GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Uit geheel uw kracht.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Uit geheel uw kracht.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus antwoordde hem: et eerste van alle de geboden is: oor Israël, de Heere onze God is een éénlg Heere; En gij zult den Heere uwen God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uwe ziele, en uit geheel uw verst-nd, en uit geheel uwe kracht. Dit is het eerste gebod. Markus I2 : 29 en 30.

Niets stuit zoo, als het oppervlakkig schermen en het opgewonden dwepen met liefde, gelijk dit in onze liefdelooze samenleving nog altoos tot den goeden toon behoort. En hinderlijk bovenal wordt dit spelen met het hoogste wat er in hemel en op aarde bestaat, als ge in ongeloovige en halfgeloovige kringen, vooral door heel of half geëmancipeerde vrouwen, het hooge ideaal der liefde keer op keer misbruiken hoort, om er bij voorkeur alle geloovige belijdenis van het Evangelie mêe te weerstaan.

De liefde heet dan al de religie. Daar hoeft niets bij. Het oude Testament is veel te onbarmhartig. Paulus met zijn vervloekingen kon veel te hard zijn, en* heeft alleen door de hymne der liefde in I Cor. 13 zijn eere gered. Alleen Johannes, de apostel der liefde, is een man om meê te dwepen, want dat hij vuur uit den hemel wilde zien nederdalen om de tegenstanders van Jezus te verdoen, zal wel niet waar zijn, en dat hij vermaand zou hebben, om iemand die van de leer van Christus afviel, zelfs niet in zijn huis te ontvangen, (2 Joh. 10) staat wel in zijn brieven, maar die brieven zijn immers onecht. Bovendien, zij, als minnaars der liefde, houden zich alleen aan Jezus, die zich nooit door iets anders dan door zachte, teedere liefde liet leiden. Want wel is het zoo, dat Jezus hard, scherp zelfs, tegen de Pharizëen kon zijn, maar dat zijn zij ook, want de Pharizëen, — dat zijn immers de „fijnen", de orthodoxe Christenen, en die sparen ook zij niet. Dat hoeft niet. Die letterdienaars staan ook voor hen buiten de wet, ook buiten de wet der liefde.

Voelt, tast ge nu niet, hoe die valsche liefdesmanie onverbiddielijk door Jezus in wat hij over het eerste en groot gebod sprak, veroordeeld wordt}

o, Gewisselijk. Op liefde alleen, op niets dan liefde komt het aan, De Uefde is het hoogste, de liefde het één en al. Mits op ééne voorwaarde, op deze voorwaarde namelijk, dat al uw liefde van de liefde voor uw God uitga, d. w. z. dat in uw liefdeleven de liefde voor uw God op den voorgrond sta, en dat deze liefde voor uw God der wijs heel uw liefde beheersche, dat ge Hem lief hebt met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand.

Ja, als ware dit nog niet scherp en beslist genoeg uitgedrukt, en als om een laatste misverstand en wanbegrip af te snijden, voegt Jezus er nog een vierde aan toe, en bindt het u op uw cónscientie, dat deze liefde voor God dan alleen aan het hooge ideaal beantwoordt, zoo ze ook is een liefhebben van God uit al uw kracht.

Jezus doet dus niet, wat, heel averechts, menig belijdend Christen doet. Hij zegt niet: Ja, God, is wel de liefde, maar ge hebt ook met zijn heiligheid te rekenen. Neen, uw Heiland plaatst niets boven, noch ook iets naast de liefde. De liefde is hem het algenoegzame. Alleen maar, hij komt er tegen op, dat die liefde in hoofdzaak alleen met den naaste rekent. Hij eischt en wil, dat in uw liefde de liefde voor God het albeheerschend uitgangspunt zij, en hij laat u niet los, eer ge het verstaan hebt, dat aan uw liefde voor God nooit eenige grens mag gesteld worden, en dat ze daarom óók zijn moet een liefde voor God uit al uw kracht.

Liefde voor God met heel uw ziel, heel uw hart, en heel uw verstand, kan nog in het gevoel vervloeien of in het denkbeeldige hangen blijven, maar als ge God liefhebben moet óók uit al uw kracht, dan eischt ze uw werkelijk leven, heel uw persoonlijk bestaan, heel uw persoons-en levensbesteding op.

Kracht is al wat van u uitgaat, krachtens het pand door God u toevertrouwd, als uiting van de talenten u geschonken, van de macht en bevoegdheid waarover ge te beschikken hebt, van de middelen die in uw hand zijn gesteld, van den invloed, dien ge oefent, van den tijd die u gegund is, van de omstandigheden die uw krachtsbetoon mogelijk maken.

En al deze krachten, waarover ge vervoegt, en die u onder verantwoordelijkheid aan Hem die ze u schonk, zijn toevertrouwd, eischt Jezus dat ge alzóó tot uiting zult brengen, dat in aller werking de liefde voor uw God het beheerschende element zij.

Versta dit niet in valsch-geestelijken zin.

Voor de hand ligt de inbeelding, dat in de kracht, die van ons uitgaat, eigenlijk dan alleen de liefde voor God spreekt, zoo we die kracht uitsluitend op godsdienstig en geestelijk gebied aanwenden.

Men beeldt zich danin, dat wie Bedienaar van het Woord wordt, God meer liefheeft dan wie in rechten of geneeskunde studeert. Dat God meer liefheeft, wie zich aan de Zending wijdt, dan wie zijn krachten aan de pers besteedt. Dat een gesticht voor redding van ongelukkigen hooger staat dan een stichting voor wetenschappelijk onderzoek. Kortom, dat de liefde voor God tot hooger uiting komt, zoo men arbeidt op het terrein der particuliere genade, dan zoo ge leeft op het breede gebied der gemeene gratie.

