GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een goed woord.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een goed woord.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe diep het opleidingsvraagstuk nog steeds ingrijpt in het leven van ons volk, blijkt wel uit dit schrijven van broeder S. de Jager uit Serooskerke, dat wij bij uitzondering een plaats willen verkenen.

De Theologische School, of de Vrije Universiteit ?

Dat deze vraag langer zoo meer naar voren is gedrongen, kan rit mand ontkennen. Een poging, met veel moeite voorbereid, om van de genoemde twee inrichtingen een te maken, is geheel mislukt. De geschiedenis bracht aan 't licht, dat beide inrichtingen ieder uit een eigen beginsel leven en dat zelfs de jongst gehouden Generale Synode niet in staat was, om ze op bevredigende wijze tot een te brengen.

Gelukkig dat dit in 1892 niet is doorzien. Had men het toen gezien zooals men nu ziet

de vereeniging van Geref Kerken, waarvan het eene deel de Theol. School, en het andere deel de Viije Universiteit in haar boezem droeg, ware niet tot stand gekomen. Nu is, Gode zij dank, die vereeniging een leit.

Dit feit moet dan ook niemand betreuren. God, die altijd zelf de geschiedenis leidt, heeft 't zoo gewild en heeft 't zoo bestuurd. En eerst nadat de vereeniging feit werd, brengt Hij ons «roor bovengenoemd vraagstuk.

Dat dit vraagstuk ons evenwel in grootemoeilijkheid heeft gebracht is evenzeer waar, niemand kan ook dat ontkennen. Maar, hoe groot die moeielijkheid ook zijn moge, niemand heeft - daardoor het recht om ve drietig, onaangenaam, onbroederlijk te zijn. Wij zijn verplicht te gelooven, dat Hij, die ons in deze moeielijkheid heeft geleid, dat juist gedaan heeft in Zijne Goddelijke wijsheid; — en wij zullen er stellig wel heerlijk weer uitkomen, als Hij ons op Zijn tijd doet inzien hoe Hij licht u t de duisternis geven en ons uit alle moeielijkheden verlossen kan.

Daarom moeten wij ons nu maar voor twee dingen wachten. Wij moeten, om er uit te komen, de m jeielijkheid niet doodzwijgen, en wij moeten evenmin trachten, door eigen zin en msening door te drijven, een der beide inrichtingen te overvleugelen en onmogelijk te maken. Dat zijn geen wegen die God ons aan wijst, maar wegen uit Satan, waartegen wij waken en bidden moeten. — Wij moeten het moeielijke vraagstuk eenvoudig aanvaarden en er op onze knieën mede tot onzen Koning Jezus Christus gaan, die toch altijd onze Allerhoogste Profeet en Leeraar is en die ons, door Zijnen Geest, zoo onderwijzen en voor lichten kan, dat wij, ook in dezen. Zijnen wil verstaan uit en naar Zijn Woord.

„Uit Gods Woord!" zoo hooren we antwoorden, „waar zouden wij toch ooit uit Gods Woord een aanwijaing kunnen vinden: of wij een Theol. School, dan of wij een Universiteit moeten hebben tot opleiding van toekomstige dienaren des Woords ? "

Broeders! ik geloof niet dat Gods Woord, ook muar in een enkel opzicht, onvolledig wezen kan, maar wel dat het volk des Heeren nooit voor zulk een moeilijk vraagstuk kan geplaatst worden, of er is in dat woord wel eenig licht te vinden, waaruit zij, hetzij direct of indirect, kunnen verstaan: „dit is de weg, wandelt in denzelven."

Enkele broeders hebben dan ook reeds beproefd, om uit Gods Woord aan te toonen, dat wij in de Geref. Kerken, eene eigene inrichting moeten hebben en behouden. Ik vind zulk een arbeid uitstekend; ieder doe in de kracht des Heeren, wat hij kan om tot duidelijkheid te komen. Alleen, men haaste niet en men zij niet te spoedig beslist; trachte men daarbij toch altijd onbevangen te zijn.

Dat wij er ons toe zetten mogen om gaven en talenten, tot behoud en opbouw onzer Kerken, te bezitten en te vermeerderen, staat naar Gods Woord toch wel vast, als de apostel Paulus zelfs beveelt om te „ijveren naar de beste gaven", i Cor. 12 : 31. Maar dat wij daartoe slechts ééne School of Faculteit moeten hebben voor Theologie, los van, en niet verbonden met andere faculteiten, blijkt uit i Cor. 12 volstrekt niet, veel eer juist het tegendeel.

