GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Doch op u zijn mijne oogen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Doch op u zijn mijne oogen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch op U zijn mijne oogen, HeA-e, HBEBE! op U betrouw il-k, ontbloot r\lhnnt miinp ijne ziel yïp niet. Psalm 141 : 8.

De zuivere religie staat zoo hoog. Er is in den zuiveien en onbevlektengodsdienst nooit sprake van een vergelijk; van een voor lief nemen; van een vrede hebben van öodsaijde met de halve volbrenging van zijn heilig gebod.

Wat uw God van u vraagt is nooit, en op niet een eenig punt, iets minder danalles.

Hij vraagt niets dan liefde. Liefde voor Hem, uw Vader die in de hemelen is. Maar Hij rust, en kan niet rusten, eer gij die liefde Hem wijdt ea toebrengt v^ïtheel uw ziele, met uw gansche hart, met al wat uw verstand in zich besluit, en in het feitelijke leven met al uw krachten.

Al ware het dus, dat gij twaalf volle uren des daags in de lieide voor uw God onbevlekt, onverzwakt en bestendig, naar gedachten, v/oorden en werken gestaan hadt, dat alles zou u nog niets nutten en u de kroon der overwinning nooit verwerven doen. Immers God de Heere vraagt niet maar twaalf uren van den dag, maar al den dag al uw liefde vanuw wezen en heel uw persoon.

In niets mag toegegeven aan wat ook maar een haarbreed van de volle, rijke diepe liefde voor uw God afwijkt.

Aan uw belang, aan uw zucht naar geluk en naar genot, aan de eischen van de wereld en het overweldigende leven, aan de klem der omstandigheden, aan den drang van vrienden of mag^n, of wat het ook zij, mag nooit en nimmer iets, hoe gering ook, ingewilligd en ten offer gebracht.

Zelfs de zin, de neiging tot zulk een inschikkelijkheid mag niet in u opkomen. *

Ja, niet alleen dat ge bij eiken strijd die opkomt, met hart en ziel u aanstonds aan de zijde van God en zijn gebod hebt te scharen; maar ook positief moet al de uren uws levens de dratig der liefde voor uw God, als een prikkel dieu aandrijft, bszielt en werkzaam maakt, u verteren.

En daarom zij het herhaald: De zuivere en onbevlekte religie staat zoo hoog. Wezenlijk vroom te zijn én God lief te hebben, niet in schijn, maar in der waarheid, is de heiligste en hoogste kunst, die het kind der menschen te leeren heeft.

En beeld u nu niet in, dat diehoogeen heilige kunst der vroomheid na een geestelijke inspanning van tien of meer jaren, indien God u zoo lang het leven gunt, wel allengs uw deel zal worden.

Wie zich dat inbeeldt heeft in het diepst zijner ziel reeds een verdrag, een vergelijk, een schikking met zijn God aangegaan.

Een schikking, waarbij het er dan op neerkomt, dat wé van zekere genoegens, zekere zonde, zekere wereldsche verkeerdheden ons zullen onthouden; dat we zekere vrome vormen met nauwgezetheid zullen waarnemen; dat we ons zekere ofïers ter eere onzes Gods williglijk zullen opleggen; en dat we in den dienst onzes Gods en voor zijn Koningrijk zeker deel van onze krachten en van onzen tijd zullen afzonderen.

deren. Die zich dat dan niet maar voorneemt, maar het ook nakomt, staat in hooge reuke van Godzaligheid bij de menschen, en loopt erfistjg gevaar, ook in eigen oogen een vroom en geestelijk mensch te zijn.

En toch, dan is het hoog gebod geschonden. Dan is de heilige wet des Heeren ter neder geworpen. En dan is de droeve uitkomst, dat uw Vader in de hemelen met een klein deel genoegen moet nemen, waar toch zijn eisch zoo onverbiddelijk klinkt, en blijft klinken, dat Hem alles, elk oogenblik, van heel uw persoon en wezen, in heilige liefde toekomt.

En daarom is al zulke vroomheid onvroom. Ingebeeld. Onwaarachtig. Den schijn der godzaligheid hebbend, maar het ivezen der vroomheid dervend.

Maar wat dan?

Zullen we er ons dan waarlijk toe zetten, om van nu af, om morgen, en voorts al de dagen onzes levens, Gode die volkomene offerande eener onbevlekte en nooit bezwijkende liefde te brengen.

Geen verdrag met onze ziel. Geen vergelijk met onze consciëntie. En dus van nu voortaan God liefhebben rnet heel ons hart, met onze gansche ziel, met al ons verstand, en met al onze krachten

o, liet zou heerlijk zijn. Het zou hemelsch, het zoo goddelijk wezen.

Maar wat baat u die illusie, als ge uit de heugenis der besten en vroomsten geen anderea klank opvangt, dan dien van geestelijk onvermogen, straks van bitter berouw; en als uw eigen zielservaring het u zoo verpletterend aanzegt, dat het u nooit één enkelen dag, wat zeg ik, nooit één enkel uur gelukt is, zóó heilig, in zoo alles verterende liefde voor uw God te staan.

Eén is er ja geweest, die alzoo God lief had. Maar wien zult ge naast dien Zone dês ménschéh plaatsen, als in liefde voor het Eeuwige Wezen, hem, den Zoon des menschen, gelijk.'

De oprechtheid duldt hier geen verbloeming.

Voor dat ééne hoog en heilig gebod bezwijkt een ieder. Niet slechts een enkele maal, maar al de dagen en uren zijns levens.

