GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Revisie der Kerkenorde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Revisie der Kerkenorde.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De Arnhemsche Synode droeg aan een drietal broeders, Prof. Bavinck, Prof. Rutgers en Dr. Hania op, de Kerkenorde te herzien met het oog op de veranderde tijdsomstandigheden.

Het rapport van deze broeders, dat pas in Het Kerkblad verscheen, nemen we hier over:

Rapport van de deputaten der Generale Synode van rgo2 tot revisie van eenige artikelen der Kerkenorde.

Aan de Gereformeerde Kerken in Nederland.

De Generale Synode, in 1902 te Arnhem gehouden, had van Dr H. Franssen een schrijven ontvangen, waarin bezwaren werden ingebracht tegen onderscheidene artikelen onzer Kerkenordening, als zijnde niet meer in overeenstemming met de kerkelijke practijk, en waarin op dien grond verzocht werd, „dat uit onze geldende Kerkenordening weggedaan worden de Artt. 20. 51, 54 en 55 in hun geheel; het woord „vasten" uit de 2de alinea van Art. 4; de woorden: „en diegenen, die te voren in dienst van Ouderlingschap en Diakenschap geweest zijn" in Art, io; de woorden „en scholen" uit de 3de vraag 2den zin van Art. 41; de woorden „en schoolmeesters" in Art. 44" (Acta, Bijlage C, blz. 116—irp).

Naar aanleiding van dit schrijven werd ter Synode voorgesteld: „De Synode benoeme Deputaten, die in last hebben, de volgende Synode te dienen van advies in zake de wijziging van de Artikelen, waartegen Dr. H. Franssen bezwaren heeft ingebracht, en van andere Artikelen, waartegen naar hun oordeel dergelijke bezwaren zijn in te brengen . Dit concept van wijziging zal een half jaar tevoren ter kennis van de Kerken gebracht worden" (Acta, Art, 22, blz. 13).

De Synode nam dit voorstel aan, en heeft toen in eene latere zitting „tot revisie van eenige artikelen der Kerkenordering" als Depu-, taten benoemd: Prof. Dr. H. Bavinck, Prof. Dr. F. L. Rutgers en Dr. J. Hania (Acta, Art. 39, blz. 23).

Zich van deze opdracht kwijtende, hebben voornoemde Deputaten de eer het volgen

concept van wijzigingen aan te bieden. Zij laten daarbij echter, ter nadere verklaring van de wijze, waarop zij hunne taak hehben opgevat, deze opmerkingen voorafgegaan:

10. Hanne bedoeling is met geweest, eene revisie voor te stellen van de gehede Kerkenordening, ten einde alle Artikelen zóó te maken als men thans eene Kerkenordening zou opstellen wanneer er nog geene was Op eene Synode Tou er - tenzij ze zeer lang bijeen was _ geen voldoende tijd zijn, om het geheele kerkelijke leven in al zijn omvang te behandelen, en over alle daarop betrekking hebbende vraagstukken eene beslissing te nemen. Bovendien is er over vele punten, die bij eene alles omvattende regeling aan de orde zouden komen, thans in onze Kerken nog geene „communis opinio"; althans niet in die mate, dat het raadzaam zijn zou, daarover nu reeds eene beslissing te willen uitlokken.

En voorts, wat eigenlijk op zichzelt reeds afdoende is: Deputaten hadden zich te houden aan het hun gegeven mandaat, waarbij hun uitdrukkelijk was opgedragen, wijzigingen te ontwerpen, niet voor eene revisie der geheele Kerkenordening, maar slechts voor eene revisie van die Artikelen, waartegen als bezwaar was in te brengen, dat zij niet meer pasten op het kerkelijk leven van den tegenwoordigen tijd.

20. Daartoe hebben zij zich zooveel mogelijk aangesloten aan hetgeen historisch gegeven was en aan hetgeen in het kerkelijk leven zelf reeds sedert lang vrij algemeen was aangenoinen. En daarom hebben zij laten rusten, wat in onze Kerken nog zeer uiteenloopenc^ beoordeeld wordt, en dus thans niet zou kunnen beslist worden zonder verdeeldheid in de hand te werken, en alzoo de goede orde eerder te verstoren dan te bevorderen.

