Vrijheid.
Amsterdam, 12 Nov. 1897.
Een vorig maal plaatsten we een klacht, waarin gewezen werd op het gevaar, dat in het vrijwilligheidsbeginsel voor de kerk van Christus school, en toonden ook onzerzijds die gevaren waarlijk niet gering te achten.
Toch ontzinke daarom niemand de moed.
De heer James Bryce, Parlementslid voor Aberdeen in Schotland, heeft de Vereenigde Staten in Amerika bezocht, en in drie dikke deelen het resultaat van zijn bevinding medegedeeld.
In het derde deel nu, op blz. 464—504, deelt deze scherpe opmerker en vaardige schrijver ook zijn bevinding mede omtrent het resultaat van het vrijwilligheidsbeginsel in Amerika, en we kunnen onzen geestverwanten niet genoeg aanraden, hier kennis van te nemen. Gemakshalve zullen we binnen kort, zoodra er plaats is, deze bladzijden vertaald in onze kolommen opnemen. Ze zijn zoo welsprekend.
Maar reeds nu zij toch uitgesproken, dat zijn indruk zoo bijna onvoorwaardelijk gunstig was.
Eerst constateert hij dan ook het groote feit, dat door heel het gebied der Vereenigde Staten allerwegen het vrijwilligheidsbeginsel heerscht, In niet één Staat is een Staatskerk. Nergens geniet de ééne kerk een voordeel boven de ander. Traktementen worden van Staatswege aan niet ééne kerk uitbetaald. Elke kerk onderhoudt zich zelve.
Ook, en dat is zeer opmerkelijk, ook de Roomsch-Katholieke.
Hier en daar komt het voor, dat een tad of Staat bijdragen geeft voor een (rerkbuis en ziekenhuis of dergelijke, en dat h dit feitelijk aan een kerk ten goede komt. Maar aan de kerk als kerk wordt niets uitbetaald, noch voor de kerk noch voor haar leeraars.
Daarna constateert hij, dat dit niet alleen zoo is, maar dat hij niemand gesproken heeft, die het thans weer anders zou willen. Zelfs de Roomsch-Katholieke geestelijken zijn in Amerika tegen Staatstraktement.
En eindelijk stelt hij vast, dat juist onder dit stelsel de kerken een positie innemen, veel schooner en beter dan in eenig land ter wereld.
Er zijn meer kerken dan in eenig land. Door elkander genomen één kerk op elke duizend zielen, iets wat voor de Gereformeerde kerk te Amsterdam dertig kerken zou geven. Hij vond steden met 40.000 inwoners, en daarin volle 40 kerken.
De kerken zijn er goed onderhouden, nergens verwaarloosd, soms zelfs met veel smaak en comfort ingericht.
Het kerkbezoek is er beter dan in eenig ander land. De Zondag wordt er stipt onderhouden. Alle winkels zijn gesloten.
Het Parlement wordt bij elke vergadering met gebed door een godsdienstleeraar geopend.
Dank-en bededagen worden er door de Regeering uitgeschreven.
De kerkelijke weldadigheid is er uitstekend.
Voor de Zending worden ongelooflijke sommen bijeengebracht.
En de traktementen der leeiraren zijn er - allengs zooveel beter geworden, dat ƒ2400 reeds tot het laagste behoort, een bedrag dat met/ 1600 ten onzent gelijk staat.
En wat hij nóg veel hooger aanslaat, de geestelijke vrucht van dat stelsel is zoo schoon.
Juist doordat niet een enkele kerk geprivilegieerd wordt, is de naijver tusschen kerk en kerk zoogoed als verdwenen, en houden alle kerken zich, zedelijke vraag stukken uitgezonderd, buiten den politieken strijd.
Bovendien is de verhouding der kerken onderling er zooveel beter geworden. Men verbijt en vereet elkander niet, maar werkt saam voor doeleinden, die aan alle gemeenschappelijk zijn.
Men sluit zich niet op en af, maar gaat met elkander om, waardeert elkander over en weder, en heeft iets herkregen van dat heilige besef, dat men saam de kerk van Christus uitmaakt, zij het ook in verschillenden graad van zuiverheid.
Dit verhoogt den invloed der Christelijke religie op het maatschappelijk leven, en snijdt af die bittere kankers die in Europa zoo telkens het kerkelijk leven bederven.
En wat de beginselen aangaat, bepleit hij dit stelsel op deze twee gronden. Ten eerste dat de Overheid den éénen burger niet boven den anderen mag voortrekken. En ten andere dat de Kerk een geestelijke maatschappij is, die haar kracht inboet, als ze op »2> /-geestelijken steun rekenen gaat.
Het eerste beginsel is bij de Overheid van Amerika volstrekt geen onverschilligheid tegenover de religie, gelijk uit haar standpunt reeds blijkt, maar komt juist op uit waardeering der religie, als iets dat te hoog, te heilig is dan dat de Overheid er op zou mogen ingrijpen.
De Overheid van Amerika eerbiedigt de Christelijke religie niet met koele afgemetenheid, maar als een grooten machtigen factor die het volk voor ontzenuwing en materialisme bewaren moet. Maar juist dit dringt haar dan ook, om niet met haar onbekwame hand die heiligere teedere plant ite deren.
De zaak der religie moet zaak der consciëntie blijven, of ze veruitwendigt. En wijl nu de Overheid de consciëntie geen geweld mag aandoen, behoort ze de souvereiniteit der consciëntie te eerbiedigen en te ontzien. Haar eigen souvereiniteit mist elk recht om de souvereiniteit der consciëntie te drukken of te willen leiden.
Daarom eert ze de kerk, ze bejegent haar met sympathie en ware liefde, maar zé laat haar groeien op eigen wortel, in volle fierheid en|vrijheid.
En anderzijds ook is in de kerk zelve het diepe besef doorgedrongen, dat een kerk uit geestelijke kracht leven moet, en dat elke andere hulp, die van buitenkomt, haar leven ongezond maakt, en haar geestelijke kracht verlamt.
Waarheid en oprechtheid geldt hier bovenal, en of iemand het meent, dat hij zich als lid van deze of gene kerk openbaart, kan nergens beter aan getoetst worden, dan aan de vraag, of hij voor zijn kerk offeren wil.
Waar dit niet behoef^^, behooren duizenden en tienduizenden tot een kerk, die er niets van meenen, en niets dan Pharizeën in het heilige zijn.
Kan men daarentegen alleen ten koste van zware offers lid eener kerk zijn, dan wordt men geen lid en men blijft geen lid, of men moet in oprechtheid voor God zich bereid en gewillig achten, om zoo aanmerkelijke som voor het leven en den bloei zijner kerk af te zonderen.
Zij, die onze Gereformeerden in Nederland verdenken van louter uit bezuiniging tegen het uitbetalen van Staatstraktementen op te komen, zouden dan ook volkomen van hun waan genezen worden, indien ze in dezen hoogeren kring van denkbeelden wilden inkomen.
Niet natuuriijk alsof ook het vrijheidssysteem niet zijn zonden met zich bracht. Ook Amerika weet daarvan meê te spreken.
Maar wie in 't generaal de conditie van kerk en religie in Amerika vergelijkt met wat op het vasteland van Europa valt te aanschouwen, kan tot geen andere slotsom geraken, dan dat de Schaduwzijden die aan het Amerikaansche stelsel kleven niet in vergelijking komen met de zonden die onafscheidelijk zijn van het stelsel dat men, elaas, ook ten onzent nog volgt. z w d l
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 14 november 1897
De Heraut | 4 Pagina's