GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dan de gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dan de gemeene Gratie.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS.

XXIV.

En zij zullen de heerlijkheiden de eere der volkeren daarin brengen. Openb. 21 : 26.

latusschen mag de poging, om het verband tusschen de lijn van den Christus en de lijn der gemeene gratie op te sporen, niet bij de eerste intrede van het Christendom in de wereld blijven steken. Dat verband strekt zich veel verder uit. Het loopt als een gouden draad door heel de historie, die sinds Golgotha verliep. Meer nog, ditzelfde verband moet zich, zoo waarlijk de profetie van den Christus over ïde voleinding der eeuwen" gewis en waarachtig is, voortzetten tot in de verste toekomst, tot de ure aanbreekt, waarvan Jezus sprak: Dan zal het einde zijn.

Want wel valt er eene, in zekeren zin zelfs wondere, ontwikkeling der gemeene gratie waar te nemen ook in streken en landen, die dusver buiten den stroom van den Christelijken invloed bleven, maar hoe hoog die ontwikkeling ook klom, ze staat buiten de historische ontwikkeling van ons menschelijk geslacht als geheel genomen, en het is met door deze landen en niet onder deze volken dat de breede stroom der gemeene gratie zich voortstuwt naar de voleindbg. Wij denken hier niet alleen aan China en Japan, maar ook aan de tamelijk hooge menschelijke ontwikkeling, die in Amerika bij zijn ontdekking gevonden werd, en niet minder aan het hooge standpunt, waartoe Indië zich ophief. Hoeveel er ook op het staatkundige, maatschappelijke, zedelijke, verstandelijke, schoonheidkundige en godsdienstige standpunt in de ontwikkeling dezer volkerengroepen zij af te dingen, toch zal niemand betwisten, dat ze (en dat geheel buiten de Christelijke religie om) zeker wel geordend en rijk gevormd measchelijk saamleven wisten te scheppen; maar tevens staat vast, dat ze, dusver althans, den stroom van dit hun leven niet met dien van het leven der hoogere beschaving ineen deden vloeien.

Voor de waarlijk hooge ontwikkeling waartoe de oorspronkelijke Amerikaansche bevolking, met name in Mexico en Peru gekomen was, is dit zelfs een onherroe pclijk feit, naardien wat daar eens bloeide, voor altoos is ondergegaan, en de oorspronkelijke bevolking deels uitgemoord, deels verdwenen is. Met ladië staat dit zeer zeker eenigszins anders. De hooge trap van ontwikkeling waartoe Indië eens was opgeklommen, en waarop het zich in zijn afgezonderd volksleven ten deele nog handhaaft, is niet zonder invloed op de overige volken gebleven. Hoe hoog ook de Himalaya Indies noordergreus omkranst, die bergketen bleek geen Chineesche muur te zijn, en vele waren de betrekkingen, die reeds van oude dagen hier tusschen Indië en de Levant waren aangeknoopt; om nu van den invloed dien Indië op China uitoefende, nog niet te spreken. In de eerste ontwikkeling van het meuschclijk leven, gelijk wij die in de Levant en in het Aziatisch westelijk hoogland vinden, waren zeer stelliglijk bestanddeelen van Indische beschaving opgenomen. En zelfs nu nog is de levensgeest in Indië zoo weinig uitgedoofd, dat er zich veeleer een nieuw letterkundig leven ontwikkelt, en de Indische priesters op het wereldcongres der godsdiensten, te Chicago gehouden, blijkbaar met zeker zelfvertrouwen optraden, dat hun religie nog een groote toekomst voor zich had. Het valt daarom nog niet uit te maken, ot misschien de wortel van den stam hier nog gaafis, en allicht bestemd, om bij nieuwe ontwikkeling tot vernieuwden bloei te geraken. Maar voorzoover gissing achterwege blijft, en we uitsluitend met de feiten der historie rekenen, mag toch vastgesteld, dat de Europcesch-Christelijke invloed, die zich ook in Indië heeft doen gelden, als met de stuwkracht van een aauzwellenden stroom over het oud-Indisch leven heenschuift. Er is geen dooreenvloeiing en dooreenmenging van beide ontwikkelingen. Wat van oudsher" in Indië bestond moge ontzien en gespaard werden, zich verweren en de leiding in handen nemen kan het niet meer. Het betrekkelijk kleine Eogeland heerscht over de meer dan driehonderd millioen bewoners van Indië met de kalme majesteit van den meerdere. Komt er nog moeite, dan zijn het niet de oorspronkelijke Indiiërs, maar de Mahomedaansche bergstammen in het noorden, die het aan het Engelsche leger lastig maken. En voor het overige blijft het Indische leven wat het was. Van aanneming der Christelijke religie door de massa als massa is fiog van verre geen sprake. En worden al enkele bestand, deelen fen voortbrengselen van Europeesche beschaving, zooals spoorwegen, telegrafen, en wat dies meer zij, overgenomen, toch blijven dit altegader vreemde elementen, die wel in het Indisch leven worden ingeschoven, maar er zich niet meê vermengen.

