GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN VERRASSING.

V.

Toen oom en tante den volgenden dag met nichtje 't ontbijt hadden gebruikt, stelden zij haar voor nu eens met hen de stad in te gaa; i. Doch tot hun groote verwondering bedankte 'zij beslist.

„Ze zouden thuis ongerust worden", sprak zij. „'t Is beter dat ik nu vertrek. Ik kan ook zoo lang niet gemist worden."

Weldra vertrok zij in 't gezelschap van eenige bekenden, die met een wagentje terugkeerden.

„Daar zit wat achter man, " sprak tante, bedenkelijk het hoofd schuddend, „al begrijp ik het niet."

„Ik evenmin, " was 't antwoord; „nicht was buitengewoon stil; er is zeker iets bijzonders gebeurd. En hoe zij den keizer en de keizerin heeft gezien is mij een raadsel; dat is ons zelfs nog niet gelukt."

Intusschen zette zij die het onderwerp van 't gesprek was, de reis voort. Tegen den middag kwam zij tehuis, waar vader en moeder haar hartelijk ontvingen, maar toch min of meer verbaasd _ stonden over haar-spoedigen terugkeer.

„Gij hebt zeker een onvoorspoedige reis gehad, " zei moeder. „De keizer was er misschien niet meer, wèl? "

„Ja moeder, hij was er wel en ik heb hem gezien ook."

„Maar dan hadt ge nog wat moeten blijven bij oom en tante, of beviel 't u niet? "

„o Ja best. Maar ik kon toch wezenlijk niet langer blijven."

Moeder begreep er niets van. Vader echter, die zwijgend het gesprek had aangehoord, vermoedde wel dat zijn dochter, die een zeer degelijk meisje was, maar niet louter uit een gril zoo plotseling was weergekeerd. Hij ging heen, doch nauw was hij vertrokken, toen hij achter zich de voetstappen van zijn dochter hoorde. Hij wenkte haar hem te volgen, en zoodra waren zij niet in een kamer gegaan of het meisje haalde snel een papier te voorschijn, reikte het haar vader toe en sprak:

„Zoudt u dat even willen lezen? "

De vader nam met bevreemding het blad papier aan, doch nauwlijks had hij er een blik op geworpen of hij verbleekte een weinig en riep:

„Van den keizer! Hoe komt ge daaraan? "

Het meisje glimlachte en antwoordde niets.

De wachter las intusschen, en zijn blik verhelderde. Hij las een keizerlijk schrijven, waarbij vrijheid gegeven werd om ten opzichte van de plant, in welke de graaf van Charney belang stelde, te handelen zooals dezen zou believen.

„Maar kind! hoe zijt ge daaraan gekomen? " vroeg de vader, die zijn oogen nog niet gelooven kon.

Nu verhaalde zij wat er gebeurd was, hoe zij naar Allessandria was gegaan en zich aan het verblijf des keizers had aangemeld met een brief, waarin zij den toestand van den gevangen graaf beschreef en het gevaar dat zijn geliefde bloem liep, zoo de keizer geen verlof gaf de Reenen weg te breken. Nog denzelfden dag ging zij om antwoord. Op weg kwam zij den keizer tegen die juist uitreed. Blijkbaar was haar brief een gunstig onthaal bereid. Want zij werd toegelaten tot de keizerin, die haar een schriftelijk bewijs gaf, dat de zaak in orde was, en een poos zeer vriendelijk met haar sprak. Nauwelijks in staat haar dank uit te spreken, vertrok de vraagster, meer dan gelukkig dat haar pogen zoo wel was geslaagd.

„Hoe hebt ge 't gedurfd? ", riep de gevangenbewaarder uit, toen hij 't verhaal zijner dochter had aangehoord. „God zij geloofd dat het nu mag. Wat zal die graaf blij zijn! Hoe graag zou ik u even bij hem brengen, om getuige te zijn van zijn vreugde, maar dat mag ik niet."

