GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Theologie voor stadsgeld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theologie voor stadsgeld.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook in ons blad zij met een enkel woord gev/ag gemaakt van den keer dien allengs de loop der zaken in den Amsterdartischen Gemeenteraad nam.

Tot dusver werd er in Amsterdam Synodale Theologie voor stadsgeld beoefend.

Hoe dit kon, verstaat niet wie het drijven der Coterie niet kent,

Auders tjch schijnt het zoo goed als ongelooflijk, dat in de tweede helft der negentiende eeuw een geheel liberale Gemeenteraad er ; heuach toe zou gekomen zijn, om stadsgeid te gaan besteden aan de beoefening van een Confsssioneele Theologie.

Dit is niet te sterk gesproken.

Immers het gold juist die vakken, die men, wijl ze confessioneel waren, althans niet in de Theologische facultei!: der Siedeiijke Universiteit-had mogen opnemen.

Het gold dus de pur-sang corde.ssioneele vakksn. Cosfes.sioneel in den hoogsten graad.

En toch voor het doceeren van die vakken is onder de auspiciën vaa enkel libelalen jarenlang geld uit de stadskas genomen, alleen om de vriendjes te hulpe te komen en de Synodale kerk tegenover haar machtige concurrenten te beschermen.

Nu was hiertegen rusteloos geprotesteerd.

Van alle kanten kwam critiek, een critiek zoo vernietigend, dat de zaak stuitend en belachelijk was geworden.

Maar dat alles hielp niet.

Tegen alle gezonde rede in hielden de liberalen zich aan hun schijnredeneering, en de stad betaalde het geld uit.

Buiten allen tv/ijfel zou dit dan ook nog zoo zijn, indien de liberalen in den Raad meester waren gebleven.

Da mannen der Có'.erie toch zijn onbekeerlijk, en ge kunt niet anders doen dan ze opzij zetten, want, zoolang ze blijven zitten, volharden ze in hun opzet.

Doch ze waren dan nu ook opzij gezet.

Opzij gezet door de vereenigde actie van antirevolutionairen, radicalen en Raom> schen, en zoo is het thans mogelijk geworden; dat het voorstel van Mr. Heineken er doorging.

De stad.«kas is nu voor de Synodale Theologie gesloten. Het onrecht is afgesneden. En de Synodale heeren zullen than? , gelijk wij üat ook doen, voor hun Ttieologie zelven mogen betalen.

Toch zijn we nog slechts halverwege.

Immers niet alleen de kerkelijke hoogleeraren, m.aar ook alle Taeologische hoogleeraren behooren in de toekomst door gegegadigden zelven betaald te worden; en de strijd mag niet rusten, eer alle Theologiache faculteiten aan de publieke universiteiten zijn opgeruimd, en alle Teleologisch onderwijs door de kerken of de leden der kerken uit eigen fondsen betaald, wordt.

Mst den S.aatsarm geld uit den zak van een Jood te nemen om Christelijke Tiieologie te bekostigen, of ook geld door dwang van de Roornschen af te persen om Protestantsche Theologie te laten onderwijzen, of eindelijk om geld uit onze beurs te kloppen om Moderne of Ethische Tüeologie of groninger Arianisme te laten doceeren, is te krenkend, om op den duur geduld te worden.

En wat onszeiven aangaat, we stellen den eisch der Gereformeerde Theologie te hoog, om vobr haar bloei ook maar één gulden van Joden, Roornschen of Synodalen te begeeren.

De Gereformeerde Theologie blosie op eigen wortel, en leve van de liefde van wie haar minnen.

En al duurt het nu nog eenigen tijd, eer we dit stuitend privilege ook te Utrecht, te Leiden en te Groningen vernietigd ebben, toch twijfele niemand aan onze ekere overwin «ïing.

Zich met taaihtid te verdedigen is de ewoonte van elk privilege, maar het moet en leste zwichten, omdat het, enkel op rofijt belust, steeds volslagen ontbloot is an alle zedelijke en geestelijke kracht.

Zetten»

Ds veïeenigiüg Kerkhulp, die jongelseden teunt om aaa Gereformeerde gymnasiums e studeeren, was ook voor Zetten steeds en krachtige hulp.

Van harts hopen v/e dan ook, dat de oging bij vernieuwing door Kerkhulp geaagd, om haar kas te stijven, met goeden itslag moge bekroond worden.