Veel sterker is dit nog in China en Japan het geval. Het menschelijk leven, gelijk het zich reed: » voor eeuwen in deze twee machtige Staten heeft vastgezet, en bijna één derde van ons menschelijk geslacht omvat, staat betrekkelijk hoog. Er heerscht orde, het kwam tot hooge verstandelijke ontwikkeling, niet gering was de kunstvaardigheid, en de sterke aanwas der bevolking bewees, dat er geen geringe welvaart heerschte. Bovendien was dit alles de uitwerkiiig van een bewust willen. Alles toch droeg een kcnmerkenden stempel. Het werd beheerscht door enkele leidende gedachten. Eenzijdig moge de bereikte ontwikkeling in hooge mate geweest zijn, toch was en bleef ze van hooge beduidenis. Zelfs blijkt nu van achteren, wat nog sterker spreekt, dat de ook persoonlijke ontwikkeling, dank zij het hooge standpunt waarop het leven dezer volken stond, zoover voortschreed, dat ze in staat zijn om zich, schijnbaar zonder veel inspanning, voetstoots aan te sluiten aan de veel hoogere menschelijke ontwikkeling, waartoe Europa eerst na een worsteling van veel eeuwen is opgeklommen. Vooral van Japan kwam dit sterk uit. Nog in de heugenis van het thans levend geslacht was Japan schier hermetisch voor Europa afgesloten. Alleen ons land mocht onder scherpe controle een kleinen hémdel op Decima drijven. Het is niet veel meer dan veertig jaren geleden, dat een Amerikaansch eskader Japan dwong zijn havens voor den wereldhandel te ontsluiten. En toch is Japan er nu reeds in geslaagd, op zoo breede schaal westersche beschaving in zijn regeering, leger-en vlootformatie, administratie en zooveel meer in te voeren, dat het, gesteund door zijn sterke vloot, reeds medezeggenschap eischt in het kapittel der zeemogendheden. — China schrijdt veel langzamer vooruit, maar toch toont reeds de enkele verschijning van een man als Li Hung Chang, dat ook in China een persoonlijke rijping mogelijk is, die aansluiting aan onze Westersch-Europeesche beschaving alleszins denkbaar maakt.

Hierbij doet zich echter het opmerkelijk verschijnsel voor, dat Japan en China ons nabootsen, ver wonderlijk juist zelfs, nabootsen kunnen, en tot op zekere hoogte, doen kunnen gelijk wij doen, maar dat deze aansluiting aan ons leven een geheel uitwendige blijft. In onze Oost zijn de Chineezen tamelijk sterk vertegenwoordigd, maar sinds eeuwen blijven ze op zich zelf staan. In Amerika, waar thans tal van Chineezen henentrekken^ blijven ze van geheel de overige bevolking afgezonderd. En wie in Japan de jongste ontwikkeling gadeslaat, wordt getroffen door de zonderlinge verschijning van een in zijn hart nog echt heidensch sociaal leven, maar dat overtogen is met een glans van Europeesch vernis. Hun eigen ontwikkeling heeft, dank zij de gemeene gratie, wel hun vaardigheid en scherpzinnigheid ontwikkeld, en hun geest, als we zoo zeggen mogen, wakker gehouden, en in zooverre hen op de aanneming van een geheel andere beschaving voorbereid; maar voor het overige is al wat ze aan hun eigen verleden danken, een kleed, dat niet vermaakt, maar afgedankt moet worden. Orgmische samenhang tusschen wat bij hen zelven ontwikkeld is, en hetgeen ze van het Christelijk Europa overnemen, is er niet. Ze blijken van nature een veelszins hoogen aanleg te bezitten. Die aanleg is door hun eigeu ontwikkeling niet afgestompt, maar in menig opzicht zelfs frisch gehouden. Maar, voorzoover ze thans ons gaan nabootsen, is er geen voortspinnen aan een zelfden draad, noch ook een inweven van een nieuwen draad in het oude weefsel. Wat ze hadden, moest afgedankt en weggeruimd, om door hetgeen ze uit Europa overnamen, vervangen te worden. Het is op dien grond, dat zoowel van de vroegere ontwikkeliag in Mexico en Peru, als van de tegenwoordige volksontwikkeling van Japan en China getuigd moet worden, dat wel de vrucht der gemeene gratie onder deze volkeren een zeer overvloedige was, maar dat die " vrucht tot deze volken zelven beperkt bleef, en niet ten goede kwam aan ons menschelijk geslacht als zoodanig. Alsmede dat deze macht der gemeene gratie, waar ze in aanraking komt met onze hoogere ontwikkeling, geen blijvend gewin blijkt op te leveren, maar veeleer schijnt weg te sterven.

