GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bedrogen uitgekomen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bedrogen uitgekomen.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 10 Fcbr, 1893.

Met het nieuwe bondgenootschap tusschen de Synodalen en Liberalen wil het nog maar niet best boteren.

Het is nu ses, seven jaren oud, tn. toch loopt het nog niet.

En dat niettegenstaande het onder zoo gelukkige auspiciën reeds in'^i886, tegelijk op politiek gebied én op kerkelijk terrein werd aangegaan, om korte jaren daarop publiek te worden.

Politiek makelaar was Dr. Bronsveld, die te Utrecht den zoen met het Liberalisme sloot, eu Seyffardt op dea voorgrond schoof, met wie»! men thans bij Oorlog zit. Ea op kerkelijk gebied deed Dr. Vos EÏjn makelaarsdiensten, gesscundeerd, eenerzijds door Ds. Westhoff, die sinds zijn biezen' pakte en naar Indiö trok, en anderzijds door Prof. Dr. J. H. Gunning, dis sedelijk de Doleantie zoo slecht vond, ^en door Mackay als hoogleeraar in Leiden werd benoemd.

Nu liep het zoo de eerste v; ittebroodsweken tusschen de Liberalen en Dr. Bronsveld, en evenzoo tusschen de Modernen en Dr. Vos, nog zoo kwaad niet.

Lustig ging men, eik op zijn eigen terrein, aan het afmaken.

Om maar een enkel voorbeeld te noemen.

Dr. Bronsveld, met zijn Liberalen, maakte Heemskerk c. s. voor de Tweede Kamer af, en zorgde, dat er Liberalen voor insteê kwamen. En Dr. Vos, met het moderne Provinciale Kerkbestuur, geholpen weer door de moderne Synode, zorgde dat mannen van het qenre Dr. Rutgers als „Heidenen en Tollenaars" buiten de heilige kerkdeur werden gezet.

Mïn droomde zich dan ook in Abrahams .ïchoot, en toostte er met jubelzangen op, dat Dr. Kuyper nu zijn Sadowa en Moskou had gevonden.

De heeren waren, zooals men ziet, in de krijgshistorie niet best thuis.

Maar dat Sadowa vóór Moskou daarge­ laten, eilacen, wat viel dis iiieuvire combinatie tegen !

legen op politiek gebied aan Dr. Bronsveld, en tegen op kerkelijk gebied aan de modernen die voor beul hadden gespeeld.

Want ja, het kabinet-Mackay viel, en het kabinet-'Van Tienhoven-Tak werd onder luid hoezee van de Vaderlander ingdizald, maar nauwelijks had dit Kabinet zijnslectorale batterijen ontmaskerd, of de Utrechtsche renegaten riepen wee en ach over zoo boosaardige voornemens.

Neen, zóó hadden ze het niet bedoeld.

En op kerkelijk terrein liep bet niet beter. Daar kwam uit Londen bsïicht, dat Ds. Ternooy Apèl te Londen was gestorven, en zijn stoffelijk overschot kwam naar AmsterJam ovsr, en de „orthodoxe" Ds. Barger hield een roerende toespraak aan zijn graf.

Voorspel, dachten de modernen, vaneen verzoenende keuze, a!s er voor Ternooy Apèl een opvolger moest benoemd.

Maar hoe bedrogen ook zij uitkwamen. Op het drietal zelfs stond niet één moderne, en het geslacht der moderne predikanten te Arasterdam moet, tot gerechte straf voor hun vroeger exclusivisme, blijkbaar uitsterven.

Hierover nu is men in de moderne kringen slecht te spreken.

Berlage v/ordt stokoud, en is nooit een kracht op dqj'kansel geweest. Lauriilard was voor de modernen nooit zuiver op den graat, en had altoos nog van die ouderwetsche allures. Ter Nooy Af èl was dan altoos nog de man, die het moderne vaandel hier, practlsch althans, hoog hield.

Daarom hadden ze thans zoo al hun hoop gezet op een man van talent, In de kracht van zijn leven, die er de verloopen firma weer eens flink bovenop kon brengen.

En terwijl ze nu nieuwsgierig ovc-r het hekje stonden te Idjkcn, wie er als Aun man komen zou, verr.amen ze opeens het fatale besluit, dat er van een moderne ganscheiijk geera sprake is, en dat er in plaats van c Ter Nooy Apèl nóg een „orthodoxe" bijkomt. b

Ons nu verheugt dit.