Eens bloeide Kerkhulp, sinds kwijnde et door de wisselingen dis Ds. Van ingen doorljj^p. Nu die periode achter ns ligt, vinde|bet wederom krachtigen steun.

Immers ook het Zettensch Gymnasium komt allengs weer op orde, en herstelt zich langzaam maar zeker, van den .schok waaraan het was blootgesteld.

Het Curatorium treedt den laatsten tijd ijveriger dan ooit vroeger op, en is er in geslaagd in Ds. Winckel van Oude water een Intendant voor zijn stichting te vinden, die de belofte van een schoons toekomst voor het Gymnasium met zich brengt.

De keuze was niet gemakkelijk.

In een opvol£er van Ds. Van Lingen, voor dit deel van zij« taak, werd zooveel veresscht, en moest zooveel yereenigd zija.

Daarom verheugt h«t ons te meer, dat de keuze zoo gelukkig uitviel, en dat thans de hope mag gekoesterd, dat óok dit Gereformeerde Gymnasium door nieuwe ontluiking welhaast zijn ouden bloei nog overtreffen zal

Kerk en Theologie,

Zij onder ons, die oordeelen, dat de geïnstitueerde kerken ook Theologie beoefenen kunnen, erkennen sntusschen eenparig, dat de beoefening der Theologie toch niet alleen en uitsluitend bij de geïnstitueerde kerken moet worden gezocht.

Van alle kanteo geeft men, zonder voorbehoud, toe, dat er wel terdege ook buiten de geïnstitueerde kerken beoelening der Theologie denkbaar is, eeuwenlang bestond, nog bestaat en evenzoo bestaan zal in de toekomst.

Dit punt is nu van alle zijden toegegeven; en daarom verheugde het on.s, dat ook broeder Ploos van Amstel hier bijviel, zonder verder op zijn goed bedoeld, maar toch onhoudbaar denkbeeld, dat heel de Universiteit van de gtïastitueerde kerken zou uitgaan, terug te komen.

Van uit dit vaste punt bezien we de ligging der zaak nu verder. Niet om reeds in dit ééne artikel, maar om allicht ixs. den loop van een jaar, de zaak zoo van alle zijderi toe te lichten, dat van lieverlee het gros van onze lexers op de hoogte van het geding kome en in staat gerake, om er eeriigszins over te oordeelen.

Steeds toch moeten we er nadruk op leggen, dat in het opgev/orpen vraagstuk allerlei moeielijke quaesties schuilen, waar de geloovigen, als zoodanig, eti dus ook de kerken, niet over oordeelen kunnen.

Over hetgeen de waarheid, over hetgeen de mysteriën. Gods, over hetgeen het leven des geloofs en de geloofservaring der kerken betreft, daarover oordeelt elk kind van God naar de mate zijner geestelijke bevinding, volkomen even goed, soms veel beter zelfs, dan een gestudeerd persoon.

Maar als er quaesties aan de orde komen, die «iet het geloofsleven van Gods kinderen, maar het be.stel van zaken op wetenschappelijk terrein raken, dan natuurlijk is er voorafgaande studie noodig, en die bezitten ds kerken als zoodanig niet.

Vandaar dat nu de kerken toch eenmaal in deze quaesties gemengd zijn, zij die de kerken liefhebben, niet anders kunnen doen, dan ze voorlichten, en de pogieg wagen, om althans de grove lijnen van het vraagstuk te doen uitkomen.

In dien zien en met die bedoeling nu, zochten we voor de kerken eerst een vast uitgangspunt, en achtten dit gevor> den te hebben, in de verklaring: Ds Ttieologie is geen monopolie van de kerk. Er is Theologie ook buiten de kerken.

Ea daar nu bovendien deze stelling ook door die broederen, die ten deze van ons verschillen, voetstoots is toegegeven, noodigen we onze lezers uit het aanhangige vraagstuk meer bepaaldelijk van uit dit uitgangspunt te bezien.

We sp.eken dien wensch uit, ook al mogen we veronderstellen, dat de meeste Heraut-lei.G.ïs in het hangende geding aan onze zijde staan.

