GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zoek uwen knecht”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoek uwen knecht”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek uwen knecht, want uwe geboden heb ik niet vergeten. Psalm 119 : I76.

Het zoeklicht van den torentrans over stad en omtrek geworpen, is treffend beeld van e uitvlamming van 't Alziend Oog.

Te midden van donkerheid en duisternis schiet, met de snelheid van den oogwenk, een bundel stralen van wit, zacht, helder licht, uit één punt als bron, in steeds breeder ontplooiing zich spreidend, over breed terrein omlaag; en op dat bestreken en beschenen terrein komt opeens alle voorwerp, alle vorm in scherpe lijnen uit. Niets blijft verborgen.

Zoo nu straalt uit het Alziend Oog daarboven het hart-en ziel-doorzoekend licht tot in de diepste plooien van uw consciëntie.

Toch is het niet dit zoeken en doorzoeken, waarop de Psalmist doelt, als hij smeekt: „Zoek, Heere, uwen knecht."

Beeld der Schrift hierbij is de herder, op de bergen omdolend, en zoekend het lam van de kudde, het schaap dat afzwierf en dat hij daardoor verloor. De Psalmist legt 't zelf zoo uit:

»Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond, dat onbedacht zijn herder had verloren, ai, zoek uw knecht, schoon hij uw wetten (schond, want hij volhardt naar uw geboón te hooren."

En dat beeld uit het landleven, wat staat het niet veel hooger dan het beeld aan het zoeklicht ontleend.

Hier is de liefde, de prijsstelling op het weer bezitten van wat verloren werd, het niet kunnen laten varen van wat bij de kudde hoort, van het zoeken de drijfveer, of wilt ge de prikkelende, de aanzettende drift van het hart.

Er is hier weerkeerigheid.

Hulpeloos blaat het verdwaalde schaap om zijn herder, en de herder speurt het bergpad af om het verloren schaap weer te ontdekken.

Het verdoolde schaap wil teruggevonden zijn, en de herder wil het verdoolde schaap terug vinden.

Het geblaat is een roepen: zoek mij, o, herder!, en door zijn blaten werkt het schaap zelf mee om gevonden te worden.

En zoo nu ook is hier dat smeekend roepen uit de ziel: Z.oek uw knecht.

Bede om gevonden te worden, en tegelijk een uiting der ziel die het terugvinden mogelijk maakt.

Wie zoo smeekt, is niet het kind der wereld, niet de man die ver van God de weelde zoekt, of zich-zelf in zijn hart als zijn eigen afgod aanbidt.

Van den nog onbekeerde is hier geen sprake. Die hier bidt is een persoon die weet dat hij Gods knecht is geworden; dat hij in dienst van den Almachtige is overgegaan; dat hij bij God geweest is, en nu van zijn God is afgeraakt. Ook in het beeld van den herder met het lam ligt dit klaarlijk uitgesproken. Wie afdoolde van de kudde is bij de kudde geweest; wie roept om den herder heeft den herder gekend.

Zoek uw knecht! is hel rechtstreeks smeeken van het kind van God, dat zijn Vader in de hemelen in zijn liefde bekend heeft, en nu in het gemis van die liefde zich verlaten, zich wee aan het hart voelt, en terug verlangt naar de teedere genieting, die het in de nabijheid van zijn God gesmaakt heeft.

Misduid daarom den innigen zin van dien noodkreet der ziel niet.

Het is geen geroep om bekeering, , maar een roepen om terugkeer.

Wie nog niet bekeerd is, kan zoo niet roepen. Wie zóó roept ontviel aan een gevonden liefde, en verlangt met al het heimwee dier verloren liefde naar die liefde terug.

Telkens komt dit voor. Men was door de enge poorte ingegaan. Men zag hooger licht op zijn pad gezaaid. Gevoel van levensvernieuwing doortintelde het hart. Krachten des Koninkrijks doorstroomden de aderen der ziel. Men wist nu waarvoor men leefde. Boordevol werd de beker der verzoening gereikt. Men jubelde in zijn Heiland. En zaliglijk ontlook daarbinnen het heilig intieme gemeenschapsleven met God in Christus.

Maar het bleef niet zoo. Weer trokken nevelen over het innerlijk gemoed. Van het gaan op den rechten weg kwam het tot dolen, van dolen tot afdolen. En toen werd weer alles onzeker, onrustig, ongetroost. Invloeden uit de diepte, die de heilige invloeden uit de hoogte terugdrongen.

