GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mystiek of middellijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mystiek of middellijk.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De les door het Barebone-parlement in de n historie gegeven, is duidelijk.

Mystiek is kostelijk, maar mystiek mag niet in de plaats treden voor wat ons den eisch stelt van studie en goed beleid.

Hiermede is aan het goed en heilig recht der mystiek in niets tekortgedaan. Erkend blijft, dat er werkingen van den Heiligen Geest plaats grijpen, waarbij de mensch gansch lijdelijk verkeert, en niet anders dan lijdelijk verkeeren kan. Erkend blijft ook dat er onder de bedeeling van Oud en Nieuw Testament rechtstreeksche aanwijzing door de Urim en Thummim, en evenzoo rechtstreeksche openbaring door profeten en apostelen plaats greep. En erkend blijft niet minder, dat er in het bestel Gods over en in ons leven een leiding bestaat, die van achteren betere wijsheid blijkt te zijn, dan al ons zinnen en peinzen. Dit alles nog geheel afgescheiden van de verborgen mystiek des harten, die alleen de persoon zelf voor zijn God en met zijn God kent.

Het komt dus niet in ons op ons tegen de mystiek vijandig te willen overstellen. Calvinisme zonder de mystiek als verborgen levensadem, is ons een verkoolde diamant.

Maar wel dient zorg gedragen, dat de grenzen geëerbiedigd blijven.

De mystiek toch heeft haar eigen tendn, maar niet alle terrein is haar. En wie de mystiek in de plaats schuift, voor wat God op ander terrein als regel heeft gesteld, vervalt uit geestelijke traagheid in zonde van ongehoorzaamheid.

Wie op vreemde bergen wil omdolen, behoeft een gids, en wie nu in plaats van een gids te nemen, zegt: > Ik zal God bidden, en die zal mij wel leiden", heeft het zichzelf te wijten, zoo hij verdoolt, verongelukt en omkomt.

Een veldheer, die zich het leger en in dat leger het lot des vaderlands ziet toevertrouwd, is verplicht, eer hij slag zal leveren, nauwkeurig den vijand te verkennen, zijn positie op te nemen, zijn sterkte na te speuren, en te onderzoeken hoe hij, naar krijgsmansregelen te overwinnen is. En een generaal, die in plaats van deze onderzoekingen, naar vaste orde, uit te voeren, tot zichzelven zeide: > Laat ons in den krijgsraad liever bidden, dan zal God ons wel leiden, " zou den kogel lirijgen, en ten volle verdiend hebben ook.

Zoo mag men de zaken van het land, niet aan eigen mystieken zin opofferen.

En zoo is het in alle ding, v/aarin gewichtige beslissingen moeten worden genomen, zoodra de mogelijkheid bestaat, om door duchtig onderzoek, degelijk beleid, en vaste orde, de noodige uitkomst te vinden.

In al die gevallen, mag men niet studie en onderzoek, orde en beleid op zij zetten, om gemakzuchtig op den-stroom van de mystiek te gaan drijven, maar is vroom alleen hij, die ook bidt, zeer zeker, maar na gebeden te hebben, den verordenden en geordenden weg der middelen inslaat.

Die studie en dit beleid op zij te willen zetten, en in plaats daarvan te gaan bidden, in het honderd te gaan spreken, en dan te wanen dat God zelf uit dien chaos wel orde zal scheppen, valt onder de straf van den regel, dat > gehoorzaamheid beter is dan offerande", en is van Gereformeerde zijde steeds als contrabande afgewezen.

Niet natuurlijk, alsof het gebed kon worden nagelaten, en alsof het er niets toe deed, in wat stemming des geestes men verkeerde. Het spreekt wel vanzelf, dat als ons ik niet in de gemeenschap met zijn God ingaat en blijft, we bloot staan voor het gevaar, om met blindheid geslagen en doorboozen hartstocht vervoerd te worden.

Doch daarover loopt thans het geding niet.

We spreken thans niet over de stemming der gemoederen, maar over de studie die moet aangewend en het beleid dat gescherpt moet worden, en constateeren alsdan dat het gebed, of het zoeken van de gemeenschap des Heeren nooit voor die studie en dat beleid in de plaats kan of mag treden.

