GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Als ik wandel in het midden der benauwdheid.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als ik wandel in het midden der benauwdheid.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; uwe hand strekt Gij uit tegen den toom mijner vijanden, en uwe rechterhand behoudt mij. Psalm 138:7.

sBenauwd" is zulk een bang woord.

Niet als men benauwd w, uit gebrek aan moed des geloofs; maar als men het «benauwd" .^««/A

Zelfs in stoffelijken en in lichamelijken zin is dit waar.

Als in een vertrek, waar ge zit te arbeiden of ligt te sluimeren, de frissche lucht opraakt, of de hitte te onevenredig is opgedreven, zoodat uw ademhaling belemmerd wordt, dan kan dat gemis aan lucht u een gevoel van benauwdheid geven, dat u het bloed naar het hoofd jaagt. Of ook als er inwendig in uw lichaam iets op uw longen drukt, of de keel u gezwollen is, of asthma u kwelt, of de slijmhoest u geen rust laat, o, dan kunnen ook die lichamelijke kwellingen het u zoo bang en benauwd maken, dat ge gedurig een gevoel hebt, of ge er in stikken zult.

En toch, die benauwde lucht en die lichamelijke beklemming zijn nog het bangste niet. Soms zelfs heeft een van God verlaten mensch opzettelijk dit stikken in kolendamp gezocht, om aan een heel andere, veel bangere benauwdheid te ontkomen.

Neen, de bangste benauwdheid benauwt niet het lichaam en niet de longen, maar de ziel; den geest in u. Ook deze heel andere benauwdheden kunnen u dan wel zoo diep roeren, dat ze zich ook aan uw longen mededeelen, door de persing van uw hart, en u met open mond naar adem doen hijgen, maar dan is die lichamelijke benauwdheid toch slechts bijkomstig, en de eigenlijke benauwdheid beklemt hart en ziel.

Het vreeslijkst zal die innerlijke zielsbenauwdheid natuurlijk eens in de plaats der buitenste duisternisse zijn, als het vuur dat u verteert, nooit, nooit meer zal kunnen gebluscht worden, en de worm die rusteloos aldoor knaagt aan de vezelen van uw hart, nooit, nooit zal sterven; maar zoo helsche benauwdheid is er thans nog niet.

Iets van zóó helsche benauwdheid wordt soms wel in de worsteling der bekeering geleden, als de benauwde ziel zich zelve voor het eerst bij het volle licht van Gods heiligheid ontdekt; maar zoo dit waarachtiglijk toegaat, schiet aanstonds de Christus toe, om met den heiligen adem zijner lielde u te verkwikken.

Neen, wat de Heilige Schrift gemeenlijk, als ze van benauwheden spreekt, op het oog heeft, zijn die zielsbenauwdheden, die in ons huislijk leven, in onze zaken, in onzen omgang met menschen, om onzer kinderen wil, door spot en laster, door geldelijke verlegenheid, door begaan kwaad, dat uit kan komen, door tegenspoed en aanhoudende teleurstelling, door miskenning en

door den overlast van menschen over ons kan komen.

Benauwdheden in het leven, waar dan wel allerlei zielsbenauwdheden van ongeloof onder kunnen loopen, maar die dan toch meest een uitwendige oorzaak hebben.

Reden, waarom David ze in dat aangrijpende, maar altoos uitwendige beeld teekent, als hij weeklaagt en kermt: ^o^ Mijn God^aluw golven en al m.v baren gaan over mij heen."

In zulke benauwdheden komt op zijn beurt een ieder menschénkind, maar toch ze overkomen ons zoo ongelijk. Bij Salomo hoort ge er zoo bijna niets van, maar wat waren die benauwdheden niet ontzettend voor een Job, en wat zwoegde een man als David er niet onder.

Ook scheelt het veel, wie alzoo in benauwdheid wandelt. Immers de één is er zooveel beter tegen bestand dan de ander. De een raakt er in een oogenblik onder, terwijl de ander er zich soms maar al te luchtig over heen zet. De één is, wat het volk zegt, aantrekkelijk., d. w. z. hij trekt zich de dingen aan, terwij de ander al$ in een ondoordringbaren mantel gehuld is, waar geen regen doorgaat.

Het temperament reeds scheelt hier zooveel. Wie zwartgallig en somber van aard is, lijdt zoo veel meer. Of ook als in bange oogenblikken aanstond die vernielende hoofdpijnen opkomen, die alles donker voor u tinten, zwart voor u schilderen, en de benauwdheid voor u verdubbelen.

