huis met tuin te huur. En wat dies meer zij.

Die nomadische trek kan nu ook een kerkelijk karakter aannemen, en er toe doen neigen, om keer op keer van kerk te wisselen.

En iets hiervan heeft men dan ook metterdaad bij Ds. Van Lingen meenen op te merken.

Hierop nu maken we geen captie. We vellen geen oordeel. Een ieder sta of valle zijn eigen Heer. Al wat we pogen te geven is een psychologische verklaring.

Maar in verband hiermee is het dan toch natuurlijk, dat het kerkelijk publiek van Ds. Van Lingen nu juist niet een indruk van overgroote vastheid ontving.

En dit nu, gevoegd bij het feit van zijn nog zoo versche toetreding tot de Christelijke Gereformeerden van eertijds, maakt het volkomen verklaarbaar, hoe zelfs zij die eerst nog aarzelden, plotseling van alle separatisme afzagen, zoodra ze merkten dat Ds, Van Lingen er van aan het hoofd stond.

Niet alsof ze geen eerbied hadden voor zijn persoon en talenten; ook niet alsof ze zijn gymnasialen arbeid niet met ons hooglijk waardeerden; en evenmin alsof ze niet soms gaarne door zijn bezielde taal gesticht werden; maar alleen omdat hij nu juist niet de man was, om hun kerkelijk bijster veel vertrouwen in te boezemen.

Er is ook een ne sutor tdtra crepidam, wat wij uitdrukken door het spreekwoord: Schoenmaker, houd u bij uw leest.

En nu oordeelt het kerkelijk publiek terecht, dat mea een uitnemend paedagoog, een ijverig belijder, en een keurig prediker kan wezen, zonder daarom nog die eigenaardige gave en die bijzondere kennisse te bezitten, die voor de oplossing van kerk-? rechtelijke vraagstukken onmisbaar zijn.

En waar nu aan den eenen kant de oude Van Velzen zich naar Amsterdam liet dragen, om God voor de gesloten vereeniging te danken; en voorts alle vaderen der Christelijke Gereformeerde kerk, met alle tolken en leidslieden, op dien lofzang van vader Van Velzen uit volle borst het Amen spraken, daar is het volkomen begrijpelijk, dat de groote schare in alle steden en dorpen gezegd heeft: Als Van Lingen tegenover al die trouwe mannen gaat staan, volg ik Van Lingen niet.

In de weken, dat de Heraut zonder leaders pleegt te verschijnen, heeft onze hoofdredacteur het hard te verantwoorden gehad , ., in de Heidenbode.

Achter dat anders niet onaardige bladeke zit, gelijk ieder weet, niemand minder dan de gewezen Deputaat naar de Indische kerken op Middea-Java, Ds. Lion Cachet,

En daar nu onze hoofdredacteur, op verzoek van Directeuren, het gewaagd had te Groningen iets over de zending te zeggen, en de Heraut van dit gesprokene een kort verslag gaf, komt Ds, Lion Cachet in dé Heidenbode tegen het in die speech geconstateerde op, en vernietigt ons met zoo wisse, duidelijk sprekende en concludeerende cij-

fers, dat de lezers van de Heidenbode wel moeten gedacht hebben, dat het ook maar beter was over de zending geen bce of ba te zeggen, als men er zooveel als niemendal van af weet.

Verbeeld u toch, in het Heraut-vtïsls.? , stond heusch, dat te Groningen het getal zendelingen, sinds 1792 van alle kanten uitgezonden, KOU geschat zijn op 21? 00.

En dit nu ging natuurlijk voor een missionair statisticus als de redacteur van de Heidenbode al te ver; en daarom riep hij ons toe: Wat 27CO in een eeuw? Er 2ijn er wel 5000 op dit oogenblik.

Deze polemiek nu heeft ons geheel verbijsterd, en tevens wei wat bevreemd.

Want natuurlijk stond het fout in ons verslag. Daar is geen quaestie over.

Maar. ... en dit doet alles af, Ds. Lion Cachet is er te Groningen zelf bij geweest, i en heelt dus kunnen en moeten hooren, dat te Groningen het getal van 2700 zendelingen genoemd is, niet als bet aantal zendelingen dat sinds 1792 zou zijn uitgezonden, maar als-het«getal zendelingen dat op dit oogenblik arbeidt.

De bijx'oeging „sinds 1792" sloeg alleen op het milliard aan goud dat voor dezendmg is saamgebracht en uitgegeven, en volstrekt niet op het aantal missionarissen.

