GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een uitnemende actie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een uitnemende actie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 9 Nov. 1906.

Aan de Roomschen in ons land dient een eervol getuigenis te worden gegeven voor de krachtige actie, die zij op touw hebben gezet tegen den zoogenaamden „vuilhahdel”.

Onze volksaard is van huis uit toch reeds geneigd genoeg om al wat met het sexueele leven in verband staat, met bijzondere openhartigheid, die niet zelden aan schaamteloosheid grenst, te bespreken. Bij onze oude blijspel-dichters is dat schering en inslag. Zelfs vader Cats kan niet van overkieschheid beschuldigd worden. Wie onze schilderijen-museums bezoekt, wordt wel niet gekwetst door de bijzondere voorliefde onzer schilderschool voor het „naakte", maar Steen, Teniers, van Ostade geven daartegenover zooveel plat-realistische voorstellingen uit onze herbergen, kermissen en boerenbruiloften, dat het de vraag is, of hier de hoogere eisch, dien de ethica aan de kunst stelt, wel altoos in acht genomen is. Er is wel geen land in Europa, waar men zoo geërgerd wordt door allerlei schaamtelooze woorden en afbeeldingen op muren en schuttingen door de straatjeugd geschreven, als ons land; nog daargelaten dat de volkspoëzie, zooals ze in straatdeun en kroeglied u tegenklinkt, al evenmin aan ditzelfde euvel ontkomt. En wie daarin alleen een uiting ziet van Jan Rap en zijn maat, behoeft maar te luisteren naar de moppen en uien op deftige sociëteiten getapt en ginnegappende voortverteld, om te weten hoe diep dit kwaad in ons volksleven is ingekankerd.

Al mag daarbij niet uit het oog verloren, dat „kuischheid en kieschheid niet altijd in evenredige verhouding staan", en al toont de statistiek, dat Nederland moreel bij een land als Frankrijk zeker niet achterstaat, toch geldt ook hier het woord des Apostels, dat „kwade saamsprekingen goede zeden bederven", en ligt in dat voortdurend bespreken en tentoonstellen van wat de zinnelijkheid prikkelt, zeker een niet ge­ ring gevaar voor de publieke moraliteit. Oi/'erdreven preutschheid mag hier afkeurenswaardig zijn, maar een gezonde, nuchtere beschouwing van de dingen des natuurlijken levens is geheel wat anders dan de ziekelijke voorliefde voor hetgeen de eerbaarheid liefst onder een sluier bedekt.

Vooral in onze dagen is dat kwaad wel op schrikbarende wijze toegenomen. Niet alleen, dat de schandelijke middelen van het Neomalthusianisme publiek worden aangeprezen en ten toon gesteld, maar heel de litteratuur schijnt geen ander doel te kennen, dan allerlei zonden, die onder Christenen zelfs niet genoemd behooren te worden, haarfijn uit te pluizen en te beschrijven. Zola wordt niet alleen nagevolgd, maar voorbijgestreefd, en waar onze voorvaderen zelfs Klaasj e Zevenster als onzedelijken roman veroordeelden, vindt men thans in de handen van gymnasiasten boeken, die zelfs voor een bordeel nog te vies zouden zijn.

En alsof deze stroom van pornographische litteratuur nog niet genoeg was, rijzen thans de winkels als paddestoelen uit den grond, waar de meest schaamtelooze afbeeldingen publiek worden uitgestald; om nog te zwijgen van hetgeen als toegift bij sigarettenen sigaren in sommige winkels zelfs .aan baardelooze knapen medegegeven wordt. Het is een vuile, vieze riool, «eBe haar stinkende wateren verspreidt en onze zedelijke gezondheid veel erger bedreigt dan miasmen of baccillen de gezondheid van het lichaam doen. Wie dan ook met een luchthartig: „zoo erg als in Frankrijk is het bij ons toch niet", zich van dit gevaar afmaakt, vergeet dat de statistiek, die onfeilbare thermometer, op achteruitgang wijst. Ook Frankrijk is niet . met ééa slag zoo diep weggegleden, dat het geboortecijfer het sterftecijfer niet meer overtreft. En onze groote steden wijzen reeds een zeer bedenkelijke daling van het geboortecijfer aan, terwijl het getal der onechte kinderen naar verhouding klimt.

