GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEZELSCHAP.

XXXIX.

De eerste dagen waren voor Geertje recht aangename, gelijk zij zich niet kon herinneren nog in eenigen dienst te hebben doorgebracht. Vroeger zou zij misschien anders hebben geoordeeld, doch dit kwam, doordat haar hart anders gesteld was dan nu. Toen ging het uit naar wat deze wereld heeft en geeft, thans gevoelde zij iets van die droefheid naar Godj welke een onberouwelijke bekeering tot zaligheid werkt. En het was haar een blijdschap, te zijn bij een meesteres, die ook van deze dingen wist, die niet, gelijk haar vroegere heer, onder vele andere zaken ook iets dat „godsdienst" heette, in huis had, maar die in de vreeze des Heeren leefde.

Het groote onderscheid tusschen de beide zusters trof Geertje zeer bijzonder. Beide waren goedhartige menschen, maar de kroeghoudster was een volkomen wereldsche vrouw, die zich blijkbaar om niets bekommerde, dan om haar huisgezin en haar zaak, waarvan zij als weduwe moest leven. De hofjesmoeder was we volijverig in haar werk, maar achtte dat toch blijkbaar niet het hoogste. Zij begon den dag dan ook niet met de dingen dezer wereld, maar met de eeuwige en blijvende, die het Woord Gods, 'twelk zij las, haar bekend maakte. Geertje vond het nu even aangenaam als vroeger vervelend, daar bij te mogen zijn, en luisterde op merkzaam toe, of zij ook iets hooren mocht, dat haar ten zegen kon wezen.

Dat er tusschen de twee zusters zulk een onderscheid bestond, was, gelijk de lezer begrijpt, eenvoudig daaraan toe te schrijven, dat de een den breeden, de ander den smallen weg bewandelde, van welke beide des Heeren Woord ons spreekt. De zusters waren, gelijk Geertje later vernam, vroom opgevoed en wel onderwezen in de waarheid, die naar de godzaligheid is. Doch de een der zusters, was in het huwelijk getreden met een man, die God niet vreesde — hoe ernstig des Heeren Woord daartegen ook waarschuwt — en, gelijk 't veelal gaat, de ongeloo vige was oorzaak geworden, dat ook de ander zijn weg op ging. Zoo was de vrouw allengs geheel van den Heere afgeweken en toen nu haar man stierf, had zij niet beter geweten, dan een kroegje op te zetten, ten einde zoo haar brood te verdienen.

Den eersten Zondag den besten was Geertje ter kerk geweest in de Oude-Zijdskapel, een der oudste kerken van Amsterdam. Toen zij weer thuis kwam, en de juffrouw vroeg, hoe zij 't ge-}iad had; antwoordde Geertje, dat zij wel me groot genoegen den predikant had gehoord, doch dat zij gaarne een woord had ontvangen, dat haar troostte en sterkte. Dat nu was niet zoo geweest. „Maar dat zal wel aan mij liggen, " voegde zij er bij.

„Dat kan ook wel zijn, " was 't antwoord. „Maar als ge lust hebt, ga dan van avond eens mtt mij mee. We hebben gezelschap, weet je, en dan gaat vader Van Slijpe voor, iemand die naar ieders hart weet te spreken, 't Is van avond om 6 uur.”

„Is dat onder kerktijd? " vroeg Geertje. „Bij t den koster, waar ik vroeger was, hielden ze ook gezelschap, maar, ziet u, na de kerk.”

„Neen, ” . zei de juffrouw, „dé menschen die bij vader Van Slijpe komen en ik zelf ook, krijgen daar, wat ze in de kerk niet kunnen vinden. Wij hebben het onder elkaar heel goed. Niet dat de dominee de waarheid niet preekt, o, neen, maar zie je, ik heb daar niet aan. Je krijgt zoo weinig voor je hart, en daarom zoeken we 't maar in ons kringetje. Je moet maar eens meegaan.”

