GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Wie zijn kruis niet draagt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wie zijn kruis niet draagt.”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En wie zijn kruis niet draagt, en mij navolgt, die kan mijn discipel niet zijn. Luk. 14:17.

Uit de „lijdensgeschiedenis" weten ive wat het zegt, als niemand „zijn kruis DRAAGT." Wie met zijn kruis op den schouder zich naar de strafplaats beweegt, is een ter dood veroordeelde, een veroordeelde tot een smadelijken dood, wiens lot beslist is, dien niets meer redden kan, en die, om den vloek die op hem kleeft, zelf zijn kruis eerst voor zich zag liggen, toen het opnam, en het nu op zijn schouder heeft rusten, en zoo den zvvaren kruisbalk voortsleept.

Al nu wie er zóó aan toe is, is voor Jezus bekwaam. Daarentegen wie niet alzoo zijn kruis opnam, en nu draagt, die kan Jezus' discipel niet zijn.

Er is hier dus geen sprake van het „kruis" als algemeen zinbeeld van smart en lijden. Het zooveel geloofde „kruis met rozen, " heeft niets met het hier bedoelde kruis gemeen.

Jezus is in deze wereld opgetreden, om er het Koninkrijk Gods in te brengen. Daar heeft die wereld zich tegen verzet. Verzet zelfs in het vroomste land van toenmaals, onder de Joden. Hieruit is strijd geboren. Die worsteling is ten slotte saamgetiokken in de heilige stad. In die heilige stad hebben de priesters en de overheden saam, Jezus' toeleg om het Koninkrijk Gods aan de wereld te brengen

veroordeeld. Ze hebben er den vloek om op hem gelegd. En als zoodanig verliet Jezus Gabbatha „dragende zijn kruis."

Maar al droeg Jezus dat „kruis van vloek en dood" feitelijk pas, toen hij Gabbatha verliet, voor zichzelf heeft Jezus datzelfde kruis van den dag van zijn optreden onder Israël afgedragen; zooals onze Catechismus zegt, „den ganschen tijd zijns levens op aarde" droeg Jezus zijn lijden. Geen oogenblik heeft Jezus zich aan illusiën overgegeven. Klaar en duidelijk zag hij zichzelven reeds jaren van te voren met het „kruis van vloek en dood" op den schouder ter strafplaats gaan. Dat alles doorleefde en doorleed (als we dit woord bezigen mogen) uw Heiland lang vooruit. En juist daaraan, dat hij deze bittere kosten van zijn optreden onder Israël van den aanvang af berekend had, en alzoo, voor zijn eigen menschelijk besef, zijn loopbaan begon, met dat „kruis van vloek en dood" reeds op den schouder, en alzoo zijn kruis reeds dragende, ontleende Jezus {altoos in zijn menschelijke natuur) die onverwinlijke geestkracht, die hem als „de Leeuw uit Juda's stam" tot over vloek en dood deed triomfeeren.

Was het zoo bij Jezus, let dan op den eisch dien hij aan degenen stelt, die in actieven zin door hem als „zijn discipelen" zullen worden aangenomen.

Onze Overzetters hebben dit woord „discipel" niet in „leerling" verdiedscht. Het oorspronkelijke woord „mathêtês" was, op het voetspoor van de Vulgaat in Christus' kerk, schier onder alle natiën door „discipel" vertolkt. Instinctmatig gevoelde men dat het iets anders, iets meer was dan „leerling, " en daarom koos men het vreemde woord. En waar onze vaderen een enkel maal het vreemde woord toch mijden wilden, vertaalden ze het niet door „leerlingen" maar spraken van „leerjongers." Het verschil springt dus in het oog.

De meester op een lagere school heeft „leerlingen, " maar niet wat in het Evangelie heet „discipelen."

„Leerlingen" genieten uw onderwijs, en ontvangen van u zekere vormen, maar dan gaan ze van u af de wereld in, en van lieverlede sterft elke betrekking met hun vroegeren meester af, Maar heel anders was het in Jezus' dagen in de scholen der wijsgeeren en rabbijnen, gelijk het nu nog heel anders is bij hen, die diena ren des Woords opleiden. Zij die dit laatste doen, waren zelven dienaren des Woords, die nu jonge mannen opleiden, om te worden wat zij zelven waren, en hen te vormen voor dienzelfden dienst en voor dienzelfden strijd, waaraan zij persoonlijk hun leven gewijd hebben. Als Jezus derhalve in dezen engeren, actieven zin van zijn „discipelen" spreekt, dan bedoelt hij volstrekt niet allen die zijn onderwijs genieten, en ook niet een iegelijk die bij hem de zaligheid zoekt, maar uitsluitend hen, die na zijn hemelvaart de heilige propaganda voor het Koninkrijk Gods zullen voortzetten. Juist zooals er Ivuk. 6:13 staat, dat hij deze discipelen in engeren zin, toen reeds apostelen noemde.