Er zal er één zijn, die als hij maar inslaapt, uit zijn angsten is weggenomen, terwijl den ander tot in zijn droomen de benauwdheden vervolgen, dat hij opstaat bijna nog somberder, dan toen hij zich ter ruste legde.

Voor den één is de benauwdheid als een gonzend insect, dat hem een oogenblik vervolgt, maar dat hij van zich afslaat, terwijl de ander er zijn gedachte niet af kan trekken, en in letterlijken zin in zijn benauwdheden wandelt.

Ook zal de één zich uiten, zijn nood aan anderen klagen kunnen, en daardoor voor een deel zich aan anderen kunnen ontlasten, terwijl de ander er meê blijft zitten, bij anderen zwijgt en zich goed houdt, maar juist daarom straks in de eenzaamheid teruggekeerd, te bitterder schreien zal in de angsten en bangheden die zijn ziel vervaren.

Ook uw omgeving doet zooveel af. Als een liefde u omringt, die op u merkt, die uw lijden ziet en ondervangt, klemt de benauwdheid zooveel minder bang, dan wanneer er geen oog is dat medelijden met u heeft, en soms nog hardheid en verwijt u ontmoet, als om den reeds zoo vollen beker nog te doen overloopen.

Natuurlijk, God de Heere weet dat alles, en als geen men.schelijk oog medelijden met ons had, heeft daarom toch onze God ons pad gekend, op ons gemerkt, en, zonder dat wij het wisten, genade en vertroosting naar ons uitgezonden.

Wie meet af de barmhartigheden van onzen medelijdenden //(? < !; f^priester, die in alle ding gelijk wij is verzocht geweest?

Wie zal zeggen, hoe dicht Gods engelen, door Hem ons toegezonden, bij ons staan, om in zulke oogenblikken de wanhoop uit ons hart te bannen, de vertwijfeling van onze ziel te weren ?

Nooit, nooit, zijn we alleen, en de schrikkelijke uitkomst, als in zulke doodsbenauwdheden het ongeloovig hart het niet meer kon uithouden, en dan de hand aan zichzelven sloeg, is altoos een miskenning van de ontferraingen onzes Gods geweest.

Ook in zijn Woord zijn de ontfermingen onzes Gods met de zièlsbenauwden zoo verrassend groot, en wie ooit de moeite nam, om achter elkander af te lezen, wat de Heilige Geest in dat Woord tot de benauwden en van de benauwden en over de benauwdheden onzer ziel zegt, zou vooraf niet geloofd hebben, dat God de Heere zich zoo telkens en zoo gedurig en op zoo indringende wijze met den verlaten mensch in zijn benauwdheden zou heb ben beziggehouden.

Het diepste gaat dat wel, als er staat: -hlnal zijn benauwdheden was Hij benauwd" vooral als er dan bijstaat: «Door den Engel zijns aangezichts heeft Hij hen behouden; door zijn liefde en genade heeft Hij hen verlost; en Hij nam ze op en Hij droeg ze als in de dagen vanouds."

En dat dit waar is, ondervond en weet nog, wie in zulke oogenblikken van benauwdheid, als het water tot aan de lippen kwam, van zichnelf en van alle creatuur afzag, om zich eeniglijk op zijn God te wentelen.

Wie dat deed, ervoer het nog als Jesaja in de dagen vanouds, dat de indringende vertroosting des Heiligen Geestes in zulke oogenblikken zoo teer en overvloedig kan zijn, dat het is, alsof wij de benauwdheid van onzen God om onzentwil in ons eigen zielsbesef meê doorleven.

Het is zoo onuitsprekelijk teeder, dat Hij in al onze benauwdheden benauwd is om onzentwil; als dan de Heilige Geest bidt in ons, omdat wij niet meer bidden kunnen, en Hij die de harten doorzoekt, de meening des Geestes verstaat, en ons vertroost en balsem druppelt in de wonde van ons hart.

Ge ziet dan wel den Engel des aangezichts niet, maar die Engel is er dan toch. Hij is vlak bij u. Hij ondervangt al onze smarten.

Tot dan die liefde en genade uitgaat om ons te redden. Om de koperen deuren, waarop wij den kop zouden hebben stukgestooten, voor ons te doen openspringen. Een doorgang te maken waar geen uitkomst meer was. En tot in de vallei der schaduwe des doods ons met zijn stok en staf te vertroosten.