30. Hunne voorstellen hebben dus bepaaldelijk ten doel:

a. Uit de oude Kerkenordening, gelijk die met eenige kleine wijzigingen in 1892 bij de vereeniging der Gereformeerde Kerken behouden is, weg te laten, of daaraan toe te voegen, of daarin te wijzigen, al wat feitelijk reeds sedert lang algemeen vervallen of bijgevoegd of ge­wijzigd is;

b. Bepalingen, die blijkens de ervaring ge durig misverstaan worden, door redactie ver­andering te verduidelijken;

c. Zoo min mogelijk generale bepalingen te maken; zoodat deze alleenlijk inhouden, wat tot handhaving van orde en recht volstrekt noodig heeft algemeen geregeld te worden, terwijl de regeling van al het andere aan de vrijheid derKerken en aan het leven zelf blijft overgelaten;

d. Bij voorgestelde wijzigingen zich in stijl en woordenkeus zooveel mogelijk aan te sluiten aan de oude kerkelijke taal; en eindelijk

e. Ter voorkoming van verwarring bij de aanhaling van Artikelen, hun aantal en cijfers te behouden.

Met inachtneming van deze opmerkingen meenden zij het volgende Concept aan de Kerken te moeten aanbieden; daarbij de bede voegende, dat de Heilige Geest de Kerken èn vóór èa op de Synode bij de behandeling dezer zaak moge leiden.

Uit naam van de Deputaten voornoemd:

J. HANIA,

Rapporteur

STEENWIJK,

15 Dec. 1904,

Concept van gewijzigde Kerkenordening.

Van de Diensten.

Art. IV. De wettelijke beroeping dergenen die tevoren in den dienst niet geweest zijn, zoo wel in de steden als ten platten lande, bestaat:

Ten eerste, in de verkiezing, dewelke na voor gaande gebeden geschieden zal door den Kerke raad en de Diakenen, met onderhouding - van de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door den Kerkeraad vastgesteld is, en van de kerkelijke ordinantie, dat alleen diegenen voor het eerst tot den Dienst des Woords kunnen beroepen worden, die door de Classe, waarin zij wonen, praeparatoir geëxamineerd zijn; en voorts in Kerken met niet meer dan twee Dienaren ook met advies van de Classe of van den hiertoe door de Classe aangewezen consulent, waar zulks tot nog toe gebruikelijk is geweest.

Ten andere, in de examinatie ol ondtrioeüng beide der leer en des levens, dewelke staan zal bij de Classe, aan welke de beroeping ter appro batie is voor te stellen, en geschieden zal ten overstaan van de gedeputeerden der particuliere Synode of eenige derzelven.

Ten derde, in de approbatie en goedkei-.ring van de lidmaten der Gereformeerde gemeente van de plaats, wanneer, de naam des Dienaars den tijd van veertien dagen in de Kerk ver kondigd zijnde, geen hindernis daartegen komt.

Ten laatste, in de openlijke bevestiging voor de gemeente, dewelke met behoorlijke stipula tien en afvragirgen, vermaningen en gebed en oplegging der handen van den Dienaar, die de bevestiging doet (of eenige anderen, waar meer Dienaren zijn), toegaan zal, naar het Formu lier daarvan zijnde.

Art. V. Nopens die Dienaars, die nu alreeds in den Dienst des Woords zijnde tot eene andere gemeente beroepen worden, zal desgelijks zoo danige beroeping geschieden, zoowel in de steden als ten platten lande, door den Kerkeraad en de Diakenen, met onderhouding van de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door den Kerkeraad vastgesteld is, en van de generale kerkelijke ordinantiën over de beroepbaarheid van hen, die buiten de Nederlandsche Gerefor meerde Kerken gediend hebben, en over het meer dan eenmaal beroepen van denzelfden Dienaar in dezelfde vacature; in Kerken met niet meer dan twee Dienaren ook met advies van de Classe of van den hiertoe door de Classe aangewezen consulent, waar zulks tot nog toe gebruikelijk is geweest; en voorts in alle Kerken met approbatie van de Classe, aan welke de voorzeide beroepenen vertoonen zullen goede kerkelijke attestatie van leer en leven, en met approbatie van de lidmaten der Gereformeerde gemeente van de plaats, wanneer, de naam des Dienaars den tijd van veertien dagen haar voorgesteld zijnde, geen hindernis daartegen komt; waarna de beroepenen met voorgaande stipulatiën en gebeden zullen bevestigd worden, naar het Formulier daarvan zijnde.