Er is dus niets in het spel dan de verschrijving van een verslaggever, die later, uit zijn gemaakte aanteekeningen, zijn verslag opschrijvend, dat 1792 óók op de missionarissen heeft laten sïaan.

Nu zoudc-n wij echter op onze beurt Ds, Lion Cachet wel willen vragen, hoe hij aan zijn zooveel hooger cijfer, we nr.eenen van omstreeks 5000 komt.

Onze opgave steunde op de toen juist in Juni uitgekomen statistiek, die ia het feestboek van het Engelsche Baptistengeisootschap is opgenomen, en gedetailleerd VQor elke missie staat opgegeven.

En al geven we nu toe, dat zulke cijfers nooit heel secuur gaan, omdat er onderhand altoos zendelingen afvallen en bijkomen, spreekt het toch wel vanzelf, dat dit verschil niet over de duizend en twee duizend kan ioopen.

Op tweeërlei zij daarom hier gewezen. In sommige opgaven worden ook inlandsche evangelisten meegeteld, en ook meegeteld inlandsche predikers bij geheel zelfstandige kerken, gelijk in Australië en op Madagascar.

En die nu is onjuist.

Het karakter van zendeling bezit alleeii hij, die zijn zending ontving en nog heeft van een ander dan van de groep, waaronder hij werkzaam is.

Zoodra een uit Heidenen of Mahornedanen geboren kerk genoegzaam zelistandightid erlangt om zelve te ordenen, verliest de aldaar dienstdoende geheel en al het karakter van zendeling.

Op dien grond handhaven we het cijfer van 2700 voor de thans in dienst zijnde zen-lelingen.

Evenzoo staat het met het cijfer der „bekeerlingen."

Het is volkomen waar, dat dit getal niet zelden op twee millioen wordt opgegeven. Warneck schat het zelfs op 2, 213, 000. Edoch zelf merkt hij er bij op, dat ia dit cijfer tal van inlandsche kerken begrepen zijn, die niets met de zending uitstaande hebben.

Zelf stemt hij dan ook toe, dat het aantal Avondmaalgangers, dat onder de leiding der zendelingen staat, in den ruimsten zin genomen het cijfer van een half millioen weinig te boven gaat, terwijl men alleen door de kinderen der bekeerlingen, en de overige nag alleen gedoopten er bij te rekenen, op een kleine twee millioen komt.

Bedenkt men nu echter wat Ds. Lion Cachet ons zelf in zijn openhartig rapport over de geestelijke gesteldheid, zelfs van ten Avondmaal toegelatenen meedeelt, dan is het boven allen twijfel verheven, dat men deze cijfers cum qrano salis moet opnemen, en dat het getal der mannen en vrouwen in de static's, die betuigen kunnen:

„Wij weten dat wij uit den dood overgegaan zijn in het leven", stellig niet boven het half millioen mag gesteld. En over dit cijfer nu blijven we klagen, dat het tegenover de ruim duizend millioen, die op deze aarde wonen, en nog geheel van den Christus vervreemd zijn, een uiterst pijnlijken indruk blijft maken.

Wat eindelijk de opmerking betreft, dat de zendingsijver, die sinds de vorige eeuw ontwaakte, ten onrechte in verband zou zijn gebracht met de piëtistische beweging in Duitschland, zij het ons vergund er aan te herinneren, dat de Deensche missie wel terdege aan Francken haar ontstaan dankte, • en dat het toch deze Deensche missie was, die, in verband met de missie der Hernhutters, het eerst nieuw en krachtig zendingsleven toonde.

Wel toch waren reeds in den aanvang der i8de eeuw in Engeland de Society for the Propagation of the Gospel in foreign parts en de Society for promoting Christian knowledge opgericht, maar krachtig leven school in de^e vereenigingen niet. In 1701 bracht de eerste vereeniging niet meer dan 1500 p. St. bijeen, en in 1791, bijna een eeuw kter, was haar budget nog niet boven 2500 p. St. geklommen.

Doch waartoe hierover langer getwist? Wat ons spreken en schrijven over de zending bedoelt, is alleen werkelijkheid van schijn te onderscheiden, en voorts een poging te wagen, om de Gereformeerde kerken tot een zendingsijver aan te vuren, die niet in Engelsch-Methodistische paden verloopt, maar den moed en de geloofskracht bezit, om te werken uit haar eigen zuiverder beginsel.

En hierin kan, dunkt ons, de Heidenbode met ons meegaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

In den nieuwen jaargang

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's