GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Begrijpelijk protest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begrijpelijk protest.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van den heer J. J. van Alphen te Ambarawa ontvingen we nogmaals een alleszins begrijpelijk tweede protest, waaraan we, om der gerechtigheid wille, ook nu plaats verleenen.

Het is van dezen inhoud :

Hooggeleerde Heer.'

De bereidwillige opname van mijn protest tegen de Gereformeerde kerken in uw geacht blad, de Heraut van 19 Sept. '97, onder het opschrift „Misverstand" en het daaraan toegevoegde antwoord heeft op mij een aangenamen indruk gemaakt.

Een geopend oor voor billijke of vermeende klachten en het streven om een gekwetst gemoed tot rust te brengen, moet onwillekeurig weldadig werken.

Uit den grond mijns harten bied ik u daarom beleefd mijn dank aan, hoewel uw antwoord mijne bedenkingen tegen bedoelde kerken niet heeft weggenomen-. Het zij verre van mij, dat ik het recht der kerken: „een dienaar des Woords te kunnen ontslaan op tweeërlei wijze, of salvo honore et stipendio, of salvo honore alleen" zou bestrijden.

Doch ik meen met grond te mogen betwijfelen de bevoegdheid dier kerken, dat recht op mij toe te passen: omdat in de acte van uitzending van een zoodanig recht geen sprake is, en volgens die acte, de kerken van hare financieele verplichtingen alleen dan zijn ontslagen , wanneer haar dienaar door eigen schuld zijn ambt zich onwaardig maakte.

Want daarin staat geschreven: „Werd Z.Eerw., „wat God verhoede, ten eenigen tijde wegens „eigen schuld door de Chr. Geref. kerk ontsla-„gen als zendeling-leeraar, dan is deze vrij van „alle financieele verplichtingen jegens hem en „de zijnen."

Deze woorden zijn duidelijk en klaar, waarom ik dan ook de beschuldiging van contractbreuk niet terugneem, alvorens het tegendeeh niet is bewezen.

Nog iets: Wij willen voor een oogenblik aannemen, dat de kerken het recht hadden, overeenkomstig bewuste acte, mij „salvo honore" alleen te ontslaan. Rest dan niet de ernstige vraag: of zij, in dat geval, haar zendeling gelijk een eerlooze hadden mogen behandelen ?

Want dit is hier geschied : Had ik mij aan dronkenschap, hoererij of diefstal schuldig gemaakt, geen ontslag verachtelijker, en in zijn gevolgen rampvoller, zou mij hebben kuimen treffen, dan nu op mij is toegepast geworden.

Zelfs heeft men mij het recht der verantwoording en de barmhartigheden onthouden, waarop de grootste misdadigers aanspraak hebben.

„Wel verklaart de geachte Synode nu: „dat het ontslag van den voormaligen zendeling leeraar J. J. van Alphen beschouwd moet worden te zijn geschied „salvo honore", doch daarmede maakt zij dit feit niet ongedaan.

En nu vraag ik u, hooggeleerde heer: Zou mijne consciëntie tot rust kunnen komen, waar dat der kerken voor de erkenning harer dwaling onvatbaar schijnt ?

Met beleefde aanbieding van deze repliek en dankzegging voor de plaatsing.

Met verschuldigde hoogachting, UwelEd.Hooggel. dw. dienaar.

Ambarawa, 7—2—'98.

Aan

den WelEerw. Hooggcl. Heere den Heer DR. A. KUYPER, Redacteur van de Heraut.

De Synode van Middelburg heeft o. i. door hare nadere verklaring zich bereid getoond, om wat er in den vorm door die van Dordrecht misdaan was, te verbeteren.

Wenscht nu de heer Van Alphen dat op de eerstvolgende Synode hem een nieuwe acte van ontslag en dan salvo hotiore zal worden uitgereikt, zoo zal het o. i. billijk wezen aan dien eisch te voldoen.

De heer Van Alphen overdrijft echter ook nu weer, en stelt het ten onrechte voor, alsof hij in blanke onschuld stond en alsof de kerken de wezenlijke schuldigen waren.

Dit is niet zoo.

Hij is aan hen die dit te beoordeelen hadden, gebleken hetzij onwillig, hetzij ongeschikt te zijn, om zijn dienst te vervullen, zooals die vervuld behoorde te worden.

Dit heeft aanleiding gegeven tot allerlei conflicten. Toen heeft men getracht hem op anderen weg te brengen. Dat is niet gelukt. En eerst toen er ten slotte geen mogelijkheid bleek te bestaan, om met hem op goede dreef te komen, heeft men geoordeeld het belang der Kerken en der Zending niet langer aan zijn persoonlijk belang ten offer te mogen brengen.

Dat nu hieromtrent in zijn aanstelling niets bepaald was, spreekt wel vanzelf.

Wat vanzelf spreekt, zet men in zulk een aanstelling niet, eenvoudig omdat zulk een aanstelling geen contraet is, maar eenzijdig aangeeft wat men toezegt. De aanstelling is een verklaring van benoeming, van dienstregeling en van toezegging; geen tusschen twee partijen aangenomen overeenkomst.

Dit stemt de heer Van Alphen dan ook feitelijk toe, anders zou hij bij schending van het contract allicht niet nagelaten hebben, verhaal bij den rechter te zoeken.

Wij kunnen zijn standpunt, dat de kerken geen recht zouden hebben, om hem, anders dan om zedelijk wangedrag sine stipendio te ontslaan, dan ook niet tot het onze maken.

Wat we wel toestemrnen is, dat de verhouding van een missionair leeraar tot zijn consulenten vroeger niet genoegzaam geregeld was op vasten voet, en dat hieruit voor een deel de velerlei conflicten te verklaren zijn, die destijds tusschen de broederen in Indië en de Commissie en Deputaten hier te lande voorkwamen.

Maar ook al brengen wij dit in rekening, toch zouden we op de vraag: Acht gij dat de heer Van Alphen goed heeft gehandeld.' — met geen ja durven antwoorden, en het doet ons leed, dat ook in dit schrijven met geen énkel woord, deze schuld zijnerzijds erkend wordt.

Het ontslag uit zulk een dienst is daarom in het minst geen bewijs dat men op zich zelf een onbruikbaar man is. Te Ambarawa blijkt dit ook in casu wel anders.

Maar in den dienst onzer Zending ging het met den heer Van Alphen niet, en al betreuren wij het, dat in Dordt niet met meer beleid is gehandeld, au fond achten toch ook wij, dat zijn ontslag noodzakelijk was, en onder de gegeven omstandigheden onmogelijk cum stipendio kan worden gegeven.

De heer Van Alphen toch zal zelfgevoelen, dat alsdan een Bestuur van wat ook, den weg zou ontsluiten voor zijn aangestelde, om door moeilijkheden en lastigheden ontslag noodzakelijk te maken, en een aldus noodzakelijk gemaakt ontslag te kronen met een levenslang pensioen, en dat in casti uit de penningen saamgebracht voor den dienst der Zending.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Begrijpelijk protest.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's