Ook dat men niet enkel persoonlijk voor zichzelf, maar evenzoo gemeenschappelijk in vergaderingen bidt, is een mystieke actie, die niet genoeg kan worden aanbevolen. Ook saam moeten we weten dat we voor God staan, en ook saam hebben we Hem. den prijs zijns Naams te geven.

Maar als nu aldus én een iegelijk persoonlijk «door het stil gebed, én allen saam door gemeenschappelijk gebed, zich Gode geheiligd hebben, moet er dan worden ^«f^r^it/« het zweet des aanschiJ7is, of wel kan men dan volstaan met vrome opwekkingen, er als op toespreken, om voorts te verwachten, dat God dan het werk wel doen zal te midden van onze ordelooze lichtvaardigheid?

Zóó staat de vraag, niet enkel voor een Synode, maar in alle menschelijke zaak van gewicht.

En nu is dit maar het zonderlinge, dat, als het een credietvereeniging, of een vennootschap, of een erfenis geldt, alle leden zonder onderscheid het er over eens zijn, dat hier geen mystiek gissen en raden, maar degelijk onderzoek en nazien van de boeken aan de orde is, maar dat als het niet hun eigen zaken, maar de zaak des Heeren gd.di, op eenmaal zekere neiging opwaakt, om den regel die anders in alle ding geldt, op zij te zetten, en te gaan drijven op mystiek.

Blijkbaar speelt hierin daa ook de nooit goed te keuren neiging, om in de zaak des Heeren zich minder interessant te gedragen. Toch zullen we ons wel wachten, dit in het oog vallend verschijnsel alken uit deze zondige neiging te verklaren.

Integendeel, we zijn vastelijk overtuigd, dat hierin óók meespreekt zeker besef, dat wij, menschen, eigenlijk te onbekwaam zijn, om in de zaak des Heeren iets voort te brengen, eu dat het deswege eerbiediger is, de beslissing zooveel mogelijk aaa den Heere zelven oyer te laten.

Dit nu is dan vooral natuurlijk en begrijpelijk, ' klé voed ao'o'r ëï: n'sambnlööp van btristandigheden niet in staat noch bekwaam is, om den weg van studie en beleid naar eisch ten einde toe af te loopen.

Toen de Transvaalsche Boeren in 1858, nog onder het gekletter der wapenen een soort staatsrecht in het leven moesten roepen, ontbraken onder hen ten eenenmale die staatslieden en rechtsgeleerden, die bij zoo moeilijk werk hen van raad en voorlichting konden dienen. En dit zoo zijnde, hebben ze hun God in het gebed aangeloopen, oi Hij hun gebrek vervullen wdlde. En zoo nu ook komt het herhaaldelijk in de, historie van Christus' kerk voor, dat kerkelijke vergaderingen geroepen werden om te gaan leiden en regelen, zonder dat het haar nog mogelijk was, om elke zaak die voorkwam, bij het klare licht der beginselen en het helder schijnsel der historie te bezien.

In zulke toestanden nu, is het natuurlijk, kan het niet anders, en is het zelfs plichtmatig, dat men zijn hulpeloosheid voor God klagende. Hem aanroepe, om, als we zoo zeggen mogen, het manna uit den hemel te geven, en met den krommen stok van het menschelijk beleid of onbeleid den rechten slag te doen. v s g k

Zoo is het keer op keer gegaan, en hierin school zoo weinig zonde, dat de Heere soms wonderbaar geholpen heeft.

Den verkeerden weg ging men eerst later op, indien men van wat in nood moest en kon, een STELSEL ging maken, en verzuimde de voorshands ontbrekende studie op touw te zetten.

Erger nog, indien men, als later studie en beleid, als vrucht van onderzoek wel mogelijk werd, zich hiertegen ging verzetten, als tegen een te vreezen kwaad.

En het allerergst, indien men, duchtende, dat zijn eigen denkbeelden de proef der studie en van degelijk onderzoek niet zouden kunnen doorstaan, deswege die studie en dat onderzoek liefst op een afstand hield.

