GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Bluscht den Geest niet uit.”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bluscht den Geest niet uit.”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bluscht den Geest niet uit. •«'^'•igS^^fe^^-i TEess. 5 : 19.

"'•V'Vele waarlijk vrome kinderen Gods, bevreesd dat men in''het werk van de zaliging van den zondaar ook maar iets zou toekennen aan den »vrijen wil" van den mensch, zijn daardoor tot een tegenovergesteld uiterste vervallen en hebben heel het rijke genadeleven tot een bloote werktuigelijkheid verlaagd.

Voor hen is Gods kind eigenlijk niets anders dan een beitel in de hand van een kunstenaar. Zoodra de kunstenaar dien beitel liggen laat, kan hij zich niet bewegen; en wanneer hij den beitel opneemt, volbrengt die beitel alleen zijn wil. Of wilt ge liever, Gods kind zou gelijk zijn aan een stoomhamer. Is er geen stoom, dan staat de hamer roerloos stil, maar werkt de stoom, dan doet de hamer nog slechts zooveel slagen, als de machinist wil.

En waar dan Gods Woord ons toch spreekt van een wcderstaan van den Heiligen Geest, en de apostel ons zelfs waarschuwt, dat wij dien Geest niet zullen tiitblusschen, daar gaat al de ernst van dit woord te loor. Want immers een beitel/& «« een kunstenaar niet bedroeven en de stoomhamer kan den machinist niet wederstaan.

Juist] [daarom is het zoo noodig, mijn broeder, dat ge bij die werking des Heiligen Geestes toch wèl onderscheidt. Er is een almachtige, onwederstandelijke werking van dien Heiligen Geest, wanneer Hij komt om in te trekken in uwe ziel. Dan breekt Hij met Goddelijke Almacht de ijzeren grendelen stuk; dan \kunt ge Hem niet wederstaan. En waar Hij zoo eenmaal binnenkwam, daar blijft Hij ook eeuwig. Daar is geen macht ter wereld, zelfs niet de macht uwer zonden instaat om Hem uit te drijven. En op dat werk des Geestes kan dus het Apostolisch vermaan niet zien; Bluscht den Geest niet ujt. Wie het anders leert, rooft al den troost der ziel, ondermijnt het fundament der zaligheid.

Maar waar de Heilige Geest zoo in het hart is ingedrongen, daar begint Hij nu van binnen uit een geheel ander werk, het werk Zijner Goddelijke liefde. In de wedergeboorte is het rad van uw wil weder recht gebogen door Gods genade, maar het is nog zoo stroef en wil nog niet loopen. In de wedergeboorte hebt ge een geestelijk oog ontvangen, maar om u heen is het nog duister en ge ziet niets. En nu komt de Heilige Geest om op dat rad van onzen wil zijn olie te gieten en voor ons oog zijn lampe te brengen, opdat uwe voeten in dat licht wandelen zouden.

En wel verre vandaar, dat de Heilige Geest daarbij nu altoos in u een willig of zelfs maar willoos werktuig zou vinden, leidt dit veeleer meest omgekeerd tot een bange worsteling tusschen de' ziel van Gods kind en dien Geest des Heeren. Juist omdat dit een werk is niet van almacht maar van liefde, bestaat de mogelijkheid, dat ge daarbij weerstand biedt en door dien weerstand den Heiligen Geest smarte aandoet en bitterlijk bedroeft.

Niet alsot Gods kind dien tegenstand zou kunnen volhouden; die Heilige Geest, juist door zijn Goddelijk geduld, overwint altijd. Zie het maar aan een David, die eerst de zonde niet belijden wil en liever brult in den angst zijner consciëntie dan te buigen voor God en toch eindelijk het uitroept: Teg»n U, U alleen heb ik gezondigd.

Maar dit neemt^ niet weg, dat de hardnekkige tegenstand van Gods kind eindigen kan met dien Geest zóó te bedroeven, dat H: ; dien arbeid der IJefde voor 'êeii tijdlang liggen laat en zich terugtrekt naar het diepste van uw ziel.

o, Ge merkt het zelf wel, er zijn tijden, dat het licht des Heiligen Geestes niet wegschuilt achter de voorhangselen van het Heilige, maar heel den tempel van uw hart vervult, zóó machtig en rijk, dat het een voorsmaak is van den hemel op aarde. En wanneer ge dan toch tegen dien Geest in werkt en onder zijn stille vermaning u niet gevangen wilt geven, dan wijkt die Geest van u, wel niet gelijk bij een Saul voor altoos, maar dan toch zoo, dat alle gevoel van gemeenschap met uw God verbroken ligt. En als ge dan klaagt uit de diepte uwer ellende over dat terugtrekken des Geestes, dan antwoordt God u: Uwe ongerechtigheden maken scheiding tusschen u en Mijl

En dat bedoelt au do Apostel met dat »uitblusschen van den Geest Gods." Neen, het wil niet zeggen, dat gij, o kind Gods, zijn genadewerk kunt te niet doen in uw ziel. Maar het waarschuwt u wel, dat ge toch nooit, wanneer die Geest met zijn lampe in de hand u voorlichten wil, zelf het oog sluit, omdat dit licht u niet behaagt. Want dan zou er een oogenblik kunnen komen, dat die Heilige Geest het gelaat omsluierde, de lampe uitbluschte en in de duisternis u liet staan.

En toch, mijn broeder, ook in dat zich terugtrekken van den Heiligen Geest spreekt nog Goddelijk erbarmen.

Het gebeurt soms in onze hospitalen dat een arme zieke moet geopereerd worden. De doctor heeft klaar en duidelijk aangetoond, dat de operatie noodig is, maar de zieke wil er niet aan, stelt het altijd weer uit, heeft zelfs dat kranke lid nog te lief om er afstand van te doen.

En nu komt de doctor niet meer; hij laat den hardnekkige aan zijn eigen lot over. En eerst geeft dat een gevoel van rust en bevrediging; triaar straks neemt de kwaal hand over hand toe; bij de wonde komt het koude vuur; de zieke gevoelt dat het om het leven gaat; en nu wordt het een roepen en smeeken, dat de geneesheer weerkeere, terstond, om dat zieke lid af te zetten.

Is het zoo ook niet met ons arme hart?

Wanneer we, tegen alle overtuigende genade in, toch Hem, den Goddelijken Arts, niet willen toelaten dat zondige vleesch weg te snijden, dan komt er eindelijk een oogenblik, dat Hij ons loslaat en tot ons spreekt als tot Israël bij Sinaï: trekt dan nu alleen voort, maar Mijn aangezicht gaat niet meer met u mede.

En dat nu juist breekt den boozen tegenstand der ziel. Dan wordt met Israël weer de voorbede van den Middelaar gezocht; dan wordt het weer een verbrijzeling van het hooge hart; dan verstout zich Gods kind en spreekt: Zonder U, o mijn God, ga ik geen stap verder.

Want juist dit is het kenmerk van Gods echte kinderen, gelijk onze vaderen het zoo schoon te Dordt beleden, dat ze helaaS wel soms langen tijd dien Geest Gods kunnen wederstaan, maar dat het weggaan van dien Geest voor hen bitterder is dan de dood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's

„Bluscht den Geest niet uit.”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's