En tot dat discipelschap nu, tot dit optreden na hem, tot deze toewijding van ziel en zinnen aan de heilige propaganda voor het Koninkrijk der hemelen, daartoe zegt - Jezus is niemand bekwaam, die niet van meet af geheel zijn weg tot in vloek en dood bij zichzelven doorleefd, en al de bittere kosten van deze besliste keuze berekend heeft.

Het kruis van den door de wereld gevloekte en veroordeelde moet zulkeen niet maar in de verte mogelijk achten, hij moet het niet voor zijn voeten laten liggen, en ook niet er aarzelend de hand naar uitsteken, om het op te nemen. Neen, hij moet het in zijn eigen zielsbesef reeds opgenomen hebben, eer hij begint en optreedt. Hij moet dat kruis voor zijn eigen bewustzijn, nu reeds op zijn schouder dragen. En eerst als hij zoo volkomen met de wereld gebroken heeft, en alzoo zijn „kruis van vloek en dood" draagt, dan eerst is hij de man, zegt Jezus, om in mijn naam uit te gaan, en als mijn discipel en apostel, ja als in dienst van de heilige propaganda voor het Koninkrijk der hemelen, mijn zaak op aarde voort te zetten.

Het derde van vergelijking in de twee beelden, waarmee Jezus zulks toelicht, wijst dit uit. Omdat zijn dienst voor den discipel een strijd geldt, zijn beide beelden aan den oorlog ontleend.

Er is sprake van een die een versterkten toren, een burcht, een kasteel wil bouwen, om voor den vijand veilig te zijn. En anderzijds van een veldheer, die aan het hoofd van zijn keurbende tegen een schijnbaar overmachtigen vijand te velde zal trekken.

Maar nu geldt hierbij dit als regel: Noch defensief met uw burcht, noch offensief met uw leger, moogt ge den strijd wagen op goed b geluk af. Veeleer is het |uw plicht, om eer ge begint, geheel den loop en den afloop van de worsteling tot den einde toe door te denken. Alles waarop het u kan te staan komen, moet ten einde toe doorgerekend zijn. Ge l moet het vooraf alles doorleefd hebben, zooals het gaan kan of zal. En alleen hij, , die alzoo het bitterste en het uiterste vooraf bij zichzelf doorgedacht, vooruit berekend, doorleefd en doorworsteld heeft, en het dan toch aandurft, is bekwaam tot den strijd, waaruit hij als overwinnaar zal térugkeeren.

Niet van gewone soldaten, van aanvoerders spreekt Jezus, van hen die als propagandisten voor Jezus' zaak, anderen leidend, de wereld ziiUen ingaan.

En nu zegt Jezus; Gelijk zulk een aanvoerder, bij defensieven strijd in zijn burcht, of bij offensieven strijd in het open veld behoort te doen, zoo ook moet hij handelen, die na mijn heen gaan, den strijd voor mijn zaak als mijn discipel zal opnemen.

Ook hij moet geheel het verloop en geheel den afloop er van bij zichzelven doorgedacht en doorleefd hebben. En alleen dan, als hij zichzelven gezien heeft, met het vloekhout op den schouder naar de schandplaats gaande, en dat aanwil, en dat aandurft, en dat voor mijn zaak overheeft, mag hij naar de eere grijpen om in mijn naam op te treden. Wie zoo ver niet is, en zijn kruis nog niet voor zijn eigen besef reeds opnam, en draagt, hij schiet te kort, hij is nog onbekwaam, hij kan mijn discipel niet zijn.

Reeds onder de Grieken sprak Xenephon het uit {Mem. 1. 6, 3) dat een discipel zijn meester straks in zijn optreden moest nabootsen.

Zoo werd het ook in de school der rabbijnen verstaan.

En in verhoogden zin neemt hier Jezus diezelfde gedachte over: Zij die na hem, hem in zijn-optreden tegenover de wereld zullen nabootsenj moeten, gelijk hij, de wereld ingaan met „het kruis van vloek en dood" voor eigen zielsbesef reeds op den schouder.