Art. VII. Niemand zal tot den Dienst des Woords beroepen worden, zonder dat men hem in eene zekere plaats stelle, ten ware dat hij gezonden worde om hier of daar kerken te vergaderen.

Art. VIII. Men zal geen schoolmeesters, handwerkslieden of anderen, die niet gesti^deerd hebben, tot het predikambt toelaten, tenzij dat men verzekerd zij van hunne singuliere gaven, godzaligheid, ootmoedigheid, zedigheid, goed verstand eii discretie, mitsgaders gaven van wel sprekendheid. Zoo wanneer dan zoodanige per sonen zich tot den Dienst presenteeren, zal de Classe hen (indien het de particuliere Synode goedvindt} eerst examineeren, en naardat zij hen in het examen bevindt, hen een tijd lang laten in 't privé proponeeren, . en dan voorts met hen handelen, zooals zij oordeelen zal stichtelijk te wezen, volgens de generale regeling, daarvoor door de Kerken vastgesteld.

Art. X. Een Dienaar, eens wettelijk beroepen zijnde, mag de gemeente, aan welke hij verbonden is, niet verlaten, om elders eene be roeping op te volgen, zonder bewilliging des Kerkeraads met de Diakenen, en met voorweten van de Classe, gelijk ook geene andere Kerk hem zal mogen ontvangen, eer hij wettelijke getuigenis zijns afscheids van de Kerk en Classe, waar hij gediend heeft, vertoond hebbe.

Art. XI. Aan de andere zijde zal de Kerkeraad, als representeerende de gemeente, ook gehouden zijn hare Dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en hen niet uit hun dienst te ontslaan zonder kennis en approbatie van de Classe en van Deputaten der particuliere Synode.

Art. XV. Het zal niemand geoorloofd zijn den dienst zijner Kerk onderlatende, of in geenen vasten dienst sijnde, hier en daar te gaan prediken buiten consent en autoriteit der Synode of Classe. Gelijk ook niemand in eene andere Kerk eenige predikatie zal mogen doen, of Sac ramenten bedienen, zonder bewilliging des Kerkeraads van die Kerk.

Art. XIX. De gemeenten zuilen, voor zooveel noodig, arbeiden, dat er studenten in de Theologie zijn, die door haar onderhouden worden.

Art. XX. In de Kerken, waar personen zijn, die volgens Art. 8 bekwaam zijn geoordeeld om tot den Dienst des Woords te worden voorbe reid, zal men tot hunne oefening het gebruik der propositiën kunnen instellen.

Art. XXII. De ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkeraads en der Diakenen verkozen worden, volgens de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door oen Kerkeraad vastgesteld is; bij welke regeling het naar de gelegenheid van iedere Kerk vrij zal zijn, van tevoren de gemeenteleden in staat te stellen op geschikte personen de aandacht te vestigen, en voorts vrij zal zijn, voor de verkiezing zelve zoo veel ouderlingen, als er van noode zijn, aan de gemeente voor te stellen, om van diezelve (ten ware dat er eenig beletsel voorviel) geapprobeerd en goed gekend zijnde, met openbare ge beden en stipulatiën bevestigd te worden, of een dubbel getal aan de gemeente voor te stel len om het door haar gekozen halve deel op dezelfde wijze in den dienst te bevestigen, vol gens het Formulier daarvan zijnde

Art. XXVII. De Ouderlingen en de Diakenen zullen naar plaatselijke refi; eling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenden zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige Kerk, bij de uitvoe ring van Art. 22 en 24, eene herkiezing raadzaam maakten.

Van de Kerkelijke samenkomsten.

Art. XXXIII. Die tot de samenkomsten afgezonden worden, zullen hunne credentie-brieven en instructiën, onderteekend zijnde van degenen die ze zenden, medebrengen, en deze zullen alleen keurstemming hebben, ten ware in zaken, die hunne personen of Kerken in het bijzonder aangaan.

