GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Utrecht in last.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Utrecht in last.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de stad der zeven kerkhoven spookt het tegenwoordig.

Niet alleen op het Sint Janskerkhof, waar onlangs de studenten ter middennachtelijke stonde met fakkellicht en treurmuziek de uitvaart vierden van hun oude sociëteit. Maar ook in de achtbare zaal der theologische faculteit, waar de getabberde heeren plots een geestverschijning hebben gezien. En al verbiedt professorale waardigheid om openlijk en in vol ornaat met wijwater en banvloek den boozen geest uit te drijven, er zijn gedienstige persorganen genoeg, die als trechter voor professoralen hartstocht willen dienst doen, vooral wanneer daarmee tegelijk een hak kan worden gezet aan het Christelijk ministerie.

De feiten zelf zijn bekend. In Utrecht's theologische faculteit was een vacature ontstaan. Er moest een professor benoemd worden om onderwijs te geven in de algemeene Godsdienstgeschiedenis, de geschiedenis der leer aangaande God, de wijsbegeerte van den godsdienst, en de zedekunde. Een viertal vakken van zoo eminent gewicht, dat de faculteit eigenlijk oordeelde, dat de last voor één professor te zwaar was, en het Rijk twee professoren moest aanstellen. Maar na lang wikken en wegen vond men "dan toch een tweetal theologen waardig om voor deze benoeming in aanmerking te komen. De voordracht werd opgemaakt en naar Den Haag gezonden; de Minister benoemde echter niet een van de beide Utrechtsche uitverkorenen, maar — Dr. II. Visscher, en dat zonder zelfs over dien nieuwen collega het goedvinden der hooggeleerde confraters te hebben gevraagd! Reeds dat feit zou voldoende zijn om den beker der professorale gramschap te doen overloopen. Maar wat het ergste is, deze Dr. Visscher staat bekend o als Calvinist; hij is een man, die trouw is l aan de Gereformeerde belijdenis. En nu is s de toeleg duidelijk gebleken. De Minister wil de Utrechtsche Universiteit allengs omzetten in een Calvinistische Hoogeschool, Het is de oude geest van Voetius, dien men reeds eeuwen lang gestorven en begraven waande, die straks in Utrecht's illustre Academie weer zal gaan rondspoken. Voetiias redivivus zal den toon aangeven daar, waar jarenlang de ethische Vermittelungstheologie oppermachtig den schepter zwaaide en geen dieper afkeer werd gekend dan van al wat maar den naam had van Gereformeerd of Calvinist te zijn.

Het is het Utrechtsche Dagblad, dat van deze spoken-historie den volke kond deed in een artikel, waarvan wij dit resumé aan het Handelsblad van 4 November ontleenen.

Omtrent de benoeming van Dr. Visscher zegt het U. D., met een herinnering dat de nieuwe hoogleeraar in vier vakken zal moeten lesgeven en dat de faculteit zelf twee hoogleeraren had gewenscht:

, , De minister heeft voor deze vier vakken één hoogleeraar benoemd.

Maar dan wellicht een man, heinde en ver als degelijk geleerde, als intellect van buitengewone begaafdheid en veelomvattende studie bekend?

De heer Dr. H. Visscher heeft, zoo wij ons niet bedriegen, in geen der vier vakken, waarin hij benoemd is om hooger onderwijs te geven, ooit iets gepraesteerd, ooit eenig bewijs geleverd dat hij ook maar van èén dier vakken eenige speciale studie heeft gemaakt.

Zijn wij wel ingelicht, dan zijn noch Curatoren der Universiteit, noch de theologische facul teit over dezen candidaat gehoord door den Minister. Het zou ook niet gediend hebben, want zij zouden niets over hem hebben kunnen mededeelen; hunne bevinding zou louter n e g a. t ie f zijn geweest...."