Want al is dit zoo, toch is het goed en nuttig, dat ook de reeds overtuigde lezers van ons blad, zich steeds helderder rekenschap geven van hun overtuiging. Niets is zoo schadelijk, als dat rnen zich aan vi? ent, zekere opinii voor te staan, enkel omdat ze ons in het gevlei komt. Een goed Gereformeerde denkt na. Ea de kracht van het Calvinisme school steeds daarin, dat de slier ganzen die achter de eerste gans aantrippelt, nimmer ons ideaal was.

Het volk moet voorgelicht, moet ontwikkeld, moet verder komen. Niet hoofdzakelijk om, gelijk men dan wel eens zegt, in redetwisten met anderen niet met een mond vol tanden te staan; maar veelmeer om verantwoord te zijn en zich rekenschap van zijn opinie voor hst aangezichte Gods te geven.

Een goed Gereformeerde heeft ter laatste instantie altoos met den Heere zija God te doen, en vindt daarom rust noch vrede, eer hij met zija opinie en zijn invloed zich voor het aangezicht des Heeren zuiver voelt staan.

Eerst als hij zoo staat, staat hij sterk en onverwin.ijk, en het is door dien sterken stand voor God, dat het Calvinisme de wereld verbaasd'heeft, en nog zal verbazen. Indien geest en met die bedoeling onze voorlichting voortzettende, stellen we thans de vraag, of iets dat ook buiten de kerken om kan gedaan worden, ooit als zoodanig kan gezegd worden tnt de kerkelijke ambten voort te vloeien.

Ge geeft toQ, dat de Theologie ook buiten de geïastitiieerde kerken beoefend wordt. Het is v/el. Maar nu Is het toch duidelijk, dat er buiten de geïnstitueerde kerken geen kerkelijk ambt bestaat. I3 het dus ontegenzeggelijk, dat er Theologie ook binnen de geïastJtueerde kerken bloeit, dan volgt h'eruit rechtstreeks en noodwendig, at de Theologie «ïVif uit het kerkelijk ambt oor'ijomt.

Haast zou raen geneigd zijn te vragen, of het niet overtollig is, op zoo klinkklare waarheid nog opzettelijk te wijzen. En toch, dit moet wel geschieden, omdat he

geschil dat ons bsaighoudt, het gemakkeiijkst door de verwijzing naar teet kerkelijk ambt kata woïdea beskcht.

De gtïïistitueerde kerken, dit nsag als aller overtuiging aangeiioffieu, kusnen ala kerken niets kerkelijks doen dan door het ambt. Wel kaa er esn geïnstituesrde kerk bestasri, waarin de areibtea tijdelijk onbezet zijn, doordat de leeraar siieif esi de ouderlingen en diakenen uiïvielen; maar . dan verkeert zs ia uiterst gebrekkigen en mticiiteiooiiea toe& tand, ea moet mcM om verder te kosnea, toch in aller ijl de kerkelijke ambten weer doen vervuLen. Het anabt der geloovigen bestond dan nog wel, en erlangde bij zoo exceptioneelen toestand, zelfs hooger beteekenii; maar toch, in gehoorzaasnheid aan Christus, moet het ambt der geloovigen er zich dan vóór alle diagen op richten, om de bepaalde acubtea van leeraar, ouderlingen en diakenen weer te vervullen.

Bij de kerk als organisms is dit natuurlijk anders. In de kerk ais organisme zijn geen tnenschelijke ambten, en bestaat niet anders dan het drievuldig ambt van den Middelaar. M^jar in de geïnstitueerde kerk is het ambt onmisbaar. Ja nsen kan zeggen, dat de kerk eerst door en in haar ambzen als gtïnsiitueejde kerk openbaar wordt.

Ais geïnstltuesids komt een kerk daarin uit, ol as een kerkeraad heeft, of ze de bediening van het Woord en de Sdcramenten heeft, of er de kerkelijke tucht woidt geoefend, en of er ds dienst der BdrjKhartigheid van het altaar des Heeren plaaïs grijp^ En nu, immers dis; alles hangt geheel en volstrektelijk aan de kerkelijke ambten. Uit ambtsdragers ontstaat de ke.keraad; aileen ambtdragers kunnen Woord en Sacrament bedienen; alleen de ambtsdragers kunnen kerkelijke tucht oefenen; sileen de ambtsdragers kunnen barmhartigheid bewijzen van 's Heersn altaar.