Om de zaak zelve vooreerst, want de modernen hooren niet onder het kerkelijk vaandel, en ze hebben nooit anders gedaan dan, met de beste intentie, de kerk om koud brengen.

Miar ook omdat de moderneri te Amsterdam in 1886 gespeculeerd hebben op de Doleantie, om er zelf bovenop te komen.

Wat ze toen het ré^ime^KMyptr noemden, was hun nachtwerrie; en toen hebben se (Ter Nooy Apèl altoos uitgezonderd) hun moderne koppen bij de koppen der ethlschen gestoken, om de Gereformeerden te Amsterdam, door allerlei onheilige kunstmiddelen, buiten de deur te zetten, hopende, dat het kiescollege dan welhaast modern zou zijn.

Dit is niei geschied.

En hiermee ontvingen ze niet anders dan hun verdie-nde loon.

Maar bovendien, het is ook volstrekt niet ncodig, dat er moderne predikanten komen; want de mod^rrsen, die nog naar de Iserk willen gaan, kunness zeer wel meer dan één van de Synodale „orthodoxe" predikanten aarshooren.

We spreken nu niet van Deetman en Geselschap, liefst zullen we zelfs geen namen noemen, maar er alleen aan herinneren, dat o. a. ook Prof. Chantepie de la Saussaye onder deze rnannen nog altoos voor zóó zóó dunnetjes orthodox geldt.

Nu weet men bovendien, dat de ethische heerea op theologisch gebied almeer naar de modernen opschuiven, zoodat al het verschil tusschen deze „orthodoxen" en de? e modernen ligt in een eenigszinsanders ingekleede mystiek van het religieus gevoel.

En als men nu bedenkt wat oude termen de modernen in hun eerste opkomst zelven opzettelijk bezigden om de menigte over te halen, dan is er geen reden denkbaar, waarom ze enkelen van die termen niet ook nu aanhooren zouden, als ze ze zich in de Synodale kathedraal neerzetten, me.t een immeïs deftig publiek, onder het gehoor van een prediker, die het hun heusch niet te bang maakt.

Kerkelijk heeft juist daarom het metberoepen van een moderne geen de minste beteekenis.

Of het moest deze zijn, dat de v/ilkeur op den troon is gekomen.

Niet meer een belijdenis, die uitmaakt wat in en wat buiten de kerk hoort; maar de opinie van een ethische coterie, die geheel naar wilkeur, en al opschuivend, buitensluit wat voor de Coterie geen wierook brandt, en inhaalt wat met haar dweept.

De moderne er uit, maar erger dan Remonstrant en Sociajaan er in.

Em slak.

Er wordt aanmerking op gemaakt, dat er thans ook officieel namens de Gereformeerde kerken gesproken wordt van Zending onder Israël.

Dit doet de vraag rijzen: Moet men op alle slakken in zijn hof dadelijk zout leggen, of zijn er niet ook slakken, die vanzelf dood gaan.'

Natuurlijk staan we, v/at de zaak aangaat, geheel aan de zijde van hem, die dezen onjuistea riaam afkeurt. Ware het goed geweest, da» had men nooit anders moeten spreken da-i van de zending onder de Joden.

Ook in Engeland spreekt men van de yewisk mission, in Duitschland van Judenmission, ju.is!: zooals ook onze vaderen altoos van de Joden gewaagden.

Ook in het gewone spraakgebruik zal niemand zeggen: Zending onder de Heidenen, Mohaniedanen en Israëlieten, maar onder Joden en Heidenen.

In de kerkhistorie spreekt niemand van de Israëlietisch-Christelijke strooming, die Paulus het leven verbitterde, maar van de Joodsche Chri? lenen.

Men zegt niet: Daar is de Israëiletenbuurt, maar: d.iar is de Jode

En wat alles afdoet, in de Heilige Schrift wordt de tegenstelling tusschen de belijders van den Christus en de belijders van den Thorah nooit gesteld al.9 Christenen en Israëlieten, maar altoos als Christenen en Joden.

Een feit waaraan dan ook het spraakgebruik in heel de gedoopte wereld zich heeft aangesloten, v/ant in het spraakgebruik van alle talen spreekt de taalmakende gemeente niet van Israëlieten rnaar van Joden.

Ook onzerzijds is er daarom steeds op aangedrongen, dat men de naam van Israël in zijn geestelijke beduidenis zou laten staan, ais uitdrukkende: het volk van God in Oua-en Nieuw Verbond.

