GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteit.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor een talrijk opgekomen publiek hebben de heeren Dr. H, Bavinck en F, Biesterveld Woensdag en Donderdag j.l. hun inaugureele oratie gehouden.

Het kort verslag, dat aan de pers werd toegezonden, vinde ook hier een plaats.

Aangaande de oratie van Prof. Bavinck meldt dit verslag:

Bijna twintig jaren geleden — zoo begon de spreker — ving ik mijn arbeid aan de Theol. School te Kampen aan met eene rede over de Wetenschap der Heilige Godgeleerdheid. De Christelijke Gereformeerde kerk, welke die school had gesticht, was den strijd om haar bestaan te boven en kon thans hare zorgen wijden aan eene meer wetenschappelijke opleiding van hare toekomstige dienaren. Thans sta ik gereed, om het hoogleeraarsambt te aanvaarden aan eene Hoogeschocl, die bij hare stichting voornamelijk de beoefening der wetenschap zich ten doel stelde, maar toch ook allengs met de eischen der practijk meer rekening is gaan houden.

Maar deze twee doeleinden, hoe onderschei den ook, zijn niet met elkander in strijd. Leven gaat altijd aan kennis vooraf en blijft er de onmisbare onderstelling van. En de kennis blijft in hare hoogste ontwikkeling aan het leven gebonden. Met name geldt dat van de Godgeleerdheid. Zij is in haar wezen kennisse Gods in het aangezicht van Christus zijnen Zoon, en hangt daarom ten nauwste met den godsdienst saam. Over beider onderscheiden verband wenschte spreker bij deze gelegenheid eenige gedachten aan de welwillende overweging van zijne hoorders aan te bieden.

In den nieuweren tijd is er een scherpe tegenstelling gekomen tusschen gelooven en weten, tusschen leven en kennis, tusschen zijn en bewustzijn. Zij bestond niet ten allen tijde. Toen het Christendom zijne intrede in de wereld deed, heeft het langzamerhand alles hervormd en ook het denken met een anderen inhoud gevuld en in nieuwe banen geleid. Maar de kerstening bleef toch dikwerf tot de oppervlakte beperkt. En zoo heeft zich allengs op alle terrein en ook op dat van het denken eene nieuwe richting baan gebroken, die eerst naast en daarna tegenover het Christendom kwam te stasn. Sedert de Renaissance is de geschiedenis der wetenschappen de geschiedenis van hare emancipatie geweest. Vitndaar dat er thans tus schen oude en nieuwe wereldbeschouwing een hevige strijd is ontbrand, die op elk gebied doorwerkt en het pijnlijkst zich gevoelen doet in het hoofd en hart van den student, die, in een Christelijk gezin opgevoed, staks op de academie met de v/are of vermeende resultaten der moderne wetenschap bekend wordt.

In dit emancipatieproces der wetenschappen is ook de godsdienst en de godgeleerdheid be trokken. De opvatting, die van beide thans wordt voorgedragen, is in lijnrechten strijd met de belijdenis der gemeente. Er bestaat thans eene diepe klove tusschen kerk en school, tusschen volk en geleerden, tusschen den godsdienst, gelijk hij in het leven zich vertoont en de theorie, die daaromtrent in de godsdienstwetenschap wordt gehuldigd.

Deze scheiding en tegenstelling is voor beide verderfelijk. Vandaar zijn er allerlei pogingen beproefd, om deze tegenstelling weg te nemen of te verzachten. Het radicaalst gaan zij te werk, die de religie voor eene „Privatsache" verklaren en de theologie uit den kring der wetenschappen willen verwijderen. Anderen, zooals Bernoulli te Bazel, stellen eene scheiding voor tusschen exegetische en historische vakken, die wetenschappelijk, en de dogmatische en practische vakken, die alleen kerkelijk zijn. Nog anderen, uit de school van Ritschle, krimpen de dogmatiek zoo in, dat zij allen samenhang met de wetenschap verliest. Maar al deze pogingen blijken onvruchtbaar. Zij verzachten de tegen stelling niet maar verscherpen haar.

Er is aan deze tegenstelling alleen te ontkomen, als het „religions geschichtliche" standpunt met beslistheid verlaten en voor het Christelijkhistorische verwisseld wordt. Godsdienst en godgeleerdheid onderstellen beide dat God bestaat, dat Hij zich geopenbaard heeft en dus ook naar die mate voor den mensch kenbaar is. Wie deze onderstellingen niet aanvaarden wil, kan het bestaanrecht van beide niet handhaven. Elke wetenschap brengt hare eigene onderstellingen mede; eene „vorauszetzungslose" wetenschap is er niet. En zoo ook gaat godsdienst en godgeleerdheid, en bepaaldelijk de Christelijke gods dienst en godgeleerdheid van onderstellingen uit, die niet te bewijzen maar alleen door het geloof te aanvaarden zijn.