Hoewel Geertje de zaak wat vremd vond, was zij tot dit laatste gaarne bereid, en zoo wandelde zij dan tegen 't bepaalde uur met de juffrouw naar den Haarlemmerdijk. Zij gingen een huis binnen, waarvan de deur gemakshalve open stond, en een trap 'op, die naar een zeer groote kamer voerde. Daar zaten reeds eenige mannen en vrouwen, en Geertje bespeurde aan de begroetingen, dat het zeker vaste bezoekers waren, die elkaar kenden. Tegen zes uur was de kamer geheel gevuld met mannen en vrouwen, waaronder enkele van Geertje's leeftijd.

Inmiddels verscheen iemand, op wien bijzonder haar aandacht viel, doordat hij niet alleen er bijzonder statig uitzag, maar ook de rijen rondging, en ieder vriendelijk de hand reikte. Dat was vader Van Slijpe, zei de juffrouw, 't Was iemand van een jaar of vijftig, met een zeer ernstig en toch niet onvriendelijk gelaat, en reeds sterk grijzend haar. Hij droeg aan 't lijf een zwarten rok, een kleedingstuk waar toen des Zondags de mannen veelal des zomers in ter kerk gingen, en öp den neus een bril met grooten ronde glazen, gelijk men ze toen had. Hij nam plaats vóór een tafel, en nadat er gezongen en gebeden was, las hij een hoofdstuk uit • Zacharia en begon daarover te spreken. Geertje luisterde zeer aandachtig, doch zij begreep er weinig van. Wel sprak de voorganger in 't HoUandsch, maar de dingen die hij behandelde en de woorden en uitdrukkingen die hij gebruikte gingen boven haar begrip. De lieden om haar heen echter vatt'en blijkbaar alles best, en knikten nu en dan toestemmend.

Toen vader Van Slijpe een poos over het voorgelezen Bijbelwoord had gesproken, maakte hij datgene wat wij bij een predikatie de toepassing noemen.

Dat ging echter eenigszins anders dan bij ons in de kerk. Want al spoedig wendde de spreker zich tot een der aanwezigen, dien hij bij zijn naam noemde, en vroeg hoe hij 't deze week gehad had. Dit wilde zeggen, hoe 't met zijn ziel voor den Heere en voor hem zelf was gesteld geweest. De gevraagde vertelde daarvan iets, wat Geertje weder maar ten halve vatte. Vader Van Slijpe maakte over het antwoord eenige opmerkingen, en daarna kwam een ander aan de beurt. Nu en dan sprak pok deze en gene een woord, die niet was gevraagd.

Natuurlijk voerden niet allen 't woord, en Geertje verwachttte dan ook niet anders, of zij zou overgeslagen worden, doch 't viel anders uit. Want tot haar niet geringe ontsteltenis richtte zich de voorganger eensklaps tot haar en zei:

„Jonge dochter, we zien u hier voor 't eerst, en zoo we hopen niet voor 't laatst. Hebt ge ook iets mee te deelen omtrent de reden dieu hierheen drijft. Is door Gods genade ook in u een goed werk begonnen? ”

Het meisje wist niet wat te antwoorden; zij werd verlegen, kleurde en barstte eindelijk in tranen uit. Gelukkig vroeg de voorganger niet verder. Er werden nog eenige opmerkingen gemaakt en toen met bidden en zingen gesloten. Geertje kon verder dien avond gaan waar zij wilde, doch zij gevoelde geen lust meer om uit te gaan, en keerde dus naar het hofje terug, om in gezelschap van de juffrouw den avond door te brengen. Er kwamen nog een paar vriendinnen mee, en zoo werd de tijd gezellig gesleten, niet in ijdel geklap, maar in in het spreken over den Heere en zijn dienst.

Dat was ongetwijfeld voortreffelük. Toch geloof ik, dat het niet goed zou wezen, zoo wi in alles navolgden, wat ik u hier vertelde. Dat zal straks blijken.

CORRESPONDENTIE.

Onze lezer M. B. uit G., dien we nog niet antwoordden, zal ons genoegen doen door even te melden of de munten, waarvan hij spreekt, die zijn in den Bijbel genoemd. Is dit zoo, dan is geen nader antwoord noodig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's