Juist zooals vire er ook steeds op aandrongen, dat men van Roomschen, en niet van katholieken zou rpreken.

Katholiek beteekent algemeen. En ook wij belijden in de XII Geloofsartikelen te gelooven ééne, alqemeene, heilige, Christelijke kerk.

Door nu dezen naam van katholiek aan de Roomschen over te laten, drukken we feitelijk uit, dat bij hen de ware kerk is, en dat wij niet in de alqerdeene of katholieke kerk zijn.

Iets wat ongerijmd is.

Dat de Roomschen ? .elven hun kerk zoo noemen, is zeer begrijpelijk, wijl zij hun kerk voor de eenige kerk houden. Onxe kerken zijn in hun oog geen kerken, maar secten.

Hetielfde hiërarchische begrip, dat ook in de Haagsche Synode aan het woord was, toen ze sprak van de „secte der doleercKden", wier Doop ze weigerde te erkennen.

Wil men spreken van Roomsch-catho-Ileken, het zij zoo, mits men zichzelf dan ook Gereformeerd cathoUek noeme; want catholiek is een iegelijk, die beweert tot de ééne, algemeene kerk van Christus te behooren.

Te veel hechten v/e hier nu wel niet aan, maar het is toch beter, dat men op zijn spraakgebruik lette; en dat komt even beslist tegen des naam van katholieken voor de Roomschen, als - van den naam Israël voor de Joden op.

Wij, Gereformeerden, maken er dus voor ons zelven aanspraak op, dat wij beslist catholiek zijn, en dat we beslist tot hei; Israël Gods behooren, en daarom is het altoos oppervlakkig en min juist, als men dien naam zonder protest aan anderen overlaat.

Dat nu de Joden zelven gaarne hebben, dat ze Israëlieten worden genoemd, laat zich begrijpen.

Zïï beweren, en terecht, niet enkel uit den stam van Juda, maar ook ten deele uit den stam van Levi, en voorts in Azië, Rusland en Polen ook uit andere stammen te Esjn, en zoo achten ze het osijuist, om allen saam Joden te noemen.

Maar historisch bezien, is het dan nog dwazer sich Israël te noemen. Immers er v/aren sedert SaSomos dood twee rijken van Juda en Lraël. Van Juda, dat de tempel behield, en van Israël, dat de kalveren diende.

Waar nu te kiezen is, zal het toch altoos wel zoo eervol zijn, hen naar het betere Koninkrijk i'an Juda, dan naar het afvallige Koninkrijk van Israël te noemen.

Soortgelijk gebruik greep ook ten onzent plaats. Holland was maar één provincie en toch noemt heel de wereld ons Hollanders, ook al zijn we uit Utrecht of Gelderland herkorastig.

De Pruisen heetea Prui^ien, ook al is Oost en West-Pruisen maar een zeer klein deel van het geheele Koninkrijk. Men praat niet van Britten, maar van „Engelsche reizigers", ook al zijn het lieden uit Wales of Schotland.

Het noemen van heel een taul of volk naar een deel van dat volk, dat meer op den voorgrond trad, is dus niets ongewoons, noch iets smadelijks, en in zoover kan er ook niets vreemds in liggen, om de afstammelingen van al de stammen te noemen naar den Koningstam Juda,

Op het kruis stond niet Koning van Israël, maar Koning der Joden Vat men dus den naam historisch op, dan is Israël £elfs een naam, die aanstoot geeft, en Joden de naam der eere.

Neemt men het daarentegen geestelijk, om uit te drukken het „volk van God", dan is het noemen van de Joden a's/j^'aé'/ rechtstreeksche verloochening van wat de Schrift ons leert, ingaan tegen onze Belijdenis, en van de Gereformeerde paden afdolen op de paden van het Chiliasme.

Dit echter bedoelen noch de Joden, noch de broeders van de Joodsche missie.

Onze landgenooten van Palestijnsche herkomst geven aan den naam Israëliet alleen daarom voorkeur, wijl de naam y, Jooa", naar veler schatting, in niet al te beste reuk staat.

En onze broeders van de Joodsche missie / hebben bun hierin ter wille willen zijn, om hen niet af te stooten, maar door een kleine voorkomendheid te winnen.

Dat dit hun niets geholpen heeft, is duidelijk.

Of ge u noemt missie onder Isrtël ol missie onder de Joden, men blijft precies even vijandig tegen u over staan.

Dit kan ook niet anders.