„O, als die arme man er verblijd door wordt zal ik volkomen vergenoegd zijn, " antwoordde het wakkere meisje. „Wilt ge 't hem nu niet gaan vertellen, vader?

Verrast en verheugd, bijna kinderachtig-blij, zouden wij zeggen, hoorde de gevangene de tijding aan die hem gebracht werd. Zoo was dan 't gevaar voor Picciola afgewend. Die gedachte vervulde hem geheel, tot een andere haar verdrong, en hij vroeg:

„Maar hoe is dit verlof gekomen.'t Is immers alleen de keizer die het kan geven? Hebt gij het hem geviaagd? "

„Mijn waarde graaf, " antwoordde de bewaarder, „ik mag u Maar wacht, wilt gij op uw woord als edelman beloven wat ik u nu vertellen zal, aan niemand te zeggen.

„Dat belooft u graaf Karel Béraumont van Charney" was het antwoord: „Hij heeft nog nooit dat woord gebroken."

„Nu dan, " vervolgde de wachter, en verhaalde toen wat wij reeds weten. De graaf stond diep getroffen en riep uil: „Zoo hebt Gij mij dan nog niet verlaten, o Heere mijn God, en ook de harten der menschen bewogen om zich over mij te ontfermen.".

Niets zou hem thans liever zijn geweest dan aanstonds naar de plaats te gaan, en Picciola uit de knellende banden te bevrijden. Maar ten eerste zou hem dit werk niet doenlijk zijn geweest, en ten tweede mocht hij 't ook niet. Nog dienzelfden middag echter werd een metselaar ontboden, en onder de oogen van den graaf, die zelf meehielp, ruimde men de steenen weg, wat natuurlijk heel voorzichtig moest gebeuren. Anders zou juist de groote zorg aan de bloem den dood gedaan hebben. Gelukkig liep alles goed af en weldra prijkte Picciola, nu vrij opwassend, met een heerlijke bloemendos, en verheugde zij 't hart van den gevangene, die te midden der droefenis en door een bloem er in 'sHeeren hand toe geleid was God te erkennen en Hem te eeren. Hoewel nu de graaf althans voor het oogenblik het meisje, dat hem zoo groote weldaad had bewezen, niet eens mocht dank zeggen, toch bleef hij voortdurend aan haar denken. Ook vermoed ik, dat er wel een gelegenheid zal gevonden zijn, dat hij haar eens even ontmoette. Hoe 't zij, toen de gevangene eenigen tijd later in vrijheid werd gesteld, was zijn eerste werk de jonge dochter ten huwelijk te vragen. Al was hij een rijk, geleerd man van hoogen stand en zij maar een eenvoudig gering meisje, hij wilde met haar vereenigd zijn, haar doen deelen in zijn liefde en in al het goed dat een man als hij haar kon doen genieten. En kort daarop trad de graaf met haar in den echt. Picciola werd met groote zorg verplant en meegenomen.

Vele jaren daarna zag de Fransche dichter Boniface Saintine, als hij het kerkhof van de stad zijner inwoning bezocht daar menigmaal een in het zwart gekleede, statige dame. Zij zat daar meestal in diep gepeins neer bij een graf. En de dichter zag, dat daar de graaf van Charney was ter aarde besteld. Meermalen sprak hij met de dame, en zoo had hij ook gelegenheid op te merken, dat zij op de borst een fraai medaillon droeg. Daarin bevond zich een verwelkte, kleurlooze bloem. Welke dit was behoeven we den lezer niet te zeggen.

Doch de dichter wist het niet, maar zijn belangstelling was levendig opgewekt, 't Gelukte hem, als gezegd, met de dame in gesprek te komen, en zoo vernam hij wat ik u hier heb meegedeeld en door hem later is verhaald, alleen wat uitvoeriger dan 't hier is geschied.

Want we hebben nog meer te vertellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's