GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TERUG.

XXXII.

„Toen ik eindelijk beter was, zoo vervolgde vader, moest ik mijn vriendelijken verzorgers vaarwel zeggen. Ik had hen voor veel te danken, vooral daarvoor dat zij 't middel waren geweest om mij te brengen op den weg des levens, zoodat ik kan zeggen: Ik was blind maar nu zie ik.

Ik had hun graag al de moeite en zorg vergolden, die zij voor mij hadden besteed, doch ik kon niet, want ik was nu doodarm. Gelukkig dienden ze geen rekening in, en zorgden zelfs nog dat ik een reispenning kreeg. Maar ik zal nooit vergeten wat ze voor mij gedaan hebben, en de Heere God in den hemel moge het hun vergelden, ja ik weet dat Hij het doen zal, naar Zijn Woord.

Ik moest nu weder aan 't zwerven, dan hier dan daar, doch het ging niet. Ik leed honger en gebrek. Dit kwam aan den eenen kant daardoor, dat ik niet zoo meer zoo voort kon als vroeger, en dus lang niet voor alle werk te ge bruiken was. Maar aan den anderen kant ondervond ik ook, dat wie God vreest in de wereld verdrukking zal hebben. Zoo als ik je zei, zijn de menschen daar Roomsch. Wat ik was, daar hadden ze vroeger niet veel op gelet. Ze gingen naar de kerk, maar voor de rest deden ze naar hun lusten. Zondags mochten ze rijden en rossen, en als het kermis was ging het dol en brooddronken toe. Vroeger deed ik daarbij mee, en mochten ze mij wel lijden. Maar nu was 't anders. Ik vond al die wereldsche pret ver keerd, en had er geen lust meer toe. En nu kregen ze een hekel aan mij, en op 't laatst wilde niemand mij meer in dienst hebben, en heette ik bij iedereen een ketter, 'k Heb wat dikwijls aan Jan Herrewijn gedacht.”

„Wie was dat? " vroeg Geertje, „Zeker iemand uit den dienst? ”

„Neen meid. Je moet weten dat die goede menschen in Brussel, die mij hadden opgepast, nog een boek hadden, waarin stond van al de menschen die in Vlaanderen vroeger om 't geloof zijn ter dood gebracht. Wie de Roomsche kerk vaarwel zei en 't met Gods Woord hield, werd verbrand of zoo. Dat is ook gebeurd met dien Jan Herrewijn, waar ik je van sprak. In 't boek stond wat hij zei toen ze hem wegbrachten. Ik heb 't nog onthouden. Hij zei: „Zoo beloont nu de ellendige wereld de dienaren van Christus. Eertijds toen ik dronk en klonk en dobbelde, liet men mij stil begaan, maar nu ik den Heere vrees voert ze mij ter dood. Maar de dienstknecht is niet meer dan zijn Heere.”

Kortom ik begreep wel, dat het daar in het Zuiden voor mij niet was om te blijven. Zoo ging ik dan op reis naar Holland. Maar het kostte me heel wat zoover te komen. Wekenlang heb ik gezworven eer ik hier kwam, en 't is zeker des Heeren leiding, datik juist op deze plaats een nachtverblijf moest krijgen en zoo mijn dochter weervinden. Nu moeten we overleggen wat ons te doen staat.”

Zoo geschiedde, en 't gevolg was dat Geertje en haar vader den volgenden dag reeds naar Amsterdam trokken. De kapitein had het meisje een week vrijaf gegeven, en er zelfs 't noodige reisgeld en nog wat meer bij geschonken. Beiden reden naar Halfweg, een plaatsje tusschen Haarlem en Amsterdam en namen daar plaats in de trekschuit. Dit voertuig zal men thans in de Haarlemmer trekvaart niet meer vinden, althans niet met reizigers gevuld. In dien tijd echter was de trekschuit zeer gezocht, en bij vreemdelingen zelfs hoog geprezen. In de roef, (ioef is dak) het mooie, overdekte gedeelte voelde men niet dat men voer, kon men gerust etn slaapje doen. 't Ging trouwens acht of tien maal langzamer dan thans met den spoortrein. Alleen de „vliegschuit" maakte wat meer haast, voor de gewone liep een paard op een sukkeldra^e. Wie in de „schuit" zat, 't min fraaie, ten deele open gedeelte, betaalde minder dan de roefmenschen, maar had ook minder gemak.