Hetzelfde moet, zij het dan met zekere beperking, gezegd worden van de ontwikkeling die het Mahomedaansche geloof aan het leven veler volken schonk. Onze overtuiging dat Mahomed een tvalsche ^^xoic^C' was, behoeft ons niet blind te maken voor de onmiskenbare verdienste, die het Mahomedanisme in dit opzicht bezat. De Islam was niet tot één volk beperlit, maar is van volk tot volk getogen, en is geëindigd met tal van natiën onder zijn invloed te brengen; en al was de Levant de zetel van zijn hoofdmacht, toch heeft de Islam tot diep in Indië, in den Indischen Archipel, in de binnenlanden van Afrika, en tot zelfs achter den Caucasus, in Rusland, zijn heerschappij weten te doen gelden. En tevens dient erkend, dat, overal waar de Islam binnendrong, deze vervalschte openbaringsreligie een eigen, meest eenzelvigen stempel op het leven der volken gedrukt heeft. Door dit drukken op heel het menschelijk leven van een eigen stempel was het dan ook bekwaamd, om een geheel eigenaardige levensopvatting ingang te doen vinden, die op huislijk, maatschappelijk, staatkundig, wetenschappelijk, en zelfs schoonheidkundig gebied den stoot gaf tot geen geringe ontwikkeling. Eens zelfs is er een tijd geweest, dat de Islam het Christendom vooruitliep, en aan zijn Aziatische hoogescholen helderder licht ontstak dan in de Christenwereld de volken bescheen. Het heeft niet lang geduurd, maar er is een tijd ge­ p weest, dat de Islam de leermeester was van het Christelijk Europa. Zij die zich aan Christelijke missie onder de Mahomedanen wagen, zonder dit helder in te zien, en nog altoos meer of min in den waan verkeeren, dat ze in den Islam met een gewone, laag staande afgoderij te doen hebben, oogsten, ia de teleurstelling op hun werk, dan ook weinig anders dan de gerechte straf voor hun onkunde en oppervlakkig oordeel. Zelfs dient erkend dat de Mahomedaansche ontwikkeling, v/aar ze in Heidensche landen intoog, door het onverbiddelijk uitroeien van alle beeldenvereering een keer in het volksbesef teweegbracht, waardoor zuiK een voik voor veel hoogere ontwikkeling rijpte. Edoch, en ook dit staat thans naar uitwijzen van de lessen der historie, en naar het oordeel van schier alle deskundigen vast, de ontwikkeling, die het Mahomedanisme brengt is een beperkte, die zoodra ze zekere resultaten verkregen heeft, ophoudt, niet verder kan, en alsdan een toestand van versteening doet intreden. Juist in de oudste Mahomedaansche landen is de inzinking dan thans ook het sterkst. De eens geprikkelde geest is er weer ingesuft. Zoo in Tunis en Algiers, als in Klein-Azië en Bosnië waren de volkstoestanden almeer diep ellendig geworden. De Islam blijkt een ontwikkeling te brengen, die voor korten tijd opbloeit, maar wel verre van een profetie voor steeds rijkere toekomst in zich te dragen, onder den doem hgt van versteening en dood.