Op dit standpunt alleen is er tusschen gods dienst en godgeleerdheid een innig verband te handhaven. Zij zijn niet hetzelfde, zij staan ook niet tot elkander in verhouding als moeder en dochter; maar wel zijn zij aan twee zusters gelijk, die elk een eigen taak hebben in de huishouding van Gods kerk. Daarom zijn zij ook innig aan elkander verwant. Zij komen beide op uit dezelfde prinpicia, de onderwijzing des Woords en de verlichting des Geestes; zij hebben wezenlijk denzelfden inhoud, n.l. de kennisse Gods in het aangezicht van Christus; en zij beoogen hetzelfde doel, nl. de verheerlijking van Gods Naam. Daarom zijn ze voor elkander onontbeerlijk. Religie zonder theologie verloopt in rationalisme of mysticisme; theolo gie zonder religie verliest den bodem, waaruit zij haar beste levenssappen trekt. Theologie, als rechte kennisse Gods, is het hart der religie. En religie is de polsslag des levens, die in het organisme der godgeleerdheid klopt. Theologie is zelve rehgie, een dienen van God op de erve der wetenschap.

Spreker besloot zijne rede met de gebruikelijke toespraken aan heeren Directeuren, Curatoren, Professoren en Studenten.

En aangaande de oratie van Prof. Biesterveld:

Het onderwerp luidde: „Het object der ambtelijke vakken." Na in de inleiding zijner rede gewezen te hebben op den practischen aanleg van onzen tijd, die echter niet verhindert dat de zoogenaamde practische Theologie geen groote eere nog ondervindt, ging spreker er toe over om eerst aan te toonen, hoe het object der Christelijke vakken is verstaan in de historie.

Allereerst in den tijd der patres, bij mannen als Gregorius, Chrysostomus, Ambrosius, Augustinus e. a. Als resultaat werd geconstateerd, dat in de oude kerk over-het algemeen te eenzijdig het ambt van den priester op den voorgrond trad, hetgeen hoe langer zoo meer het geval werd, tot in de ontwikkeling van de eucharistie tot misoffer het priesterlijk element den algeheelen triomf viert.

Vervolgens kwamen de middeleeuwen aan de beuit, die op dit voetspoor voortgingen.

De behandeling van de reformatorische Theologie leidde tot het resultaat, dat eigenlijk slechts enkelen deze vakken van uit het eigen theologisch standpunt hebben behandeld. Allereerst was dat Andreas Hyperius, vervolgens Zepperus, Alstad, Voetius. Bij de Lutheranen stonden Hartmann en Haberlin onder invloed van Hyperius, maar meest deed men niets dan voorschriften geven voor de uiterlijke ambtsverrichtingen van den pastor. In de rationalistische periode niets dan recepten voor Pastoralklugheid.

Met Schleiermacher komt herleving. Maar ook zijne opvatting kan nooit uit een encyclopaedisch, noch uit een theologisch oogpunt voldoen. Even min als alle pogingen van den nieuweren tijd van mannen als Nitzsch, Krausz, Achely, van Nathusius e. a. Wel vele uitnemende detailstudiën, maar geen eenheid van beschouwing, noch wat object, noch wat methode, noch wat indeeling dezer vakken betreft.

In het tweede deel werd aangegeven wat naar gereformeerd beginsel het object dezer vakken dient te zijn. Dat is op het voetspoor van Hyperius, gevolgd door Dr. Kuyper: het ambt zelf. Dat ambt is naast de Schrift, de kerk en-het dogma, één der vier van elders in dit leven optredende elementen, die tot een eigen groep van Theologische studiën aanleiding geven.

En dan het ambt naar zijn ontwikkeling als Patronaat, Presbyteraat, Diaconaat, met het ambt der geloovigen. Het moet in naam, oorsprong, karakter, functie, historie enz. onderzocht. In het derde deel wees spreker aan, welke voordeden verbonden zijn aan deze keuze van het object. Vooreerst wordt aldus hun wetenschappelijk karakter gevindeerd, dan de rechte naam (Diaconiologische groep) voor deze vakken ge vonden, ook duidelijk beschreven wat naar het principium der Theologie voor elk ambt als laak en roeping is aangewezen; voorts zal deze keuze leiden tot de rechte waardeering van het .•imbt zelf, de eischen voor de rechte uitoefening van het ambt scherper doen formuleeren, en ook gunstig inwerken op de vorming en toebereiding voor alle deelen van het ambt.

Met de gebruikelijke toespraken tot H.H. Di recteuren. Curatoren, Hoogleeraren en Studenten werd ook deze oratie gesloten.

Met groote belangstelling werden beide oraties aangehoord.

Prof. Bavinck en Biesterveld hebben in rijke mate de gave der welsprekendheid ontvangen en hun woord dwingt tot luisteren.

Door beiden werd scherp positie gekozen tegenover de poging, om de wetenschap der theologie van haar levenswortel los te maken.

Prof. Bavinck omvatte met breeden blik geheel het terrein der theologie. Prof. Biesterveld deed klaar en duidelijk uitkomen, hoe de zoogenaamde practische theologie alleen in het ambt haar eigen object vindt.

Voor dit goede en schoone woord zij hun openlijk onze dank geboden. Al wat aan persoonlijke geprikkeldheid kon doen denken, werd gemeden. Het betoog richtte zich op de beginselen, die aan elk Gereformeerde dierbaar zijn. En daardoor zullen deze inaugureele oraties blijvende waarde hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's