Bezwijkt niet alleen de onbekeerde, maar wie bekeerd is met hem.

Van hiernamaals spreken we nu niet.

We bepalen ons tot het leven van Gods kinderen hier op aarde.

En, helaas, dan ruischt er maar één stemme door het zielsleven en het zielelijden van alle vromen, de stemme des gekiags en des verzuchtens, dat ze God wel wilden liefhebben, en ook wel liefde voor het Eeuv/ige Wezen in hun ziel gevoelden; maar dat God zóó lief te hebben als het moet, als God het vraagt, en het voor den Heilige alleen bestaan kan, in niet één hunner werd gevonden.

Vandaar dat al wie waarachtig vroom is naar den Christus dringt, naar Hem dringt in het mysterie der plaatsbekleeding.

Hij voor ons en wij in Hem. Hij de volmaakte in heilige menschelijke liefde voor onzen God. In Hem het eerste en eenige menschelijke hart, dat hier op aarde God lief heeft gehad met alle krachten.

En die eenig volmaakte Heiland voor ons intredend, zoodat elk kind van God achter Hem voor God schuilt, als riep het uit het diepst der ziele: Niet wij o, God van alle ontfermingen, kunnen u liefhebben naar uw heilig gebod. Maar Hij, de Zoon des menschen, onzer één, onze Heiland en onze broeder, Hij heeft u liefgehad mgj. een volkomene liefdev Zie ons aan, en wees ons genadig in iïem.

En zeker, in dat mysterie ligt vertroosting. Er straalt ons heilige vrede uit toe. Een Christus die niet alleen onze zonde verzoend, maar ook de heilige Wet, het hoog Gebod des Heeren, in onze plaats en voor ons volbracht heeft.

Ja, we verstaan het niet, hoe er Christenen kunnen zijn, die in Golgotha roemen, omdat het zoenoffer voor hun schuld is gebracht, en die aan dit volbrengen door Christus van de Wet Gods in hun plaats, geexi behoefte schijnen te gevoelen.

Stellig predikt dan ook het volle Evangelie niet, wie dien diepsten zin van Jezus' daadwerkelijke gehoorzaamheid verzwijgt.

Maar toch ook bij dit mysterie der plaatsbekleeding kunt ge niet staan blijven. Zonder meer bevredigt het de diepste behoefte van het naar liefde en vroomheid dorstend gemoed niet.

Levend wofdt dit mysterie dan eerst, als in onze ziel de orde wordt omgekeerd, en we het aandurven, om ook de liefde voor God in onze ziel, van onzen God te verwachten.

Doch op U zijn myne oogen", riep de Psalmist in de beklemdheid zijner ziel uit. Toen alle raad hem ontging, en alle hope bezweek, en er geen kracht meer in hem was, toen zag hij van zichzelf, van de wereld, en van al wat vleesch is af, om zijn oogen eeniglijk te richten op den Heere zijnen God.

En zoo moet het ook hier zijn. „Op U zijn mijne oogen", ook in dit

diepe mysterie des geloofs en der liefde. Ik moet U, o, mijn God lief hebben. Van mij moet de liefde liaar u uitgaan. Dit eenig offer der liefde moet u door en uit mijn hart gebracht worden.

Maar wie ben ik voor U, den Heilige, dat ik U minnen zou met een liefde die voor U bestaan kon.

En toch het moet. Gij hebt het geboden. Op de liefde voor

U is ook mijn hart aangelegd. En ik kan niet. Uit mij komt het niet.

En toch is er geen wanhoop in mijn ziel, want mijne oogen zijn op U.

Ook die liefde, waarmee mijn afgewende ziel U, mijn God, zal minnen, ligt in het

bundelken uwer genade besloten. Van U daalt ze in mijn hart, opdat ze uit dat hart weer tot U opklimme. J

Liefde, liefde voor God, door den Heiligen Geest in mijn binnenste uitgestort.

En nu werkt die liefde. Bij oogenblikken verkeert ze de ziel in heilige teederheid.

Ze is als een lichtstraal van boven, die telkens door de nevelen van mijn zelfzucht heenbreekt.

Als ik ze ban door mijn zonde, komt ze toch telkens weer mijn ziel verkwikken. Ja, meer nog.

Eens ver­ Eens blijft die liefde eeuwiglijk. zal ze heel mijn wezen en persoon vullen.

Eens zal die liefde voor God al mijn leven zijn.

En daarom, ik ben nooddruftig en ellendig, en boven allen nood kan het gemis aan de liefde voor God het bangste worden. En toch vrees ik niet, want Gij, o, mijn God zult het voleinden. Mijne oogen zijn op U!

Voor Eootwijk's Scholen.

Ontvangen door Ds. H. W. VAN LOON: Van Mej. v. d. B. ƒ25; Mevr. H. ƒ 5; uit het busje van de familie S. f 4; door Ds. van Schelven, van N. N. / 10; X. ƒ 5; uit een busje / 5; van N. N. 1823 ƒ 1.50; Mej. B. ƒ 10; S. S. H. te A. / 10; G. Moll te Nijkerk ƒ i en ƒ 2.50 gevonden in de collecte; C. A. H. ƒ 2.50; door den heer Grosheide van Ds. Lion Cachet 2.50 en ƒ 10.

Ingekomen bij Ds. HOUTZAGERS: Uit Nijkerk, Ps. 116, 'kWil liefde en lofvoor Hem ten offer mengen, coup. ƒ 2.471/2'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's

„Doch op u zijn mijne oogen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's