Op de overweging, dat de Islam zijn betrekkelijke kracht dankte aan de elemen ten van waarheid, die het deels uit Israël, en deels uit de oudste Christelijke ontwikkehng in zich opnam, kunnen we thans niet ingaan. Een zoo wonder verschijnsel ais de Islam in de historie der volkeren is, eischt veel breedere beschouwmg, dan deze vluchtige bespreking bieden kan. Slechts dient in het onderhavig verband het feit geconstateerd, dat de Islam veel meer dan de Indische, Chineesche of oud-Amerikaansche beschaving een beteekenis voor de wereldhistoric heeft, en dat het groote onderscheid tusschen den Islam eenerzijds en die andere beschavingen anderzijds juist daarin gelegen is, dat die ander bijna geheel buiten elk contact met het Openbaringsleven bleven, terwijl daarentegen juist de Islam eerst opkomt nadat de Christelijke religie reeds de Levant veroverd had, en juist in streken waar de Christelijke kerk haar triomfen reeds gevierd had, het terrein vond voor zijn machtsontwikkeling. In de eeuwen die achter Golgotha liggen was nog nimmer eene krachtige religieuse ontwikkeling van Arabië uitgegaan. Eerst nadat de Christelijke reUgie én op Arabië, éa op heel de Levant had ingewerkt, blijkt uit de gisting van alle deze elementen een actie te zijn opgekomen, die Arabië tot dit krachtsbetoon prikkelde, en het veld deed winnen, omdat de Levant op deze nieuwe phase in de volksontwikkeling was voorbereid. Hoe hoog echter men de beteekenis van deze door den Islam in het leven geroepen ontwikkeling ook moge aanslaan, toch blijkt ook van den Islam, dat hij een stroom is die verzandt, en die de kracht noch de roeping bezit, om de algemeene menschelijke ontwikkeling van ons geslacht te leiden. De Islam vormt een tusschenbedrijf, een hoogst belangwekkend en' zeer breed tusschenbedrijf, maar hierbij blijft het. De hoofdbeddhig waarin de ontwikkeling van ons menschehjk geslacht zich voortbeweegt, is niet door den Islam gevormd, maar door het Kruis van Golgotha.

Op dit onderscheid dient alzoo scherp gelet. Tweeërlei rijke werking der gemeene gratie, dient wel onderscheiden. Er is eenerzijds een geïsoleerde werking der gemeene gratie die, naar tijd en plaats beperkt, enkele volksgroepen zegent, maar die slechts een beperkte kracht van ontwikkeling bezit, en is het perk dier kracht eenmaal bereikt, óf stilstaat óf terugloopt en versteent. Het kenmerk van deze geïsoleerde werkingen der gemeene gratie is alzoo: i". dat ze plaatselijk gebonden is, en zich niet over heel de wereld uitbreidt; 2". dzX.ze.tijdelijk gebonden is, en slechts voor enkele eeuwen beteekenis heeft; en 3". dat ze na kort verloop haar vollen wasdom bereikt heeft, en dan niet verder kan. En daartegenover staat nu een geheel andersoortige lijn van de gemeene gratie, die het leven van ons geslacht als geslacht draagt, en ons menschelijk leven als zoodanig vooruithelpt en verder brengt. Vrucht van deze actie van de gemeene gratie is een menschelijke ontwikkeling, die zich niet bindt aan een enkele volksgroep, maar bestemd is alle natiën te zegenen. Een ontwikkeling die niet aan zekere eeuw géboadsn is, maar gestadig voortgaat in den loop aller eeuwen. En eindelijk een ontwikkeling, die niet gebonden is aan zeker erk van vooruitgang, maar nog altoos verder voortschreed, en in elke nieuwe eeuw reuzenschreden vooruit deed, niet op één, maar op elk gebied van menschelijk leven. Tot de eerste soort van actie der gemeene gratie behoort wat ge in oud-Amerika, in China, in Japan, in Indië, en tea deele wat ge in den Islam waarneemt. Tot de tweede soort werkingen van de gemeene gratie daarentegen is te rekenen de mecschelijke ontwikkeling die in Babylon en Egypte begon, daarna in Griekenland en Rome tot voorloopig gedijen kwam, alstoen door het Christendom werd opgenomen, en sinds onder de auspiciën van het Kruis van Christus zich nu reeds achttien eeuwen lang in Europa en Amerika heeft voortgeplant. Kort gezegd zou men de eerste de speciale actie van de gemeene gratie ten dienste van enkele volken en tijden kunnen noemen, de tweede de generale actie van de gemeene gratie ten dienste van de ontwikkeling van ons menschelijk geslacht. En die onderscheiding eenmaal aangenomen, komen we nu voor het feit te staan, dat die speciale ontwikkelingen buiten de Christelijke religie omgaan, maar dat die generale actie de gemeene gratie op de verschijning der Christelijke religie is aangelegd, en eerst door de Christelijke religie tot krachtigen bloei is gekomen.