En uit dien hoofde is het zeker een fout, om dien verkeerdsn naam toch te houden, en zal er weer iets gevorderd zijn, als men ook deze kleine verschrijving gccortigserd heeft.

Maar al is hiertegen o. i. nset veel in te brengen, toch schijnt het daarom niet noodzakelijk, om de broeders van deze missie in mora te stellen.

Dit zou no> dïg, besliêt noodzakelijk en

onvermijdelijk worden, als ze piincipiee voor dezen naam opkwamen.

Dan toch zou men op Chiliasme stuiten, en dat ware geen oogenblik te dulden.

Maar hiervan mag men deze broeder.< 3 niet verdenken.

Wat ze ten deze deden, deden ze uit welwillendheid, om de Joden in te nemen.

En, is dit zoo, dan komt die zaak vanzelf wel op orde.

Dan gaan deze broeders ten laatste zelven inzien, dat correct ook in den naam te zijn, toch verkieslijker is.

Ons althans is het Riet wel denkbaar, dat over tien jaren die naam er nog zijn zou.

Over fien jaren is, ook zonder zout, o. i. deze slak al lang dood.

Grof.

Qui se f ache a tort zegt het Fransche spreekwoord, wat wij zeggen zouden: Wie zich boos maakt heeft ongelijk.

Nu, daar weet de H? rvormin^ van te spreken.

Ze maakte zich toch niet alleen boos, maar werd zelfs grof.

Men oordeele:

»Dr. Kuyper houdt in De Heraut de lasterlijke aantijging, dat de modernen hun Kerstfeestviering op de Zondagsscholen enkel als ^reclame" aanwenden, niet alleen vol, maar verscherpt zijn beschuldiging, door ze thans over heel hun Zondagsschoolwezen uit te spreken. Wat doet gij daardoor anders, schrijft hij, dan door misleiding (hijzelf cursiveert) vooral de lagere volksklasse naar uw kant trekken?

En wat geeft hem de driestheid, dus te spreken?

Hij is, zegt hij o. a., zelf jaren lang modern geweest, en kent dus zeer goed het klappen van de moderne zweep. Nota bene!

Wat voor »moderne" hij indertijd geweest is weten wij niet.

Hoeveel jaren — evenmin.

Maar in elk geval, na den tijd dat hij een of ander modern dogmatiekje , in zijn hoofd had, heeft het godsdienstig leven der modernen zich ontwikkeld, en die ontwikkeling heeft hij niet mee doorleefd. En als hij haar optreden van buiten af heeft gageslagen, dan blijkt uit heel zijn oordeelen, hoe hij dat heeft gedaan: als partijhoofd, die ook in anderer doen en laten niet dan partijmanoeuvres ziet.

Tegenover hem, die een vijf en twintig jaar geleden een tijdje »modern" was, geeft onze ervaring, opgedaan terwijl wij al die jaren lang meeleefden met de modernen, ons de vrijmoedigheid te verklaren : gij geeft valsche getuigenis; gij lastert wat gij niet kent. En met al uw praten, een kolom bijkans vol van uw blad, kunt gij dat niet goedpraten."

We hebben met ons woord reclame, en dat wisten we ook v/ei, een gevoelig puntje bij de heeren modernen geraakt.

Met hun kerkhouden gaat het niet te best, maar met hun Zondagsscholen loopt het nog een vaartje, en nu kunnen ze het niet hebben, dat men hun eens duidelijk ^egt, hoe weinig eerlijk ze eigenlijk in heel hun Zoadagsschoolhouden .ïtaan.

Wat zullen ze rm doen?

Zich dat woord „reclame" l.aten aanleunen, vi? !ilen ze tot geen prijs.

Aantoonen, dat het niet waar is, kunnen zo niet, want ze weten uitstekend wel dat de Zondagsscholen van zeer orthodoxen oorsprong zijn, en dat zij deze slechts nabootsten. Ze weten opperbest, dat een moderne niets xsca het Kerstevangelie gelooft en dus door zijn meevieren van het Kerstfeest een valsche rol sptrelt. En ze weten ook zeer goed, dat ze toch op Kerstfeest moeten, meedoen, omdat anders zou uitkomen, dat hun Zondagsscholen geen Zondagsscholen zijn, maar moderne propagandaschooltjes onder orthodox etiket.

In die verlegenheid nu deed de Hervorming v/at gewoonlijk doet, w!e er in zit en er niet uit kan, ze werd boos en grof.

