GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XIX.

WEDERGEVONDEN.

„Ik zou echter", ging Lafon voort, „nog lang in het duister hebben getast of hoogstens te weten zijn gekomen, wat de Roomsche kerk leert buiten Gods woord om, als het den Heere niet behaagd had mijn oogen te openen. Dit ging zoo: Op zekeren tijd, toen ikmijteRouen bevond, en 's avonds in mijn herberg zat, raakte ik in gesprek met een man, die er heel eenvoudig uitzag, maar die hoeveel moeite hij deed dit te schijnen toch iemand van stand en aanzien moest wezen, gelijk ik uit zijn manieren en zijn taal opmerkte".

„We raakten ook aan het spreken over datgeen wat toen mijn hart vervulde, namelijk het vervolgen der zoogenaamde ketters. Ik wist, hoe er telkens dragonders uitgezonden werden en bij de lieden ingekwartierd, om hen door allerlei overlast te dwingen Roomsch te worden. Ik vond dat verschrikkelijk, want nu had ik zelf den Bijbel gelezen, en zag dat daarin niets voorkomt van zooveel dat de kerk leert en wel allerminst, dat men anderen om den geloove vervolgen en kwellen mag.

„Ik sprak hierover met den onbekende, schoon met de noodige voorzichtigheid, wijl ik niet weten kon, wien ik voor mij had. Hij liet mij uhspreken, maar zei toen ook: „Gij hebt volkomen gelijk, wij worden valschelijk beticht..."

„Toen hield hij even op", vervolgde Lafon, „ik weet het nog alsof het gisteren gebeurd was. 't Scheen dat hij schrikte van dat onvoorzichtige wij. Maar ik haastte mij hem te verzekeren dat, schoon ik alles begreep, hij van mij niets te vreezen had. Hij was een edelman zooals gij, heer graaf, die vermomd en onbekend zijn vaderland ontvluchtte. Ik heb zijn naam niet gevraagd, maar vermoed dat hij hier te Londen is, en daar ik op alle nietiwaangekomenen let,

koester ik de hoop hem weer te vinden. Doch dien avond heb ik in elk geval veel geleerd, dat ik nooit zal vergeten.

„Ik noodigde hem op mijn kamer, wat hij gaarne aannam, wijl we daar vrij konden spreken en hij onder mijn bescherming geen gevaar liep. Toen we met ons beiden alleen waren, vertelde ik hem openhartig, hoe ik den Bijbel had gelezen, maar ook, dat die mij nog niet duidelijk was. Dit echter wel, dat iemand onmogelijk iets strafbaars kon doen, door dat Boek te lezen, zoodat ik niet begreep hoe de priesters daar zoo fel tegen konden zijn.

„Vriend" sprak hij, „dat ge het Woord Gods niet verstaat is zeer begrijpelijk. Wij kunnen met ons natuurlijk verstand wel een en ander vatten van wat daarin staat, maar het rechte inzicht van de waarheid en den lust om haar aan te nemen ontvangen wij door des Heeren Geest, en Christus heeft gezegd, dat de Hemel sche Vader dien geven zal dengenen, die om dien Geest bidden. Misschien hebt ge dat nog nooit gedaan."

„Ik moest erkennen dat het zoo was, en hij ging toen voort met mij aan te toonen, dat de Kerk niet alleen velerlei leert, dat buiten het Woord omgaat, maar ook dat wat zij leert veelal rechtstreeks indruischt tegen de Schrift, b. V. de vereering van Maria, het vagevuur en al die dingen die u, mijnheer de graaf, ook wel weet. Welnu, zeide hij, uit de Schrift zien wij dat dit al ijdele leeringen en dwalingen zijn, gelijk onze landgenoot Calvijn al vóór honderd jaar heeft aangetoond. Doch de priesters en bisschoppen willen de waarheid niet hooren en zijn zelf blind, zoodat zij niet dragen kunnen dat anderen zien."

