GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXI.

ANDRÉ COiFFIER.

De vervolgingen van 1559, die in Parijs reeds zoovele martelaren hadden geëischt, vroegen tot zelfs in de kleinste stad hare offers, ook te Damartin, waar zekere André Coiffier werd ter dood gebracht. Nadat hij gevangen genomen was, maakte de baljuw der genoemde plaats zijn proces op, en zond hen» daarop naar den kerker van het gerechtshof, om daar zijn vonnis te krijgen. Zijnen rechters antwoordde hij niet alleen mondeling, maar hij gaf hun ook zijne belijdenis schriftelijk over en verdedigde haar met standvastigheid, tot zijnen dood toe. Nadat zijne rechtszaak eo. zijne belijdenis aan den procureur-generaal des konings was meegedeeJd en de gevolgtrekking door hem getrokken, opnieuw gelezen was, werd hij veroordeeld des doods waardig te zijn, omdat jhij ketter en sacramentist en hardnekkig was. Zijn lichaam zou verbrand worden. Hiertoe moest er op de hiervoor meest geschikte plaats een paal opgericht worden, waaraan hij zou kunnen opgetrokken worden en daarna in het vuur geworpen. Zijne bezittingen zouden verbeurd verklaard worden. Den 2ien December werd dit vonnis uitgesproken. Hierop is de martelaar in handen des baljuws gesteld, die in last had hem goed bewaakt naar Damartin te brengen. Het volk had reeds lang gewacht op zijn slachtofier, en toen het eindelijk kwam werd het door hen op de wreedaardigste wijze mishandeld. Met eene bede tot God stierf hij in de vlammen.

JEAN YSABEAU.

Niet ver van Troyes in Champagne ligt 't dorp Bar sur Aube, waar Ysabeau, een schrijnwerker van beroep, geboren werd. Deze man werd om zijne belijdenis der waarheid in de stad Toura gevangen genomen. Zijn vonnis luidde, dat hij blootshoofd en op de knieën voor de groote deur van de St. Gratiscuriuskerk in het openbaar boete zou doen en vandaar gebracht worden naar de groote markt, om er opgehangen en geworgd te worden aan een paal, die hiervoor zou worden opgericht; en dat na zijnen dood zijn lichaam verbrand en zijne goederen, ten bate des konings, verbeurd verklaard moesten worden. Van dit vonnis kwam de martelaar in hooger beroep, waarom hij naar de gevangenis van het Parlement te Parijs gebracht werd. Aangezien hij voor zijn nieuwe rechters het Evangelie nog stoutmoediger verdedigde dan te voren, werd den voorlaatsten December zijn appèl verworpen. Op het kerkhof van St. Jean te Parijs werd hij denzelfden dag levend verbrand. Bovendien beval het Parlement, dat op de groote markt van Tours zijn afbeeldsel zou verbrand worden. Dit geschiedde den 6den Februari.

JEAN JUDET.

Jean Judet, een boekverkooper te Parijs, volgde Ysabeau als op den voet in den dood. Langen tijd had hij de kerk van Parijs gediend in de eenvoudige maar zeer gevaarlijke betrekking van waarschuwer. Hij maakte namelijk de geloovigen bekend met de plaats en den tijd hunner geheime samenkomsten. Toen hij in deze vervolging als ketter bekend was geworden, en men ook eenige boeken bij hem gevonden had, wierp men hem in den kerker. Zijne gevangenschap heeft lang geduurd en was rijk aan smart en ellende, vooral toen hij in den kerker van het Parlement zat. Hij gedroeg zich echter onder dit alles buitengewoon geduldig. Eindelijk werd hij, bij vonnis van het Parlement, levend verbrand op het marktplein Maubert. Hiermee eindigde zijn leven en tegelijk zijn ellende.

PIERRE DE FEUGÈRE.

Van het Parlement van Bordeaux was het bevel uitgegaan, dat niet alleen de huizen, verdacht] van ketterij, moesten worden onderzocht, maar ook de knechten en dienstmaagden gedwongen om hunne meesters en meesteressen te verraden. Ten gevolge van dezen last werd de vervolging der geloovigen in het Bordeausche zeer zwaar, zoodat iemand zelfs bij de minste verdenking kon gevangen en veroordeeld worden. Dit ondervond ook Pierre de Feugère.

Even buiten de stad Bordeaux stond in dien tijd een steenen kruis, dat op zekeren dag verbrijzeld werd gevonden. Toen dat feit bekend werd, ontstond er groote ontroering. Het kruis werd des anderen daags weer opgericht. Hiermee was echter zekere De Lanta, abt van St, Croix en deken van St, Severin, niet tevreden. Hij moest den schuldige hebben. Doch hoe dien te vinden? Op zekeren dag lokte hij een rijken koopman van Bordeaux, die verdacht werd, dat hij de Gereformeerde belijdenis toegedaan was, in zijn huis. Hij veinsde, dat hij hem uit vriendschap wilde waarschuwen en dat men hem verdacht hield van het verbrijzelen des kruises. Toen de koopman eenige woorden tegen de afgoderij des kruises uitte, zorgde de abt er voor, dat een der presidenten van het Parlement van Bordeaux hem liet gevangennemen op zijn bed in den vroegen morgen. Bij het onderzoek, dat hieïop volgde, beleed de koopman, wie hij.was. Hij werd ter dood veroordeeld. In den middag van denzdfden dag werd het vonnis uitgevoerd. Met een bal in den mond, opdat hij tot het volk niet zou kunnen spreken, werd de martelaar geleid naar de strafplaats, voor het paleis van Justitie. Daar stierf Pierre de Feugère als een getuige van Christus.

EEN SLOTENMAKER.

Zijn ons vele namen van martelaren der waarheid bekend, nog veel grooter is het aaptal dergenen, wier namen ons niet bekend zijn geworden. Dit is het geval met eenen slotenmaker uit de stad Agen, die ook levend verbrand is om zijne belijdenis van den Heere. Zekere Franciscaner-monnik Melchior Flavin bewerkte de gevangenneming van den martelaar, die bij zijn onderzoek de goede belijdenis van den Christus beleed. Kort voordat hij naar de strafplaats werd geleid, vroeg hem Eedon, de luitenant van Agen, of hij dorst had. De gevangene antwoordde: »Gaarne zou ik wat willen drinken." De luitenant gaf hem een glas water. De martelaar nam er een weinig van. Toen vroeg de luitenant hem, of hij wel wist, wat hij gedronken had, sWater", hernam de martelaar, > Wij-water gaf men u, " antwoordde de luitenant, »om u uit Satan's klauwen te redden, »Ik houd ieder schq)sel wat zijn wezen betreft aan God gewijd; maar als gij mij te voren gezegd had, dat ik wij-water kreeg, ik zou het niet gedronken hebben, omdat het door afgoderij bezoedeld is, " Op deze woorden wierp de luitenant hem het glas met water in het gezicht, waardoor hij gewond werd. De martelaar ging den dood blijmoedig en standvastig tegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1894

De Heraut | 2 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1894

De Heraut | 2 Pagina's