We verliezen daarom volstrekt niet uit het oog, dat de Synodale vergadering evenals elke kerkelijke vergadering een eigen karakter draagt.

Wat Wallaeus sterk uitsprak, is volkomen waar: »In een Synode voert de Heilige Geest het voorzitterschap." Maar v/il dit nu zeggen, dat men dus een voorzitter uit de menschen missen kon, en dat men den voorzittersstoel onbezet liet ? Natuurlijk niet. Juist opdat de Heilige Geest zou voorzitten werd er een lid, als voorzitter tot zijn instrument en orgaan gesteld.

Zelfs mag hetgeen uit de dagen der heilige apostelen beweerd wordt, dat zij hun besluiten namen als »hebbende het alzoo den Heiligen Geest en ons goed gedacht", niet zonder meer op de besluiten van latere Synoden worden toegepast.

Destijds was er onfeilbaar-makende inwerking van den Heiligen Geest, thans niet meer. Wel zegt Rome dat dit nog zoo is, maar onze Belijdenis staat hier tegenover.

Maar ook afgescheiden hiervan belijden toch ook wij, dat geheel de gang van Jezus' kerk één doorgaande ontwikkeling is, die door den Heiligen Geest geleid wordt. Maar ook dit is nooit anders verstaan noch te verstaan, dan dat in al de worsteling en moeite, door al de spanning en vervolging heen, en onder het steeds dieper indringen van menschelijke studie in de goudmijn des Woords, de Heilige Geest ons steeds klaarder den weg, de waarheid, en het leven toont.

Onze conclusie kan derhalve geen andere zijn, dan dat elke Synodale vergadering die ia staat is, om over het noodige onderzoek, over de noodige studie, en over het noodige beleid te beschikken, van Godswege gehouden is, dit licht te ontsteken, en bij het schijnsel van dit licht te handelen en te besluiten, en dat een Synode die niet alzoo te werk gaat, maar op mystiek en ingeving wil drijven, ook dan nog als nauwkeurige kennis van beginselen en toepassing der beginselen mogelijk is, tegen de ordinantiën des Heeren ingaat.

Dat men nu te dien einde van oudsher de gewoonte had, er de hoogleeraren inde theologie bij te roepen, heeft niets dat bevreemden kan.

Vrijmachtig deelt de Heere zijn talenten uit. Eén, drie, vijf. En nu ligt het inden aard der zaak, dat gemeenlijk en in den regel bij de benoeming van een hoogleeraar zal worden - omgezien, of er ook een »man van de vijf" is, en zoo die er is, zal men dien nemen.

Wilde men derhalve de hoogleeraren uitsluiten, zoo zou men gevaar loopen van juist zulke mannen van verre te laten staan, I die de Heere in zijn vrij macht soms het meest bekwaamd heeft.

Dit vooreerst, en dan in de tweede plaats, weet men maar al^ te goed, hoe weinig tijd er voor predikanten voor ver.strekkende en diep gaande onderzoekingen overblijft. Niet alsof ze niet voortstudeerden. Wie dat niet doet, is geen echt Dienaar des Woords. Maar het is hun in den regel niet gegund, hierbij zoo diep in het verleden en in de beginselen in te dringen, dat hun conclusie uitputtend zou zijn.

Hooglceraren daarentegen hebben dit zeer groote voordeel, dat in dit onderzoek juist de hun aangewezen arbeid ligt, en dat ze door colleges en examens, de vrucht van hun arbeid veelal zoo in hun bewustzijn meedragen, dat ze op staanden voet de gewenschte inlicht ng kunnen geven.

Uit dien hoofde zijn zulke mannen voor een snel werkende Synode juist geknipt.

Te Middelburg heeft een ieder dit in Prof. Dr. Rutgers b. v., met eigen ooren kunnen constateeren.

Slechts één ding mogen hoogleeraren op een Synode niet hebben. Geen beslissende sten!. Gcea keus item-Geeii deel iu het besluit

En toch die keurstem juist is het, waarop het aajilcomt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Mystiek of middellijk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's