„Ik heb, " zoo herhaalde Lafon, dien avond v^-el geleerd. Mijn gast kon den volgenden dag niet blijven, wat mij zeer speet. Ik hielp hem zooveel ik kon en geloof ook, dat hij veilig over 't Kanaal is gekomen. Met opzet heb ik zijn naam niet gevraagd, om in geen moeilijkheid later te komen. Doch toen ik te Parijs was wedergekeerd, zette ik mij opnieuw tot het onderzoek der Schrift, maar nu, gelijk hij mij had gezegd te doen. En Ihans leerde ik alles nog anders inzien dan vroeger. Het werd mij duide lijk, dat de keik van Rome wel spreekt van zaligheid uit genade, maar in werkelijkheid den mensch leert door eigen deugd die Zaligheid te verdienen; en dat ook niet Christus maar de kerk het hoogst geacht wordt, ja haar geboden boven de Zijne gesteldt. ïoen ik dit eenmaal had ingezien, was het mij onmogelijk in de Roomsche kerk te blijven. Daar ik wist welk lot mij wachtte als men mij ook voor een ketter zou houden, nam ik ontslag uit den dienst en vertrok met mijn vrouw naar Engeland. Zooals u ziet, mijnheer de graaf, ben ik thans hier en heb weer een aanstelling bij het leger". „Dat is een vriendelijke beschikking des Heeren, dat ik u in dit vreemde land mag aantreffen. „Lafon, " sprak graaf De Raye, „ge ziet ook ik heb een aanstelling gekregen. En al zijt gij in Engelschen, en ik in Nederlandschen dienst, we strijden toch onder éen vorst".

„Ik hoop dat we samen zullen optrekken, heer graaf, maar hoe het zij, het beste is toch wel dat we ook samen strijden onder de banier van een nog grooter Koning dan onze William. Mochten we Hem maar steeds trouw zijn."

Zoolang graaf De Raye nog te Londen bleef, vertoefde hij nu verder bij zijn vroegeren adjudant. Lang duurde het echter niet, want weldra kwam het bevel tot oprukken.

In Ierland was namelijk een beweging ontstaan, die gesteund werd door troepen welke de onttroonde Koning Jacobus had doen landen. Koning Willem had nu geen tijd te verliezen. Met al de snelheid en voortvarendheid die hem kenmerkte verliet hij de hoofdstad en vertrok naar Ierland met een flinke legermacht. Alleen door aanstonds den strijd te beginnen kon erger worden voorkomen.

De brief van den graaf had na eenige dagen Amsterdam bereikt. Zijn vrouw en kinderen, hoe verblijd ze ook mochten zijn over de goede tijdingen die ze ontvingen, waren toch anderzijds lang niet zonder zorg voor de toekomst, nu er waarschijnlijk weer hevig zou worden gevochten. Wel begrepen allen, dat het niet geraden was op het oogehblik naar Engeland te vertrekken. Karel hoopte nu maar, dat hij weldra een aanstelling zou krijgen in het leger.

Doch de eene dag vóór, de andere na verliep en hij vernam niets. Eindelijk nam hij zijn vriend Van Zaanden eens in den arm, om zoo mogelijk door dezen te weten te komen of er iets aan schorten kon. 't Antwoord luidde nu juist niet bemoedigend. De zaak was niet vergeten, men zou voor hem doen wat men kon. Maar er waren veel liefhebbers voor" open plaatsen, vooral in het leger. En nu ging het toch moeilijk met voorbijgang van anderen, twee leden van eenzelfde geslacht en gezin gelijktijdig aan te stellen.

Dat alles was waar en billijk. Toch vroeg Karel zich af, hoe lang het op die wijs nog wel duren kon. En ten slotte begreep hij, dat het tijd kon zijn een anderen weg in te slaan. Want het ledig wezen, het bezoeken afleggen, het steeds vruchteloos zoeken naar bezigheid begon hem ontzettend te vervelen. Wel was hem meer dan één post als kantoorschrijver aangeboden, doch onze vriend gevoelde daartoe geen den minsten lust, te meer wijl hij zich dan verbinden moest te blijven, zoo hij voldeed. En aan dat laatste twijfelde hij zelf — en met recht — het meest,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's