De uitdrukking is dus niet te sterk gekozen, dat wat een kerk kerkelijk doet, zij dit altoos doet door het kerkelijk ambt.

Zd kan daarom ook wei niet-üevkelijke dingen dosrs. Zoo dit aoodig blijkt, waarom rdel?

Een geïasïitueerde kerk heelt gemeenlijk een gebouw noodig, heeit behoafie aan gaslicht of kaarslicht voor haai avonddiensten. Ze moet brood en vnja hebben voor haar Avondmaal. Ze moet Bijbels aankoopen. Zs kan een rechtsgeding moeten voeren. Heeft ze een orgel, zoo moet zs een organist hebben. Stookt ze, dan moet er brandstof aangeschait. Koitoui, een gtï.istitueerde kerk kan veel en velerlei moeten doen, waar niets kerkelij lts in ligt, dat met haar wezen ais kerk niets te maken heeft, waarvoor ze geen lastbrief van haar Heere heeft, en dat ze eenvoudig doet uit nood, door de bfchoefce der zaak, ol door de omstandigheden gedrongen.

Een huis koopen en laten opschilderen, of ook zeli' een huis bauwen. Gas bestel'en, K-iarsen opsteken. Brood zich aanschafie.o, V/ïjnlitea komen. Bijbels bestellen. Esn orgel laten bespelen en zooveel meer, kan ook de wereld doen, en ieder in de wereld. Dat men in een kerk deze dingen doet, vloeit dus uitsluitend uit gemeene behoefte voort; maar kerkelij ks ligt er in alle deze handelingen niets.

Een commissie voor het beheer, een kerkvoogdij, een kerkelijke kas, een koster, een organist, eea voorlezer, een voorzanger, een orgeltrapper, een kachelaanmaker, en wat men al meer zou kunnen opnoemen, bezitten ia niets een ambtelijk karakter. Het kan zijn, dat de broeders ouderlingen voorzingen of het orgel bespelen, es wat dies meer zij, maar ze 'doen dit alsdan niet als ouderlingen, als kon hst door geea ander geschieden, maar alleen om de kerk te hulp te komen en haar bij te staan.

Hetgeen alzoo de geïistitueerde kerken, als zoodanig hebben te doen, kunnen ze niet anders vattichtQn, dan door middelvan de ambten. Alleen v/at door de ambten geschiedt, draagt een kerkelijk karakter. Aüeen dat behoort tot de eigenlijke taak der kerk.

De geïnsti' ueerde kerk heeft een roeping van C& ristiis' wege. Haar taak is haar door Christus, haar Koning, aangewezen. Ea voor al datgene wat onze Koning aan zijn kerken als eigen taak aanwees, heeft hij haar een eigen ambt gegeven.

Juist daarom zijn deze ambten dan ook uitsluitend van aard. Ze bezitten ir? dea Eirengsten zin des v/oords eea monopolie. Het Woord ea de Sacramenten bedienen kan en mag alleen de ambtelijke persoon. Wat de niet ambtelijke persoon uitricht, is geen bediening van het Woord en is geen Sacrament.

Da regeering en de tucht der kerken kan f3iet anders dan van ambtelijke personen uitgaan, en al wat de Overheid zicb. aanmatigt om de kerk te regeeren of kerkelijke tucht te oefenen, is van nul en geener waarde. Kerkelijk bestaat het niet en rekent het niet mee.

En evenzoo, van het altaar des Heeren Uïtdselea kunnen alleen de ambtsdragers. Particuliere personen of vereenigingen kunnen van hun eigen schat geven, uit hun eigesi beurs uitdeelen, uit hun eigen kas, of uit ds kas der vereeniging handreiking doen, maar van het altaar des Heeren uitdeelen kan alleen wie in het ambt staat.

Is dit nu eenmaal helder ingezien, dan is het thans raet soo m.oeilijk, om de vraag te beantwoorde*!, m. welken zin en geest de geïnstitueerde kerken Theologie kunnen beoefenen.

Dan toch moet ook hier onderscheiden tusschen hetgeen de kerken uit haar aard, overeenkomstig haar wezen, volgens haar roeping, als deel van haar taak, uitrichten, en hetgeen de kerken doen en doen kunnen buiten dêe eigenlijke taak om.

