GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XXIX.

ER OP UIT.

Ongeveer een half jaar nadat de brief was verzonden, waarvan we boven spraken, kwam in het fort bericht, dat de wilde Boschj esmannen het den bewoners van een klein gehucht, dat een paar uur ver lag, lastig begonnen te maken. Eenige ondernemende boeren hadden zich neergezet op een plek, die gunstig lag voor de veeteelt. Doch de roofsieke Boschj esmannen hadden dit bespeurd, en zich al dichter bij de nedirzetting gewaagd. Al spoedig waren zij er toe gekomen het vee te stelen, en dreigden nu ook de menschen, die dit wilden beletten, aan te vallen.

Het was noodig hier tegen te waken. En zoo kreeg dan Karel bevel, met een twintigtal soldaten naar de bedoelde plaats te gaan, er de wacht te houden en zoo mogelijk, de Boscbjesmannen te verdrijven. Allen werden natuurlijk goed gewapend en men twijfelde niet, of de tocht zou met een goed einde worden bekroond.

De Boschjesmannen of Bosjesmans, zijn een volk van HoUandsche afkomst, dat onze stamgenooten in de Kaapkolonie veel moeite en last heeft veroorzaakt. Destijds wist men nog zeer weinig van hen. Zij woonden in de woeste streken en waren geheel onbeschaafd. Elk gezin zwierf afzonderlijk rond, en alleen om te vechten of te rooven vereenigden zij zich nu en dan; ook bezaten zij geen eigenlijke woningen en nog minder meubelen, maar aten, dronken en sliepen in de open lucht, wat daar ginds beter gaat dan hier, al zou een blanke het toch moeilijk volhouden.

Gelijk alle zwervende volken, bebouwden de Bosjesmans den grond niet en moesten dus leven van wat zij hier en daar wisten op te doen. Zoo bestond dan hun voedsel uit sprinkhanen, die soms in groote troepen in die streken neerkom.en en grooter zijn dan bij ons, uit wilde wortelen en andere kruiden, die echter lang zoo lekker niet zijn als onze groenten. Trouwens gebakken sprinkhanen zouden voor ons ook geen smulpartij zijn, maar een Bosjesman lust ze even graag als een Groenlander zeehondenspek. Daarbij komt, dat deze wilden 't heel lang zonder voedsel kunnen uithouden, wat een geluk is, wijl sprinkhanen en wortelen niet eiken dag voorkomen.

Evenwel ook een Boschjesman lust wel wat goed smaakt. En daarom gingen deze zwervers ook vaak op jacht om bokken en ander wild te schieten, dat er toen in ZuidAfrika veel meer was dan nu. 't Gemakkelijkst vonden zij het echter vee te stelen, niet om de koeien en schapen zelf verder te behouden, maar om ze dadelijk te slachten en het vleesch rauw of half gaar te verslinden. Huisdieren hielden ze er niet op na, behalve honden. Misschien aten ze die in tijd van nood ook wel op.

Zoo als gij begrijpt, waren de Boschjesmannen voor veeboeren al zeer lastige en gevreesde buren, die er steeds op loerden ossen, schapen en geiten te rooven, wanneer die in de vlakten graasden. Daar er geen slooten waren en de velden zeer wijd zijn, was het onmogelijk op de roovers altijd te passen, te meer daar zij stout en listig te werk gingen. De Boeren waren dan ook fel gebeten op de wilde roovers, en hebben tegen hen een waren verdelgingsoorlog gevoerd.

De Boschjesmannen zagen er zeer vuil en leelijk uit. Zij waren mager en klein, maar in het rooven ieder den baas. Zij spraken een wonderlijke taal met allerlei scherpe geluiden en waren over 't geheel een volk, dat onzen vaderen afschuw inboezemde. Ongelukkig is er ook al heel weinig gedaan om die wilde zwervers wat beters te leeren en hen met God en Christus bekend te maken. Tegenwoordig zijn er niet veel meer. Hoe meer het land bevolkt wordt en beschaafd, hoe moeilijker het voor een Boschjesman wordt te leven, wijl er noch te jagen noch te rooven valt. Waarschijnlijk zal het overblijfsel van dit woeste volk binnenkort geheel uitsterven, gelijk het meer van die volken is gegaan.

