GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

X.

IN DE LEERSCHOOL.

Terwijl deze dingen te Utrecht plaats vonden, was Piet, de jongere broeder, nog altijd werkzaam gebleven op het kantoor van den koopman Te Water op den Fluweelen Burgwal te Amsterdam.

Piet was een jongen, die hart had voor zijn ' werk, en niet als vele tragen dacht: „hoe minder hoe liever; hardloopers zijn doodloopers, " al waren er ook onder de klerken die zoo spraken, wel te verstaan als de patroon het niet hooren kon.

De boekhouder merkte met genoegen, dat er in den jongen een man van zaken zat, en deed alle moeite om hem tot zulk een te vormen, maar tot wat beters nog tevens, namelijk tot een, die boven alle zaken en bezigheden de vreeze Gods stelde. Ook de koopman had reeds meermalen opgemerkt, dat de jonge Schravers i'imand was, net en nauwkeurig op werk en tijd, en wakker in alles. Meer dan eens zei hij tot den boekhouder: „U moet maken, dat dat jonge mensch hier blijft. Dan zal ik wel voor hem zorgen en heeft hij een goede toekomst”.

Op een morgen was Pieter vroeg naar het kantoor gegaan. Want er was een schip uit Barbarije gekomen en hij wist, dat het heden zou beginnen te lossen, en dan was er altijd veel te doen ook voor hem, die allerlei kreeg op te teekenen. Hij was er dan ook al voor den kantoortijd, half negen in den morgen. Juist had de Zuiderkerk toren dat uur geslagen, toen er geklopt werd, en een vreemdeling het kantoor - binnentrad, waar zich buiten hem en Pieter nog niemand bevond.

Op de vraag van de laatste, wat mijnheer wenschte, gaf de vreemdeling in het Fransch antwoord en reikte tegelijk een geschreven stuk over. Pieter was reeds ver genoeg gevorderd, om het geschrevene, dat eveneens Fransch was, te kunnen lezen, en ook in die taal te antwoorden. Het was een brief van een handelshuis te Livorno, dat verzocht aan den brenger duizend dukaten te betalen of de waarde daarvan, op afrekening van gelden, die men nog van den heer Te Water had te vorderen.

Daar hij op dit oogenbjik de eenige bediende op het kantoor was, had Pieter den briet gelezen, wat anders zijn werk niet was. Hij begreep wel dat de anderen, wegens de aankomst van het schip, nog wel een poosje konden uitblijven, en verzocht dus den vreemdeling, straks te willen weerkomen. De man had daar echter niet veel zin in, en wilde beslist dadelijk het geld hebben. Dit vertelde hij met zulk een drift en gedroeg zich daarbij zoo onrustig, dat Pieter het wel wat vreemd vond. Toen deze echter nog eens zei, dat hij nu niet kon uitbetalen,

ging de vreemde bezoeker heen, belovende binnen een half uur terug te komen. Later ging het niet, zei hij, wijl hij op de doorreis was naar Engeland.

Pieter las den brief nog eens oplettend door. Plotseling kwam er epn gedachte bij hem op. Haastig ging hij naar een kast, die verschillende vakjes be^'atte waarin brieven lagen. Hij nam er een stapeltje uit, zag die na, en vergeleek ze met het stuk, dat de vreemdeling had gebracht. Juist was hij hiermee gereed toen de patroon binnentrad.

De heer Te Water, die reeds een bezoek aan den Buitenkant had gebracht, waar tijn schip voor anker lag, wierp een bundel papieren op zijn lessenaar, en wilde de stukken gaan lezen, toen Pieter vroeg hem even te mogen storen. Met weinige woorden — want mijnheer hield niet van lange verhalen — vertelde hij welk bezoek hij gehad had, en gaf toen het ontvangen geschrift over. De koopman liep het haastig door, en zei toen:

„Je hebt toch nog niet betaald, Schravers? " „Neen, mijnheer 1 de kas was immers niet open.”

„Juist, zou je anders betaald hebben? ”

„Neen, mijnheer! dat zou mij niet gepast hebben.”

„Goed zoo.”

„En bovendien" vervolgde Pieter.

„Nu wat? " vroeg de koopman, hem scherp aanziende.

„Bovendien, ” zei de jonkman; „zou ik ook tegen de betaling hebben gewaarschuwd. Ik vertrouw de zaak niet.”

„Zoo, hoe dat?

„Zie, mijnheer!" sprak Pieter, „ik ben zoo vrij geweest, de brieven die bier liggen uit Livorno, al vast eens te vergelijken met dezen. Ik moest wel, want die man komt zóó terug. Nu lijkt het schrift niemendal; dat kan nog. Maar ook de handteekening is niet volkomen zoo, dan gewoonlijk. Ziet u maar!”

„Knap gedaan, jongeling!" riep mijnheer Te Water, die waarschijnlijk ook al bespeurd had, dat de zaak niet richtig was. „Ga nu naar den boekhouder en zeg dat ik op hem wacht en dan moet je naar het sch'p.”

Piet ging heen. Even daarna verscheen de Fransch sprekende vreemdeling. Hij vond op het kantoor den koopman en den boekhouder, die hem aan 't verstand brachten, dat men niet gewoon was zonder nader bewijs, zoo geld uit te betalen. De vreemdeling werd nu weer driftig en vroeg, of dan een brief uit Livorno met de handteekening niet genoeg was. De heer Te Water bleef zeer bedaard, en zei heel kalm: „Als u hier blijven wilt, zullen we 't nog eens onderzoeken; maar weet wel, dat oplichters en makers van valsche handteekeningen er hier niet makkelijk afkomen”.

Meteen zag hij den man strak in 't gezicht. Deze verbleekte, maakte onmiddelijk rechtsomkeer en was in een ommezien de straat op.— Hij is nooit teruggekomen.

„Zou die kerel nu wezenlijk gedacht hebben, dat hij er zoo ons kon laten inloopen, " zei mijnheer Te Water tot zijn boekhouder, „dan moesten we toch al heel onnoozel zijn.”

„Och, ” was het antwoord, „ze wagen het, en dat er toch wel eens iemand inloopt, een onnoozele bediende of zoo, is nog pas gebleken bij Van (kroningen, u weet wel, ”

„Zeker, maar hier zal hij 't niet weer beproe ver. Eén ding doet me er genoegen van en dat is, dat ik dien jongen Schravers nu eens recht heb leeren kennen. Wat een wakkere gast! hij heeft dat zaakje flink behandeld; menigeen zou zich met die handteekening heb ben laten foppen: hij niet.”

„Ja mijnheer, 't is een degelijke jongen, " zei de boekhouder, „en eerlijk en trouw ook." Toen Pieter des middags het kantoor wilde verlaten, werd hij bij den patroon alleen geroepen, die tot hem zei:

„Je hebt dat van morgen best behandeld Schravers, je hebt ons een verlies van duizend dukaten helpen voorkomen. Hier heb je er tien voor je zelf en met nieuwjaar krijg je een vaste aanstelling op het kantoor. Dan spreken we elkaar nog wel nader.”

Met een verblijd hart ging Piet huiswaarts en haastte zich, alles aan moeder en broer te schrijven. Hij kreeg een hartelijken gelukwensch terug en moeders raad om, nu de Heere God zijn wegen zoo voorspoedig maakte, Hem te danken en steeds bij ijver voor de dingen van dit leven, te bedenken, dat we toch bovenal het koninkrijk Gods hebben te zoeken,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1905

De Heraut | 4 Pagina's