Dan moet ook hier gevraagd: Beoefenen de geïnstitueerde kerken de Theologie wijl dit haar is opgedragen, of wel alleen omdat goede inlaten prudentie raadt dat ee er zich mee 'i

Onder ons zou het vreemd staan, zoo een kerkeraad met de groote wijnhandelaren in iSpaiije in orsderhandeiing trad vcor ds leverantie van wijn voor het Avondmaal. Immers in ons eigen land vinden we ia alle steden wijnkoopers, en wijl nu die wijnkoopers den wijn uit Spanje halen, doen de kerken dit zelve niet,

Miar ondsr de Eskimo's, waar men langen tijd traan ia pjaats van wijn bij het Avondmaal moest gebïuiken, cmdat er onder hen geen v/ijahandelaars zijn, zou het zeer zeker op den weg van den kerkeraad kunnen Hggen, rechtstreeks uit Spanje wijn te laten konsen. Niet alsof het handelen In wijn ooit uit de eigen roeping der kerk voortvloeide, maar orndat de ongelegenheid en de nood dit raadzaam en noodzakelijk maakte.

Zullen nu de geïnstitueerde kerken zich ook zetten tot de beoefening der Theologie, dan rijst ook hier de vraag, hoe v/e-dit hebben te verstaan.

Of de kerken deze beoefening der Theologie aanpakken, - omdat die beoefening haar' is opgelegd, en tot haar eigen roeping behoort; of wel omdat bijkomstige oorzaken bet raadzaam maken, dat ze doen gaan, wat uit haar roeping cp sïchzelye niet zou volgen, en dus niet tot haar taak als kerken behoort.

Het verschil tusschen deze beide zal men gevoelen.

En nu ziet men tevens, dat het antwoord op deze vraag vanzelf gegeven Is, zoo ge maar onderzoekt, of de kerken een ambt van Christus hebben ontvangen, ' waardoor zij deze beoefening der Theologie tot stand kunnen brengen, M. a, v/, behoort de beoefening der Theologie tot het ambt van Aea. Leeraar, den Herder, den Ouderling of den Diaken.'

Zoo ja, dan Is de Theologie een zaak die de kerken kerkelijk ter hand moeten nemen. Zoo niet, dan is de Theologie iets, dat de kerken alleen drijven kunnen uït oorzake van nosdsaak of profijtelijkheld.

En dit nu wederom is een quaestie, die terstond beslist is, als ge uzelven maar afvraagt, of alleen de ambtelijke personen tot het beoefenen vas Theologie in staat zijn.

Alleen eea Dienaar des Woords kan het Woord bedienen. Alleen de ambtsdrager kan het SiCiament bedienen. Alleen de ouderlingen kunnen tucht osfenen. Alleen de diaken kunnen van het altaar des Heeren «itdeelen.

Komt dus ook de Theologie uit een van deze ambten, dan kan evenzoo alleen de ambtsdrager de Theologie beoefenen. Hieruit zou dan volgen dat er aileen Theologie denkbaar was, zoo die van ds gtïastitueerde kerken uitging, ea buiten de geïnstitueerde kerken zou er geen Tüeologis kunnen zijn.

Wordt nu daarentegen toegestemd, dat volgens de Sjfnodalg uitspraken van Leeuwarden , 's Gravenhage, Amsterdam en Dordrecht, er ook vriie Theologie bestaat, eil dat ook aan de Uasversiteit Theologie kan beoefend worden, dan is voorshands deze zaak hiermee uitgemaakt.

Nu toch krijgen we deze reeks van gedachten.

I. Er is Theologie ook buiten de geïitstitueerde kerken. 2. Dus vloeit de Töeologie niet uit het kerkelijk ambt. Derhalve 3. kan de Theologie niet tot de eigecaardiije taak der gtïastitueerde kerk behooreu. En 4, kan de geïnstitueerde kerk dus wel oük voor de Tneologie zcrgea, maar niet kerkelijk, en uitsluitend uit overwegingen van raadzaamheid, prudentie en ptofijtelijkheid.

Muziek soms schadelijk.

Herhaaldelijk verhieven we onze s'iem, om te waarschuwen tegen het genieten zonder keuze van muzikale uitvoeringen.

Oak In de muziek, zoo luidde onze waarschuwing, v/erkt een actieve geest, die te sterker energie besit, hoe hooger de compositie staat, en hoe genialer ze Is,

Die geest nu Is niet neutraal.