Erger nog, ze werd ook in concreten zin oneerlijk.

Ze schreef toch, dat door ons gezegd zou zijn: De modernen houden die Kerstfeestviering op hun Zondagsscholen enkel uit reclame.

Ware nu dat woordeke: enkel, van ons geweest, zoo hadden we metterdaad valscb getuigenis gegeven.

Maar zie, dat woordeke, waarop hier alles aankomt, schoof zij er in.

Het is niet van ons, maar van haar.

Recemie,

Van Dcichsels Bijbelverklaring is onder redactie van Ds. H. van Griethuysen te Oosterwolde, een nieuwe druk verschenen, waarvan nu reeds het eerate deel gereed ligt.

Ds, Feh'x leidt de uitgave in en zegt er 0. a. van:

De eerste druk, in eene groote oplage overal (Nederland, Amerika, Zuid-Afrika en onze koloniën) verspreid, is sints lang uitverkocht, wordt nog steeds gevraagd en op verkoopingen voor veel geld gretig gekocht. Toch kleven aan dien druk gebreken, die eerst langzaam bij het lezen gevoeld werden, en die niet konden uitblijven juist door het groot aantal handen, die aan de omwerking bezig waren, terwijl hare hoofden niet dezelfde inzichten hadden en ook niet dezelfde methode volgden. Daardoor wordt de zoo noodige éénheid gemist en ontstaat tusschen het eene Bijbelboek en het andere nu en dan eene verscheidenheid, die niet behaagt, omdat ze niet zelden tegenstelling wordt. Ook de lange duur, tusschen het verschijnen van het eerste en van het achtste deel, heeft daaraan mede eenige schuld. Dat uit alle eeuwen en alle Christenlanden, van alle protestantsche godgeleerden allerlei aanhalingen — vaak veel te lang — bijgebracht zijn, om bijbelteksten te verklaren en toe te passen, maakte de eenheid te onmisbaarder. En hierin vooral treedt de verscheidenheid juist het meest op den voorgrond. — Djt bij de verklaring van den grondtekst aan Calvyn en Hugo Grotius, aan Tholuk en de Wette, aan 1. A, Bengel en \V. A van Hengel evenzeer

het woord wordt gegeven, is billijk, is zelfs noodig. Maar dat — waar het op de praktijk I der waarheid aankomt — eene overdadige bloemlezing wordt gegeven uit de werken van Gereformeerden, Roomschen, Symbolisten, Millenisten, Ethischen, Wesleijanen, Methodisten en nog anderen, brengt te weeg dat zij, die niet met oordeel des onderscheids kunnen lezen, zeer gemakkelijk in verwarring kunnen geraken, vooral omdat ook hierin door het onderscheiden standpunt der bewerkers, geen éénheid van methode kon gevolgd worden.

Hierin is veel waars.

Ds eerste druk was te overladen, en in zich-zelve te ongelijk. _ De geachte eerste uitgever Ds, Van Lingen, drukte op zijn werk te veel het stempel af van den overgang, dien hij zelf onder het bewerken van het confessioneele naar het Gereformeerde standpunt maakte.

Daardoor sprak er te weinig eenheid uit de toelichting', ea dit verwarde het recht verstand der Schrift bij het gebruik.

Toch zal het ook aan Ds. Van Griethuysen niet gelukken, om dst euvel geheel te boven te komen.

Dachsel was nu eennjaal niei Gereformeerd, en zijn werk is niet in een Gereformeerde Bijbelverklaring om te zetten. Ook wat we nu ontvjngen toont dit.

Wat b.v. bij Lev. i8 : i8 wordt opgemerkt, is in zijn strekking niet onjuist, maar beroept zich feitelijk alleen op wat de»Evangelische kerken, " d. i. de Luthersche kerken van Duitschland op dit oogenblik erkennen.

Toch Is Düchsel nog vergelijkenderwijs het beste wsX te bieden valt. Henry ea Stackhousen is te duur en te verouderd,

Eii daarom bevelen ook wij deze uitgave aan, in de stille hoop, dat het Ds. Van Griethuysen in toenemende mate gelukken zal, het Gereformeerde in de Bijbelverklaring meer tot zijn recht te laten komen, en onder voorbehoud, dat onze predikanten • er bij hun bedlening va, n het AVooïd niet op afgaan, maar wat Dachsel zegt eerst toetsen aan de kantteekeningen en aan wat Calvijn zegt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Bedrogen uitgekomen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's