Wat scheen God toen weer ver! Hoe verslapte weer de eens zoo krachtig gespannen band des geloofs in Christus.

Zoo was het weer donker voor de ziel, en in die donkerheid omving gevoel van eenzaamheid en van verlatenheid het hart, tot dat hart 't niet meer uit kon houden, en naar zijn God terugverlangde en zich weer inspande om zijn God terug te zoeken

Maar op dit zoeken volgde geen vinden. Geen spoor teekende het pad. Nu her-; dan derwaarts gaande bleef men van God even ver, of week zelfs tenslotte nog verder van zijn God af.

Neen, het is niet in uw macht gesield, om als ge eenmaal met Gods liefde verrijkt zijn, met die liefde te spelen, ze eerst te winnen, dan te laten varen, en dan ze weer terug te nemen.

Wie God gekend-heeft, en dan zijn God verlaat, vindt Hem zelf niet weder.

Zoo leert ge dan uw innerlijke machteloosheid verstaan. Gij kunt niet. Maar dit behoudt ge, dat ge buiten uw God niet kunt. Dat het gemis van zijn liefde een snijdend ledig in uw ziel doet schrijnen.

En dan eindelijk breekt het door: Niet ik kan mijn God terugzoeken, maar mijn God kan mij weer zoeken.

En dan komt het angstig blaten van het afgedoolde schaap, het roepen diep uit de ziel tot dien God dien men verloren heeft. Het smeeken: o God, zoek Gij uw knecht!

Dat heimwee, om zijn God terug te vinden, kan soms wonderbaar eens menschen hart aangrijpen.

Er zijn er, aan wie God, toen ze nog jong, toen ze nog kind waren, half ongemerkt van zijn liefde genieten deed. Dat Hij ze wederbaarde, zonder dat het bewuste geloof tot voller kennisse van zijn naam doordrong.

Zoo verkreeg men dezen ongewonen toestand der ziel, dat God inwendig met zijn kracht werkte, en dat toch de twijfel ziel en zinnen doordrong.

Personen, ge hebt ze ook wel gekend, die het geloof niet grijpen konden, en die toch u door zoo menige edeler uitademing van hun ziel, boeiden en verkwikten; soms veel sterker u aantrokken dan starre belijders.

Bloemen in den knop die niet ontluiken konden, en die toch uit den gespleten bloemknop u reeds tegengeurden.

Zielen, inwendig door heimwee naar God verteerd, maar die heur eigen heimwee niet verstonden. Die niet wisten dat ze reeds bij God hoorden, en toch soms een innerlijk zuigen in de aderen der ziel naar Hem gewaar werden.

Dezulken bidden zelven nog niet, maar wie bidden kan bidt voor hen : Heere, zoek dezen uw knecht, zoek deze uw dienstmaagd, want alle levensuiting spelt het, dat ze toch tot de knechten en de dienstmaagden des Heeren behooren.

Kinderen van den huize, maar aan hun Vader nog niet ontdekt.

En dat smeeken vindt verhooring. Niet het lippengebed, maar het zielsgebed, voor onszelven en voor hen die God op ons hart bond. Dan zoekt God ze, en God vindt ze, èn laat zich vinden van hen.

Hoe dit toegaat, is onder geen regel te brengen. Hiertoe gebruikt God 't lot, dat Hij doorleven laat. Hij bezigt er toe een geschre ven gedachte, die Hij ons lezen doet; een ingrijpend woord dat Hij ons doet opvangen. Hij werkt met leed, dat Hij ons hart te lijden geeft. Spanningen waardoor Hij ons angstig beproeft. Ontmoetingen die Hij ons óp onzen weg doet vinden. Aandoeningen van engelen die Hij om ons zweven doet. Inwerkingen die Hij op ons hart rechtstreeks doet werken.

Het is een borduren van God op onze ziel van een heilig kunstwerk in allerlei tinten en in allerlei vormen.

Maar, hoe ook wisselend en onnaspeurbaar, de uitkomst is zeker.

God zoekt ons, en God vindt ons, tot we eindelijk zelven ontdekken dat we gevonden zijn, en de nabijheid van onzen God weer levendig, bezield en krachtig om en in ons hart genoten wordt.

Gij, vertraag dit vinden in het zoeken van uw God niet.

Niet alleen twijfel, ook neiging tot voorliefde voor twijfel is zondigen tegen Gods liefde.

Als God u zoekt, en de hand op uw schouder legt, trek dan dien schouder niet terug, maar val op de knieën, dank en aanbid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

„Zoek uwen knecht”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's