Die geest kan ten goede, ïEaar kan ook ten kwade op de vorming van ons gemoedsleven inwerken, en uit dien hoofde Is het onverantwoordelijk, dat Christenouders hun kind ren, zonder keur, In de muziekwereld laten ingaan, om ze aizoo bloot te stellen aan inwerkingen, waarvan ze zelven de macht niet gissen,

In verband hiermee trof ons zonden stukje in de Telegraaf: dit mge-

Mijnheer de Hoofdredacteur !

Uw verslaggever, die ons naar aanleiding van Gounod's overlijden eenige bijzonderheden omtrent den meester mededeelt, heefi een gezegde van den grooten componist geheel van zin doen veranderen, door het onnauwkeurig te vertalen.

Dat gezegde is ontnomen aan een artikel uit de Figaro, door Brieux geschreven, die den componist ongeveer veertien dagen geleden heeft gesproken : »Maar ... Faust ? " vroeg Brieux T> Faust, Faust.... De tuinscène , ... ja! ik heb er veel fouten in begaan. Soms heb ik er berouw over."

Hetgeen vermoeden doet, dat Gounod met zijn muzikaal werk niet tevreden was, en er op lateren leeftijd fouten in ontdekte.

In het origineel luidt het gezegde echter:

Et confidentiellemenf :

i> L'acte du jardin ... Out'... Jfai fait commettrc bien des f antes ... Parfois, f en ai Ie remords...", waarmede Gounod klaarblijkelijk bedoelde, dat hij met zijn meesleepende muziek menigmaal sluimerende liefde tot hartstocht aangewakkerd en misstappen had doen begaan, hetgeen nog duidelijker uit den volgendenzin blijkt:

»J^en ai Ie remords.... Parfois seulement, parce que .., , 11 y a aus%i beaucoup de gens qui lui doivent leur bon.heur." Als Gounod vreesde, dat de tuin-scène in Faust de aanleidende oorzaak van t, desfautes" is geweest, dacht hij zeker niet, dat hij er zelf fouten' in had begaan. Maar in geen geval behoefde hij veel berouw te hebbén, want de fouten, die hij bedoelde, zijn toch nog het slechtste niet wat ons arme leven ons heeft te bieden.

Met de meeste hoogachting,

LOUISON.

Geachte mevrouw! U heeft volkomen gelijk. Het vrouwelijk oog heeft hierin scherper gezien dan het mijne. Ik had niet dadelijk begrepen, dat Gounod kón geweten hebben, dat hij had fait commettre bien des fautes. Waar gij zoo verge ven sgezind zijt tegenover die andere fouten, zult gij mijn abuis zeker ook wel door de vingers willen zien.

DE VERSLAGGEVER,

Deze mewouw Louison, die dit stukje inzond, Is de schrijfster vaa de „Brieven van een vrouw uit de wereld", die wekelijks in dit blad voorkomen. Voorts heeft, \ gelijk men opmerkt, de hoofdredacteur zich ' wïjslijk bulten het geding gehouden, en het antwoord aan zijn reporter overgelaten.

Toch is dit Ingezonden stukje Jntweeëslei opzicht ook voor ons van belang.

Gounod is de bekende Fransche componist, onder wiens muzikale scheppingen vooral de Faust naam maakte. Wel staat zijn Messe solennelle ui% muzikaal oogpunt naar veler schatting hooger, maar toch, Europa in zijn breeder kripgen kent Gounod hoofdzaktlijk uit zijn Faust.

Nu was Gounod vooral op het laatst van zijn leven tot ernstiger gedachten teruggekeerd, en drong die ernst hem, ook na te denken over de uitwerking zijner compositie, vooral van zijn Faust.

Toen nu de heer Bneux met Gounod kort voor zijn laatste ziekte, over die uitwerking kwam te spreken, heeft Gounod hem zelf beleden, dat hij door enkele stukken uit zijn Faust bij meer dan één meisje den hartstocht van den wellust zoo geprikkeld had, dat ze zich vergat. I

„Sams, " zjo bekende Gounod, „voel Ik ' over de compositie van die Faust dan ook berouw."

Dit getuigenis nu Is opmerkelijk, In zooverre hier een componist, een maestro van eerste orde, zelf erkent, dat er van de muziek een actie uitgaat, en dat deze actie tot zeer roekelooze zonde kan verleiden.