Houdt ge nu wel ia het ocg, dat de actie van den Christus niet met zijn opvaren van den' Olijfberg eindigt, maar eerst met zijn gezeten zijn aan de rechterhand des Vaders recht begint, dan wordt het duidelijk, hoe de Christus voor dit zijn tweede werk, als we het zoo noemen mogen, geheel aan deze generale lijn der gemeene gratie gebonden was, en hoe omgekeerd deze generale actie der gemeene gratie geheel door den Christus wordt beheerscht. Doch juist hiermede is dan ook geoordeeld elke beschouwing, alsof het Christendom als een olievlak op de wateren der historie dreef; alsof de Christelijke kerk zich als een kluizenaar in deze wereld had te verbergen, zonder verband met het leven dier wereld te onderhouden; en alsof geheel het werk der particuhere genade als een afzonderlijken stroom naast den stroom der gemeene gratie liep, zonder zich met zijn wateren te vermengen. Wat hiermede geoordeeld ligt is het dualisme, dat natuur en genade als twee afzonderlijke sferen van elkander afscheidt, en niet verstaat hoe het één werk Gods is, dat én in de particuliere genade én in de gemeene gratie voltrokken wordt. Eén werk Gods in beide, dat inden Middelaar Gods en der menschen zijn verbindingslid vindt; een verbinding daardoor gewaarborgd en daaruit verklaarbaar, dat het Lam Gods dat de zonde der wereld dTaa.gt tevens het Eeuwige Woord is, v/aardoor die wereld en al wat in die wereld is, geschapen werd. Het is niet zoo, dat de particuliere genade een eigen wereld apart te midden der aloude wereld schept, en nu die aloude wereld laat ondergaan en v/egzinken, om straks een nieuw geschapen leven er voor in de plaats te stellen; maar het is en blijft dezelfde, aloude, eens door God geschapen wereld, die door de gemeene gratie in stand wordt gehouden, en die door de particuliere genade ia haar levenskiem hersteld en van de kanker in den wortel gezuiverd wordt. En zal in de voleinding der eeuwen eens dat genezingsproces ten einde toe zijn afgeloöpen, dan zal niet de. eerste wereld te niet worden gedaan, om door een tweede wereld vervangen te worden, maar dan zal het de aloude eens door God geschapen, en door ons verdorven wereld van Adam zijn, die ia Christus gered, blijken zal zulke verborgen krachten in zich te hebben gedragen, dat zij het zelve is, die eens in heerlijkheid voor God zal staan, om zijn majesteit te verheerlijken.

Hieruit is het dan ook te verklaren, dat, als Rome en Griekenland, na Babyion en Egypte, ondergaat, aan de wereld^ kerk des Nieuwen Testaments de leiding der volkeren wordt toevertrouwd, en dat eerst van dat oogenblik af de gemeene gratie die nieuwe rijke banen intreedt, die haar onder de Christelijke religie ontsloten worden. Wat wij thans de Christelijke wereld in Europa en Amerika noemen, vertoont ons de hoogste ontwikkeling van ons menschelijk geslacht, die dusver in den loop der eeuwen gekend is, en alles profeteert, dat die ontwikkeling bestemd is, om nog lang al verder en verder voort te schrijden. Wel is nog niet te zeggen, of de afval van het Christendom die thans intrad, zal aanhouden, en of de ontzettende worsteling die het einde dezer tegenwoordige bedeeling zal kenmerken reeds naderende is. Ware dit zoo, dan zou natuurlijk de voortgang onzer menschelijke ontwikkeling haar keerpunt reeds bereikt hebben. Maar niet dit is het, waarnaar ons oordeel zich richt. Dan toch zouden we staan voor een intredende catastrophe, en hiermede de historie zelve haar eindpaal nabij zijn. Maar ook zonder achter het gordijn te willen gluren, dat deze toekomst voor ons oog verbergt, staat voor ons als resultaat der historie vast, dat de generale actie der gemeene gratie, gelijk ze uit Babyion en Egypte, uit Griekenland en Rome opkwam, door het Christendom is opgenomen, en eerst onder de leiding van dea Christus is opgeklommen tot die algemeene menschelijke ontwikkeling, waardoor men zeggen kan, dat de historie, niet der afzonderlijke volken, maar der menschheid recht begonnen is. En zoo mag derhalve gezegd, dat de gemeene gratie door den Vader voor den Zoon bereid is, niet alleen om zijn Vleeschwording mogelijk te maken; hem als sZoon des menschen" onder ons te doen wonea; hem den vorm en de taal voor zijn Evangelie te bieden; zijn verzoeningswerk door zijn sterven onder Pontius Pilatus tot stand te doen komen; en den wonderen ingang aan de Christelijke kerk in het Romeinsche rijk te ontsluiten; maar veel meer nog, dat die zelfde gemeene gratie door den Vader voor den Zoon bereid is, om eerst ia en door den Christus de generale ontwikkeling van ons menschelijk geslacht, ja sterker nog, een historie der vtenschheid, in den rijken, diepen zin van dit woord mogelijk te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Dan de gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's