Kon ’t gebeuren, dat iemand inde trekschuit tijd te veel had — daarop was trouwens gerekend, — maar Geertje noch haar vader hadden daar last van. De dochter had, even als haar vader, veel te verhalen, schoon zij het minder geregeld deed dan hij en dat wel om goede redenen. Vader vroeg dan ook veel meer dan zijn dochter had behoeven te doen, en't scheen wel dat niet alle antwoorden hem Isevredigden. Vooral wat Geertje van den koster en diens vrouw vertelde boezemde vader belang in; dat zij bij hare pleegouders niet was gebleven keurde hij volstrekt niet goed.

Na bijna anderhalf uur varens, hadden zij het doel van hun reis bereikt. Dicht bij de Haarlemmerpoort, die er heel anders uitzag dan de Willemspoort die nu op dezelfde plek staat, hield de schuit stil, en stapte 't gezelschap uit. Voor hen lag de groote stad, toen de grootste in noordelijk Europa, Londen uitgesloten, aan de landzijde geheel met muren omringd. Sterke bolwerken, waarvan een het Blauwhoofd, dicht bij de poort lag, verdedigden de stad. En toen vader 't alles aanzag, sprak hij diep geroerd: „God zij geprezen, die 't mij nog eens weer doet aanschouwen; ik ben wel diezelfde niet meer als vroeger toen ik in mijn kracht was, maar ik heb nu ook wat beters, dat ik toen niet had. En nu kind, moeten we moeder gauw gaan opzoeken.”

Ze gingen den naasten weg over den Haarlemmerdijk, die toen reeds net als nu geheel met huizen was bezet Doch halverwege reeds moest vader rusten, waartoe de banken, die toen op de meeste stoepen werden gevonden, gelukkig gelegenheid boden. Zulke banken dienden eigenlijk voor de bewoners der huizen, die 'savonds zich kwamen verluchten, terwijl vader een lange pijp rookte, en de kinderen op de stoep speelden. Tegenwoordig zou men dat wat „burgerlijk" vinden, of „ordinair" zooals de Amsterdammers zeggen. Doch in dien tijd deden zelfs zeer deftige familiën zoo. Ja men vindt opgeteekend, dat een bekend raadsheer, Bontemantel geheeten, een gesprek over staatszaken hield met een hooggeplaatst man die naar Indië ging, terwijl beiden genoegelijk steunden op de ijzeren leuning van de Nieuwebrug aan 't IJ.

Vader had blijkbaar van zijn kracht wat veel gevergd, en daarbij was de ontroering groot, nu hij na zooveel jaren zijn stad wederzag, en allerlei herinneringen bij hem opkwamen. Hij beefde, en zei eindelijk dat hij geen kans zag den langen weg naar 't gasthuis nu af te leggen. Trouwens Geertje zag dat ook wel, en overlei wat te doen. Aan drinkwinkels was hier geen gebrek, doch vader was, wat zijn dochter ook mocht zeggen, niet te bewegen daar in te gaan. Nog zat men te redeneeren, toen de man eensklaps zei:

„Weet je wat, kind, de Anjeliersgracht is hier immer heel dicht bij. Laten we even bij dien koster gaan, onze oude kennissen. Als ik daar rustig een poosje zit en wat drink, kom ik zeker wel bij.”

Dat Geertje veel zin had in dat bezoek durf ik niet zeggen. Doch ook zij wist geen beteren raad. Zoo stapte men dan op, ging een zijstraat in, 't Fransche pad voorbij, en na een klein half uur — want vader liep nu heel langzaam — was de kosterswoning bereikt, vóór welke echter het „school eu braaije" niet meer prijkte.

AAN VRAGERS,

Op de vraag van O. te A, vanwaar de spreuk komt:

Ieder ketter heeft zijn letter,

moeten we het antwoord — althans met zekerheid — schuldig blijven. We weten niet door wien en wanneer die regels zijn vervaardigd. Wel weten we dit: Nu twee eeuwen geleden leefde in Zwitserland de zeer bekende godgeleerde Werenfels, wiens werken herhaaldelijk zijn uitgegeven. Hij nu dichtte een Latijnsch vers op den Bijbel, dat vertaald ongeveer aldus luidt:

„Dit is het boek waarin ieder zijn eigen meeningen over de leer zoekt en vindt"; wat natuurlijk niet beduidt, dat ze er ook werkelijk in staan.

Dit versje nu kan aanleiding gegeven hebben tot het maken van dat, waarover de vra ger spreekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's