Art. XXXVII. In alle Kerken zal een Kerkeraad zijn, bestaande uit de Dienaren des Woords en de Ouderlingen, dewelke, althans in de groo tere gemeenten, ten minste alle weken eens te zamen komen zullen, alwaar de Dienaar des Woords (of Dienaren zoo daar meerdere zijn, bij gebeurte) presideeren en de actie regeeren zal.

Art. XXXVIII. Wel verstaande, dat in de plaatsen, waar de kerkeraad voor het eerst of op nieuw is op te richten, 't zelve niet geschiede, dan met advies van de Classe. En waar het ge tal van de Ouderlingen klein is, zullen de Diakenen door plaatselijke regeling mede tot den Kerkeraad kunnen genomen worden; hetgeen altijd geschieden zal, waar dat getal op minder dan drie is bepaald.

Art. XXXIX. Plaatsen, waar nog geen kerkeraad zijn kan, zullen door de Classe onder de zorg van een genabuurden Kerkeraad gesteld worden.

XL Desgelijks zullen de Diakenen samen komen, waar zulks noodig is alle weken, om met aanroeping des Naams Gods, van de zaken, hun ambt betreffende, te handelen, waartoe de Dienaren goede opzicht zullen nemen, en zoo noodig zich daarbij laten vinden.

XLII. Waar in eene Kerk meer Predikanten zijn dan éen, zullen ook zij, die niet volgens het voorgaande artikel afgevaardigd 'ijn, in de Classe mogen verschijnen en adviseerende stem hebben.

Att. XLVI. De instructiën der dingen, die in meerdere vergaderingen te behandelen zijn, zullen niet eerder geschreven worden - NOordat over de daarin voorgestelde punten de besluiten der voorgaande Synoden gelezen zijn; opdat 't gene eens afgehandeld is, niet wederom voorge steld worde, ten ware dat men iets achtte ver anderd te moeten zijn.

Art. XLVII. Alle jaren (ten ware dat de nood eenen korteren tijd vereischte) zullen eenige, zooveel mogelijk tot dezelfde provincie behoo rende, genabuurde Classen samenkomen, tot welke particuliere Synode uit iedere Classe twee Dienaars en twee Ouderlingen (a^elk getal door eene Synode, die uit slechts drie Classen bestaat, ook op drie kan gesteld worden) afgevaardigd zullen worden. In 't scheiden, zoowel der par ticuliere als der Generale Synode, zal eene Kerk verordend worden, die last hebben zal, om met advies der Classe den tijd en de plaats der naaste Synode te stellen.

Art. XLIX. ledere Synode zal ook eenigen deputeeren, om alles wat de Synode geordonneerd heeft, te verrichten en in voorvallende zwarigheden aan de Classen de hand te bieden, waarbij voor de onderscheidene belangen zoovel mogelijk afzonderlijke groepen van depu taten te benoemen zijn, en om, althans ten getale van twee of drie, over alle peremptoire examens der aankomende predikanten te slaan. En alle deze Deputaten zullen van alle hunne handelingen goede notitie houden, om de Synode rapport daarvan te doen, en zoo het geëischt wordt, redenen te geven. Ook zullen zij niet ontslagen wezen van hunne dienst, voor en aleer de Synode zelve hen daarvan ontslaat.

Art. L. De Nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie jaren eens gehouden worden, ten ware dat er eenige dringende nood ware, om den tijd korter te nemen. Tot deze zullen twee Dienaren en twee Ouderlingen uit elke particuliere Synode afgezonden wordpn. Voorts zal de Kerk, die last heeft om den tijd en de plaats der Generale Synode te benoemen, zoo dezelve naar het oordeel van minstens twee particuliere Synoden binnen drie jaren te beroepen ware, met advies of onder goedkeuring van hare particuliere Synode van den tijd en de plaats besluiten.

Art. LI. Voor de Gereformeerde Kerken van Europeanen in Nederlandsch Indië wordt de wijze waarop zij met de Kerken hitr te lande in verband slaan, door de Generale Synode geregeld.

Art. LIL Desgelijks wordt de arbeid der ker kelijke Zending in Nederlandsch-Indië, voor zoo ver deze algemeene bepalingen noodig heeft, door de Generale Synode in eene Zendingsorde geregeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Revisie der Kerkenorde.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's