Gelijk de soldaat dan eerst met heldenpoed den slag tegengaat, als hij vooraf zijn eigen sneuvelen doorleefd, het schot in zijn hart gevoeld, en zijn eigen lijk op het slagveld heeft zien liggen, en dan toch het aandurft, zoo ook is het in deze reuzenworsteling voor het Koninkrijk van God.

Alleen wie zich vooraf het kruis door de wereld heeft zien voorleggen, en het in zijn gedachten willig opnam, en het nu voor zijn eigen zielsbesef reeds draagt, is de discipel van Jezus, die zijn heilige zaak triomfeerend dienen zal.

Dit woord van Jezus richt zich dus allereerst tot hem, die zich opmaakt om Dienaar des Woords te worden, en alleen die Dienaren die zóó ernstig hun roeping opnamen, en eer ze in dien heiligen dienst gingen, aldus bij zichzelven met de wereld gebroken, en alles verlaten hebben, zijn de echte wachters op Sions muren geworden.

De gewone voorstelling van „Dominee te willen worden, " te huwen en een goede pastorie te krijgen, heeft met deze heilige, verhevene, hoog ernstige opvatting van het ambt natuurlijk den naam zelfs niet gemeen. En niet genoeg kan er in de gemeente een „aanhoudend gebed" tot God uitgaan, dat toch veel zulke leerjongers van Jezus, discipelen die met het kruis op den schouder hun dienst aanvingen, in de velden, wit om te oogsten, mochten worden uitgezonden.

Men hoort zooveel klagen over onvruchtbaarheid van den dienst, over doodschheid en dorheid, welnu, lees en herlees, wat Jezus van zijn echte leerjongers zegt, en hoe kan het u dan verwonderen, zoo ge, Jezus' doordringend vermaan in den wind slaande, u toch als een discipel aanstelt, terwijl Jezus u zoo nadrukkelijk zegt, dat gij, zoolang het-zoo bij u staat, zijn discipel niet zijn kunt.

Hetzelfde geldt van wie ook buiten dit ambt, als actief propagandist voor de zaak van Jezus in school, in wetenschap of kunst, in staat of maatschappij wil optreden.

Ook bij zulk een blijft het woord een klank, en al zijn pogen ijdel, indien er het geheim niet achter zit van den heldenmoed des geestes. En dit geheim zit nooit in iets anders dan in wat Jezus hier zegt: Eer ge begint moet ge alles doorleefd hebben, en met het kruis van vloek en dood op den schouder, moet ge het leven kunnen en durven ingaan.

En vraagt ge nu, of dal actieve discipel zijn, dan het passieve niet insluit, dan is die vraag in den grond overtollig. Wie niet passief Jezus' discipel is, d. i. wie zich niet door hem heeft laten begenadigen en verzekeren van zijn eeuwig heil, komt voor het actieve discipelschap, dat u oproept om voor Jexus, wat men noemt, door het vuur te gaan, zelfs niet in aanmerking.

Toch hebt ge die beide wel te onderscheiden. In passieven zin moet een ieder die zalig zal worden, discipel van Jezus zijn. In dit opzicht staan allen gelijk. Maar in actieven zin kan de één heel^zijn leven aan de zake van Jezus' Koninkrijk wijden, de ander slechts een gering deel van zijn existentie. Neem een Christen, die wachter op een vuurtoren in zee is. Ook hij moet passief in vollen zin een discipel van Jezus wezen, maar actief kan hij, o, zoo weinig voor Jezus doen, meest alleen strijden in den gebede.

Zóó klein is het actieve element intusschen bij slechts zeer weinigen, en verreweg de meeste Christenen kunnen wel terdege de eere verwerven, van in hun gezin, in hun kring, in hun beroep, tegelijk actieve propagandisten voor de zaak huns Heeren tfe zijn.

Ze zijn dan wel geen aanvoerders, die een burcht hebben te bouwen, of met hun duizend man te velde te trekken, maar ook zij toch hebben op hun klein terrein voor Jezus door het vuur te gaan.

En op dit kleine terrein nu geldt het ook voor hen, zij het ook op kleiner schaal, dat de uitwerking, de vrucht, de zegen van hun optreden voor Jezus' zaak vóór alles, door die ééne vraag beheerscht wordt, of ze hun kruis voor zich laten liggen, of wel het van meet af opne men, en het nu reeds voor hun eigen zielsbesef op hun sf: houders dragen durven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„Wie zijn kruis niet draagt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's