Doch hoe klein van gestalte en hoe onbeschaafd de Bosjesmans ook mochten zijn, toch waren zij gevaarlijk als 't op vechten aankwam.

Hun wapenen bestonden uit bogen en pijlen. Met deze laatsten wisten zij zeer goed te treffen, al was 't op zeer grooten afstand. Bovendien waren de pijlen vaak vergiftigd.

Zonder veel moeite bereikten Karel en zijn mannen de plek, waar de boeren woonden, wier vee gestolen was. Met groote blijdschap werden de soldaten door de bewoners ontvangen. Want den vorigen dag had men weer zwervende Boschjesmannen in den omtrek zien rondsluipen en 't stond te vreezen, dat een nieuwe rooftocht volgen zou. De nieuwgekomenen werden in de drie, vier boerderijen onder dak gebracht, en men ging nu overleggen, op wat wijs het best de roofzieke inboorlingen konden worden verdreven, of hun althans het stelen belet.

Een geheele week ging voorbij, zonder dat er iets van belang voorviel. Eiken dag trokken eenige soldaten uit om den omtrek te doorzoeken, maar men bespeurde geen onraad. Karel had evenmin als zijn manschappen veel te doen, en kortte zich den tijd door zich te onderhouden met zijn gastheer en diens vrouw en kinderen.

Met groot genoegen merkte hij op, dat zij hem en hij hun goed verstond, zoodat hij nu in onze taal vrij goed thuis was geraakt. Eiken morgen en eiken avond werd door den huisvader uit den grooten Statenbijbel voorgelezen en Karel kon dat nu geregeld en met gemak volgen. Zoowel hij als zijn manschappen wenschten dat het leventje hier nog lang mocht duren; dat was veel minder vervelend en veel meer vrij dan op het fort, en te vechten viel er dusver niet.

Allengs begon men dan ook minder waakzaam te worden. De soldaten, die trouw eiken dag bij groepjes van vier de ronde deden, kwamen steeds thuis met het bericht: Niets gezien. De boeren verklaarden dat zij nu geen enkel stuk vee meer misten, kortom, allts scheen zoo veilig mogelijk, zoodat Karel ten slotte beter vond de mannen maar niet meer uit te zenden. Hij liet thans aan den bevelhebber op het fort vragen, wat nu te doen stond, en of deze goed vond, dat men de wildernis een eindweegs inging om te zien of daar ook nog Boschjesmannen waren. Men wist toen nog niet zoo goed als later, dat de gevreesde wilden volstrekt geen vaste woonplaatsen hadden en zij nu hier dan daar hun verblijf hielden, al naar er gelegenheid was het noodige te vinden.

Het antwoord van den bevelhebber op het fort luidde, dat Karel wel zou doen met niet te vertrekken, alvorens hij den omtrek goed had onderzocht, om te weten te komen waar men den vijand voortaan het best vinden kon. Zoodra onze vriend dat wist, riep hij zijn mannen bijeen, deelde hun het bevel mee, en maakte alles gereed om den volgenden dag den tocht te beginnen. Zoo geschiedde dan ook. Twee jonge boeren gingen mee om den soldaten den weg te wijzen en hun behulpzaam te zijn. Men zou natuurlijk niet heel ver gaan, maar zich bepalen tot den naasten omtrek. Hun weg voerde al spoedig in een landstreek die nog geheel woest lag, en waar geen menschen vaste woonsteden hadden. De grond was bultig en met ruigte bewassen; hier en daar vertoonden zich lage boschjes, droog en verschrompeld in de felle zon. 't Scheen een land waar slangen en ander gedierte zich tehuis konden voelen, maar waar menschen liefst niet zouden komen. Die zag men dan ook nergens. Toch verzekerden de jonge boeren, dat de Boschjesmannen hier vaak gehuisd hadden, en ook thans wel dichterbij konden zijn dan men dacht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's