De Apostel zegt daar: „En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest. En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; en er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Maar een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. Want dezen w-: rdt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en eenen anderen het woord der kennis door denzelfden Geest; en eenen anderen het geloof door den zelfden Geest; en eenen anderen de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest; en eenen anderen de werkingen der krachten; en eenen anderen profetie; en eenen anderen onderscheidingen der geesten; en eenen anderen menigerlei talen; en eenen anderen uitlegging der talen. Doch deze dingen alle werkt de een en dezelfde ^eest, deelende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil." Broeders! dit zijn allen gaven, die de Heere noodig geacht heeft tot de bedeeling en bediening van het N. Testament. Zouder er, goed gezien en de woorden van den apostel eens diep opgevat, geene aanwijzingen in liggen van de verschillende faculteiten die wij nog altijd tot behoud en opbouw van Gods Kerk noodig hebben ook voor onzen tijd?

Wellicht zal men hierop antwoorden: „De genoemde gaven waren immers buitengewone en op geheel buitengewone wijze verkregen."

Die gaven waren wel op buitengewone wijze verkregen. Maar — hoevele van die gaven heeft de kerk, essentieel beschouwd nog altijd noodig, al geschiedt dan ook de toediening op een andere, d. i. gewone wijze; zooals bv. de gaven der gezondmakingen nu door het toedienen van geneesmiddelen plaats vindt. Wij zien dan ook dat het buitengewone, voor zoover dat blijvend dienen moet, nu tot het gewone behoort en door ijver, inspanning of studie moet verkregen en bewaard worden, zooals we straks wenschen aan te toonen, en zooals de gaven ook altijd, hetzij dan op buitengewone of gewone wijze, door de gemeene gratie zijn en worden medegedeeld.

Vraagt men nu, of dan Christus' Kerk op aarde, met betrekking tot het voortbestaan van alle noodige gaven, ook een roeping heeft, en en of die roeping ook uit de H. Schrift kan worden afgeleid, dan wenschte ik wel een gedachte aan te geven. Let wel, een gedachte, maar die ik meen, dat overweging verdient.

Het is weer de ook wetenschappelijk opgeleide Apostel Paulus, die deze gedachte, onder de leiding d-cs H. Geestes, aan de hand geeft.

In I Thess. 5:19 schrijft hij: Bluscht^den Geest niet uit." — Dat de Apostel nu wel nooit gemeend kan hebben, dat wij de persoon des H. Geestes uitblusschen kunnen, begrijpt ieder. Hij kan niets anders bedoelen dan de van den H. Geest verkregene gaven des H. Geestes.

Maar hoe komt dan de Apostel aan het begrip blusschen} Blusschen doet denken aan vuur, aan brand, — 't Is niet onduidelijk. Paulus, de Joodsche man, is thuis in de Joodsche wetten. Hij weet begrippen daaruit bruikbaar te maken voor de gemeente van Christus. „Er staat geschreven: Een dorschenden os zult gij niet muilbanden" zegt hij. En dan volgt: Zorgt God voor de ossen? Of zegt Hij dat om onzentwil." i Cor. 9 : 9, 10. Zoo ook: Trekt niet een ander juk aan met den ongeloovigen, " enz. 2 Cor. 6 : 14. Heeft hij hier niet kennelijk gedacht aan het bevel: Gij zult niet ploegen met eenen os en met eenen ezel tegelijk? " Deut. 22 : lo.

Zoo was het dan ook Paulus niet onbekend dat Mozes, bij de oprichting van den tabernakel, ook het altaar had toegericht, met het offer daarop. Maar het was hem verboden om vuur daar op te leggen; de Heere gaf zelf het noodige vuur van den hemel, en toen was het de taak van de priesteren, om te zo g-n, dat dit van den hemel gegevene vuur niet weer uitging. Het mocht niet gebluscht worden; want dan stond ; de geheele tabernakeldieust stil Welnu : zorgt gij dan ook, zegt Paulus, dat de gaven des Geestes niet uitgebluscht worden, want dan komt de profetie, de prediking in verachting, zie vs. 20, en ook de onder ons ingestelde bedieningen nemen een einde.