Ja, als ten slotte de Heere dan ook met ons deed, wat een moeder doet, als ze haar kind in tranen vindt, en onze ziel het ervoer en zaliglijk genoot, hoe onze God in zulke bange, benauwde oogenblikken ons opnam en droeg als in de dagen vanouds.

Er ligt in zulke benauwdheden iets dat ons doodt; ze helpen ons geheel van streek; ze maken ons onbekwaam voor onzen arbeid; ze verduisteren onzen blik; en sluiten ons met ons verdriet in onszelven op; en dat hierin wel waarlijk een doodende macht ligt, dat ziet ge wel aan hen die het besterven of in de razernij van het ongeloof de hand aan zichzelven slaan.

En daarom gaat God de Heere, bij wie Hem zoekt, dan tegen die dooddrukkende macht in, en doet Hij den psalmist uit jubelenden zielsdrang het uitroepen: «Als ik wandel in het midden der benauwdheden, maakt Gij mij levendig."

Wij raken er dan onder. Golfslag na golfslag gaat over uw hoofd heen, en hoe we ook tegen den stroom opworstelen, we kunnen ten leste het hoofd niet meer bovenhoudcn. Pas is de ééne golfslag te boven gekomen, of een nog zwaarder golf komt aanrollen. En dan geven we het op, en laten moedeloos de armen zinken, en de wateren zouden ons verzwolgen hebben.

Dat is de dood, die in de benauwdheden zit, en uit die benauwdheden zich op ons werpt, en ons de keel toenijpt en den levenslust in ons wil verstikken.

En dan, wat ge dan noodig hebt, is dat ge weer levendig wordt gemaakt, en dit nu juist, zegt David, is wat de Heere in zulke oogenblikken aan u doet.

Ook al waart ge reeds weggezonken, dan nog trekt zijn liefde u weer als drenkeling op den oever, en al schenen de levensgeesten reeds in u uitgebluscht, Hij brengt u weer bij, uw God maakt u weer levendig.

En dan merkt ge van achter wel, dat ge zonkt door eigen schuld, dat uw verbeelding u bedrogen had, en de benauwdheid niet zóó donker was, als gij gewaand hadt, maar dat doet er niet toe. Zóó en niet anders stond het voor uw ziel. Zoo somber boog de schaduw over u. En dat ge nu weer opleeft, en weer het hoofd opheft, en weer uzelven zijt, dat dankt ge eeniglijk aan de genade, aan de liefde en aan de vertroosting van uw God.

Hij zag u zinken, en daalde tot u af in de diepte uwer benauwdheden, en Hij toog u weer op uit die zeer diepe wateren.

o, De wereld is zoo wreed, niet uit haarzelf, maar omdat ze zich door Satan inspireeren laat, en terwijl nu die stroom van benauwdheden voortgaat bij dagen en bij nachten het arme menschénkind, nu in dit huis en dan onder dat dak te verschrikken, neemt ze dien kostelijken Bijbel van hem weg; schuift ze voor die oneindige barmhartigheden van onzen eigen Hoogepriester een gordijn; en als het dan alles, alles donker om hem heen wordt, een grauwe hemel zonder een enkele star, die meer licht; — dan komt die wreede wereld en wijst hem op een revolver om zichzelven dood te schieten, of op een koord om zichzelven te verhangen, of. op een diepen stroom, om zich in te verdrinken.

Dat doet dan Satan, al gebruikt hij er de wereld voor.

En als dan de tot stikkens toe benauwde mensch tusschen die twee staat, tusschen die roerende, reddende, alles te boven gaande ontferming van zijn God, en dien moordkreet van Satan in zijn hart, waarom, waarom zijn er dan toch nog die den Heiligen Geest bedroeven, en zijn liefde verachten, en kiezen voor Satan r

Helaas, waarom anders, dan omdat ze voor die ontfermingen huns Gods in den dag des voorspoeds het oor hadden dichtgestopt.

Dan roept die God van alle ontfermingen wel, maar zij niet die het hooren kunnen.

Pin toen, toen ze in den dag des voorspoeds hun God vergaten, toen hebben ze zich den dag (les kwaads bereid, waarop ze weerloos en machteloos vallen zouden in de handen van Satan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„Als ik wandel in het midden der benauwdheid.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's