„De nieuwbenoemde hoogleeraar, hij moge als mensch, aU geloovige, als predihant zoo voortreffelijk zijn als hij wil, kan op den leerstoel in de vier omvangrijke vakken, waartoe hij is geroepen, geen enkele aanspraak laten gelden.

Hij heeft nimmer in het openbaar getoond iets, wat het ook zij, ooit aan een dier vakken te hebben gedaan...."

Het U. D. ziet dan ook slechts één motief voor de benoeming van Dr, V., nl. diens geloof, zijn Calvinisme.

„En indien deze benoeming een eerste stap moet zijn om Utrecht te maken tot een Calvinistische Universiteit, dan willen wij onze bezorgdheid over hetgeen er verder komen kan, niet verhelen.

Zoo iets, dan leert deze benoeming ons, wèl toe te zien op wat de voorgenomen wijziging der Wet op het Hooger Onderwijs ons kan brengen.

Bij de benoeming van Dr. Visscher is geen rekening gehouden met de eischen der weten bchap en de eischen Van het onderwijs. Zij is eene partijbenoeming van de slechtste soort.

Het is jammer, dat de zoo wei-ingelichte redacteur niet nog één tip van den sluier heeft opgelicht en ons ook heeft meegedeeld, wie dan toch die mannen zijn, die op het gebied van Ethiek en Religionsphilosophie, de geschiedenis der godsdiensten en de leer van God reeds zulke standaardwerken hebben geleverd, dat bij den glans van hun wetenschappelijk licht het nachtpitje van Dr. Visscher in het niet verdwijnt. Zoo groot is ons land toch waarlijk niet, dat zulke genieën in het duister wegschuilen. Heeft het Utrechtsche Dagblad wellicht gedacht aan den pas ontpopten Ethicus, die niet bij Voetius of Amesius, de oude Gereformeerde practizijns, maar bij den pantheïstischen Jood Spinoza het hoogere licht van de Christelijke zedekunde zoekt ? Of wilde het liever dat de „leer van God" werd toebetrouwd aan een hoogleeraar in ruste, dien de Synodale Commissie der Hervormde Kerk tot dusverre nog altijd in ruste liet? Alle vergelijking is hatelijk; maar nu het Utrechtsche Dagblad eenmaal aan het vergelijken ging, had het toch tegenover Dr. Visscher billijker gehandeld, wanneer de vergelijking niet met twee „onbekende grootheden" ware geschied.

Wij voor ons zijn dankbaar, dat de Minister een man benoemde, die door zijn proefschrift over Amesius blijk gaf èn van historischen zin èn van liefde voor de Gereformeerde Ethiek. Ook schijnt het ons niet zulk een euveldaad, dat thans onder de hoogleeraren in de theologie aan de Rijks-Universiteiten eindelijk de eerste Calvinistische professor zal optreden. Het bestaan dier faculteiten zelf veroordeelen we; hoe eerder ze worden afgeschaft, hoe liever het ons zal zijn. Maar zoolang ze bestaan en de wet verplicht de vacaturen te vervullen, is het niet meer dan „strikt naar recht", v/anneer een zoo talrijke groep als de Gereformeerden in ons land vormen, door één, zegge één katheder aan onze Rijks-Universiteiten worden vertegenwoordigd.

Wij hopen dan ook, dat Dr. Visscher door al dit geklaag over zijn negatieve verdiensten zich niet in de war zal laten brengen, Hoe de heeren in hun vuistje zou den lachen, wanneer zoo het Calvinistische spook kon bezworen worden en het heilige huisje voor de vrienden bewaard bleef! Wanneer de redacteur van het Utrechtsche Dagblad, die op theologisch gebied zoo bij uitnemendheid bevoegd schijnt tot oordeelen, aan Dr. Visscher een brevet van professorale onbekwaamheid uitreikt gelijk eens Dr. Schaepman aan Prof. Itterson deed, dan kennen we dat vooisken al lang. Luidt het niet: Nul n'aura de l'esprit que nos amis?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Utrecht in last.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's