En metterdaad : de Heere Jezus Christus zelf heeft, volgens Hand. 2:3, van den hemel de gaven des H. Geestes uitgestort; in de g^ daante van verdeelde tongen als van vuur, zat het op een iegelijk van Zijne jongeren, en zij begonnen te prediken, zelfs in vele verschil lende talen, en al de gaven, waarvan de Apostel in I Cor. 12 spreekt waren aanwezig. „Bluscht dat vuur niet uit — ijvert naar de beste gaven daarvan", zoo luidt nu het Evangelisch bevel!

Noodzakelijk moet hierbij worden opgemerkt, dat Christus die gaven niet uitgestort heeft op geïnstitueerde kerken, want die bestonden niet. Maar toen de Heere die gaven uitstortte, deed Hij de Evangelische kerk geboren worden, en moesten terstond de gaven dienen om plaatselijke kerken te institueeren en ambten en be dieningen in te stellen. Bijgevolg, die gaven zijn geschonken aan de kerk als organisme en niet aan de kerken als instituut. Daarom is het dan ook de vraag, of niet de organische kerk de roeping heeft om de door Christus geschonken gaven te behouden, inrichtingen daarvoor te stichten, enz.; en zoo ja, of dan niet de geïnstitueerde kerken slechts te zorgen hebben, dat zij uit die inrichtingen alleen dat gene ontvangen, wat haar werkelijk dienen kan en noodig is, zonder iets daaruit aan te nemen wat haar schaden kan.

Doch deze en meer andere vragen laten wij rusten. Het was maar alleen ons doel, om aan onze goede en vroede voormannen een nieuwe gedachte aan te geven, opdat het hun gegeven worde weer met nieuwen moed voort te gaan, en de trein die ze moesten stopzetten, in gewenschte richting te besturen. Stilstaan moeten wij soms; maar immers niet te lang?

Serooskerke, (Walcheren).

Het gaat natuurlijk niet aan, om telkens dergelijke „stemmen uit de gemeente" in onze kolommen zich te laten uitspreken. De pers heeft niet de roeping om een vergaarbak van allerlei meeningen te zijn, maar om zelf leiding te geven aan de publieke opinie. En zet ge éénmaal het hek van den dam af, dan blijft het nooit bij één schaap dat om doortocht vraagt.

Dat we ditmaal een uitzondering maakten, is, omdat deze broeder, die uit de groep der gescheiden Kerken herkomstig is, te recht wijst op de schade, die de bestaande strijd op kerkelijk en geestelijk gebied ons brengt. Wie geen vreemdeling is in ons kerkelijk Jerusalem, weet hoe van alle kanten geklaagd wordt over scheuring en verdeeldheid. De voortdurende verdachtmaking van de Vrije Universiteit, de felle beschuldigingen tegen de Synode, het oprakelen van allerlei oude twisten; houden onze kerken voortdurend in spanning, drijft menigeen naar de scheurkerk van Ds. van Lingen, maakt den arbeid van onze predikanten tot een ploegen op rotsen.

Zij, die deze agitatie gaande houden, dragen een ernstige verantv.roordeIijkheid. Wanneer men op sommige plaatsen zelfs kerkelijke verkiezingsvereenigingen gaat oprichten, strooibiljetten verspreidt, alleen „mannen van de School" in den Kerkeraad dulden wil, dan verraadt dit een partijdrijven, dat in Christus kerk als diep zondig moet worden gebrandmerkt. Van Christus Kerk geidt: Alles is uwe en gij zijt van Christus. En zoodra Christus niet meer het middelpunt is van ons leven, maar School of Universiteit, A. ofB., de alles beheerschende vraag wordt, ontzinkt de Kerk aan haar heilige roeping en dreigt ze in een partij, in een secte, in een politieke fractie te ontaarden.

Wij danken broeder De Jager, dat hij in zoo broederlijken toon op dit gevaar wees. De oplossing van het vraagstuk ligt zeker principieel wel in den door hem aangewezen weg; maar hij zal zelf wel toestemmen, dat zoolang een groot deel der Kerken juist met het door hem gestelde beginsel het niet eens is, deze voorslag, hoe goed ook bedoeld, ons niet verder brengen kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Een goed woord.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's