Juist dus hetzelfde wat door onze redactie is staande gehouden.

Maar niet minder opmerkelijk is in verband hiermee de absolutie door nsevrouw Louison aan Gounod en zijn slachtoff-srs gegeven.

Zij, als beschaafde en begaafde vrouw, is van oordeel, dat een componist er ^een berouw over behoeft te hebben. Indien hij door zijn nauziek jonge vrouwen ten val brengt.

Zij vindt dit voor een jonge vrouw zoo erg niet. Eer een verrijking voor het arrae leven.

Dit nu schrijft zij publiek, in een blad dat In onze beste kringen Ingang vindt, en de reporter ziet er geen been in, om in & l „heikele" ge^al zijn blad te compromiteeten, en valt in hoofdzaak mevrouw Louison bij.

Niet.alleen dus dat Gounod zelf erkent, wat zedelijke schade de muziek berokkenen kan; maar ook blijkt, hoe in onze muzikale wereld de begrippen van zedelijkheid allengs derwijs vervalscht worden, dat een vrouw openlijk zondige liefde komt verdedigen, en een blad van naam hiertegen niet protesteert, maar er mcê meegaat.

Fransche Hollandschen zeden in ruil voor onzen oudernst.

Denk aan het a CapeUa-koor met zijn oud-HoIiandsche stukken, dat even hoog door eenvoud verhief, als zulk een muzikaal milieu verlaagt.

Testimonium Spmtus Sancti

Te Parijs is bij den uitgever Fischbacher een degelijke studie van den heer Jacques Pannier verschenen, waarvan wij aan onze Gereformeerde theologen de lezing en bestudeering zeer kunnen aanbevelen.

De titel van deze studie is: Le têmoignage du Saint Esprit, essai sur l'histore du Dogme dans la theologie reformée, en moeilijk kan betwist dat de schrijver zijn taak met talent volvoerd heeft.

Het testimonium Spirittis Sancti is, we mogen dit voor onze lezers, die geen Latijn vesstaan, wel zeggen, het leerstuk der Gereformeerde kerken, dat ons geloof In de Heilige Schrift niet rust op eenig uitwendig betoog, maar op. het getuigenis dat de Heilige Geest die de Schrift in het leven riep zelf aangaande die Schrift in onze harten geeft.

Dit »getuigenls nu des Heiligen Qeestes", dat voor Calvijn en voor onze martelaren de vaste grond was waarop ze stonden, is reeds In de eeuw die op de eeuw der Reformatie volgde, op den achtergrond geschoven, zoo in Frankrijk a!s in Zwitserland, in Engeland en hier te lande.

Ds heei Pannier, die met ons In dit Testimonium Spiritus Sancti lAya. sterkte zocht en vond, gat zich nu de moeite aan te toonen, hoe dit dogma in bijzonderen zin Gereformeerd is, door Calvijn tot beslistheid van uitdrukking werd gebracht, en wel'^iezien het dogma was, waarin de Reformatie gefundeerd stond.

Na Calvijn Is zijn historische uiteenzetting alleen voor F.rankrijk eenigszins volledig. Wat elders, en zoo ook hier te lande, over dit dogma verhandeld werd, doet hij in enkele bladzijden af.

Ook zien we niet voorbij, dat 's heeren Pannier's belijdenis van de praedistinatle y& tt^ van krachtig is, en dat hij tusschen de Heilige Schrift en het daarin vervatte Woord Gods een onderscheid stelt, dat veel te breed gaapt.

Onder het lezen vooral van zijn conclusiën rijzen dan ook allerlei bedenkingen op.

Maar dit neemt niet weg, dat hij zeer beslist Gereformeerde sympathieën heeft; dat hij de quintessens van dit dogma uitnemend gevat heeft; en voor de Gereformeerde Theologie op uitstekende wijze de eereopei^cht, dat dit dogma, dat zoo in elk opzicht fundamenteel is, als uit haar opgerezen, zal erkend worden.

Juist wijl we zoo ontwend waren aan een positief Gereformeerde studie uit het land der Hugenoten, is de verschijning van dit werk voor ons een levensteeken, waar v/e hoogen prijs op stellen.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Theologie voor stadsgeld.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's