En dit nu is valsch gedacht. Gods grootheid en almachtigheid bepaalt en beperkt zich volstrekt niet tot het engere gebied van de zaliging der zielen, maar doordringt heel ons menschelijk leven; en de liefde voor God moet zich bij ieder onzer, al naar gelang zijn talenten zijn en zijn levensroeping is, op elk terrein des levens even bezield en krachtig uiten.

Een schilder of beeldhouwer kan en moet even bewust en even voldingend zijn God uit liefde verheerlijken als een Zendeling of Philanthroop. Niets, zelfs het eenvoudigste beroep is hier niet buitengesloten. Een boer die ouderling is, moet zoowel als landbouwer in stal en graanschuur, als in zijn roeping als ouderling zijn God uit liefde met al zijn kracht dienen. Een moeder te midden van haar kroost en tegenover haar man heeft even heilige roeping om haar God uit al haar kracht lief te hebben, als een pleegzuster of een vrouw in den dienst der zending. En het valsche dualisme dat de moeder of dienstbode naar het gemeene leven verwijst, om de pleegzuster heilig te verklaren, voedt de liefde voor God niet, maar verderft ze.

Drie zonden belagen hier ons leven : het ongebruikt laten, het verkeerd gebruiken en het ^«w'bruiken van de ons toevertrouwde krachten, en in elk dezer drie wordt de liefde voor God verloochend.

Gelijk er geen star aan het firmament is gesteld, of ze ontving de roeping om te flonkeren tot Gods eer, zoo ook heeft God aan niet eenig menschenkind een korrel goud in de ziel geschonken, of de glans ervan moet uitkomen en flonkeren tot Gods eer.

Maar wat de starren niet doen, dat doet de vadsige mensch. In tal van personen ontwaart ge telkens, dat talenten aanwezig zijn, maar die ze begraven in de aarde, in plaats van er winste mede te doen voor hun God; en waar is dan de liefde voor het Eeuwige Wezen? Zeker, het zou inspanning, het zou opoffering, het zou zelfverloochening kosten, elk talent dat in hen schuilt, tot volle uiting te brengen. Maar nog eens, waar is hun liefde voor hun God, als ze die inspanning, die opoffering, die zelfverloochening voor hun lieven God niet over hebben?

Gods eere zou zooveel heerlijker, ook onder de Christenen, schitteren, indien al die korrels verborgen goud rijk glansden voor ieders oog, dan nu ze in het stof der zelfgenoegzaamheid en der vadsigheid bedolven blijven.

Anders, maar even zondig en liefdeloos voor God, is het verkeerd gebruik van ontvangen talenten. Dan spant men zich wel in, en deinst voor geen opoffering terug, maar het doel waarmede men arbeidt, is zichzelf een positie te verzekeren, zelf in de wereld vooruit te komen, anderen te behagen, en rijk te worden niet in God, maar in de schatting van het gemeen.

Er wordt dan wel gesloofd en gezwoegd, maar buiten God om, uit zelfzuchtigen prikkel en niet liit liefde voor God. Het is dan niet werken zoolang het dag is, als een kind uit liefde voor zijn Vader, wetende dat die Vader in onze nooddruft zal voorzien, maar zwoegen om zelf in zijn leven te voorzien. Om 't geld, en niet om zijn God.

En eenmaal dien weg op, komt men zoo licht tot het derde, het nog ergere misbruik van zijn gave, tegen God en zijnheiligheden in. o. Wie zal ze tellen de mannen, die als starren van eerste grootte Gode tot eer hadden kunnen schitteren, en die hun kostelijke gaven misbruikt hebben, om het heilige af te breken, het Woord aan te randen, de religie tegen te staan, en die ten slotte zelfs in hun driesten overmoed het geloof aan God bij anderen poogden uit te roeien? Wie kent ze niet, de zangers en kunstenaars, die hun talent misbruikt hebben om wulpschheid en valschen smaak te voeden en van God de zielen af te trekken ? Hoeveel geestigheid is niet misbruikt, om het heilige te bespotten en belachelijk te maken? Hoeveel scherpte van blik is niet in slimheid en sluwheid ontaard, om leugen en oneerlijkheid aan te kweeken? Hoeveel vrouwelijke schoonheid en lieftalligheid is niet verzondigd in behaagzucht en onreine bedoeling ?

Niet liefde voor, maar vijandschap tegen God is in al dit misbruik tot gevloekte uiting gekomen.

En tegenover al dit ongebruikt laten, dit verkeerd gebruik, en dit misbruik van de ons verleende gaven en talenten, stelt u Jezus nu niets anders dan den eisch der liefde voor uw God.

Hij bindt dien eisch niet aan de wereld op de consciëntie, want die wereld kent de waarachtige liefde niet, omdat ze God niet kent, en alle waarachtige liefde van de liefde voor God uitgaat.

Maar wel stelt Jezus dien vollen eisch onverkort en zonder eenige grens aan u, die zijn heiligen naam belijdt; en u laat hij niet los, eer de schellen u van de oogen vallen, en ge begint in te zien, dat het een verzondiging van uw leven is, zoo ge het heimwee niet kent naar die volle liefde voor den Eeuwige, die niet kan rusten eer ze God lief heeft, óók uit al haar kracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's

„Uit geheel uw kracht.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's