In hoeverre de Overheid hier kan en moet ingrijpen, laten we in het midden. Zeker heeft de Overheid van Godswege de roeping om op het publieke terrein des levens alles te weren wat de eerbaarheid kwetst. En hoe moeilijk het ook zijn moge, om in wettelijke voorschriften de juiste grens aan te wijzen tusschen het geoorloofde en ongeoorloofde, een Overheid die niets doet en het kwaad onbeteugeld laat voortgaan, verstaat haar roeping niet. Het Christelijk ministerie, dat in 1905 gedwongen werd af te treden, heeft die roeping dan ook wel degelijk gevoeld en maatregelen beraamd, om dit kwaad eenigermate te stuiten. Maar de Overheid kan met al hare wettelijke bepalingen niets uitvoeren, wanneer ze geen krachtigen steun vindt bij het volk. Hoe sterker de actie wordt bij het volk zelf tegen al wat de zeden aantast en bederft, hoe gemakkelijker het de Overheid vallen zal ook harerzijds dit kwaad tegen te gaan.

Ongetwijfeld ligt hier de grootste kracht tot tegenweer in versterking van het religieuse leven. Frankrijk, waar het religieuse leven het meest achteruitging en bijna een tiende deel der bevolking reeds openlijk belijdt tot geen Christelijke Kerk meer te behooren, staat ook zedelijk het laagst. De scheiding tusschen moraal en religie bleek ook hier een dwaasheid, en al mogen de philosophea onzer dagen roemen in een autonome moraal, een zedeleer die haar gezag in zich zelve vindt, en geen steun van den godsdienst behoeft, de practijk toont telkens weer, dat moraal zonder religie op de groote massa geen den minsten invloed heeft. Voor het Gij zult van de zedewet buigt geen mensch, als zijn passie hem de baas is, wanneer hij niet gelooft dat God Almachtig dat Gij zult gesproken heeft, en straft, wie Zijn ordinantiën schendt.

De schuld van dezen zedelijken achteruitgang ligt daarom wel ter dege bij het liberalisme; niet alsof dit op zich zelf de onzedelijkheid goedkeurde of aanprees, maar omdat het door zijn godsdienstlooze volksschool de ongodsdienstigheid in de hand werkte, en daarmee het fundament der zedelijkheid ondermijnd heeft.

Vóór alle dingen moet er daarom gezorgd worden, dat de opvoeding van de jeugd weer gebonden wordt aan de Christelijke religie. Daarin ligt niet alleen een persoonlijk belang van de Christenouders, maar ook een volksbelang. Want zonder Christelijke school is de moraliteit van het volk niet hoog te houden. Wie in haat tegen de Christelijke kerk, het godsdienstig element van de school bant, heeft het aan zich zelf te wijten, als straks een ontkerstende natie ook moreel wegzinkt tot al de ellende, waarin eens het heidendom verzonken lag.

En wie de schrille klachten hoort, die uit Frankrijk komen over scholen en marine, hoe onbeteugeld daar het ergste kwaad voortwoekert, v/eet, dat de bange vloek, waarvan Paulus in den brief aan de Romeinen gewaagde, over de volkeren, die God niet in erkentenis gehouden hebben, maar al te schrikkelijk door het Fransche volk gedragen wordt.

Maar naast die Christelijke opvoeding voegt ook een ernstig en kloek protest tegen al wat publiek de eerbaarheid kwetst. De actie, door onze Christelijke mannen op touw gezet, om de overheidssanctie van bordeelen en de keuring der publieke vrouw te doen ophouden, heeft reeds vrucht gedragen. Evenzoo kan de Middernachtzending ongetwijfeld op menig gunstig resultaat wijzen. Dat alles raakt echter alleen de zonde der prostitutie zelf, en niet de vele lokmiddelen tot zonde, die thans publiek worden uitgestald. De Roomschen hebben in dat opzicht ons een goed voorbeeld gegeven. Publiek wordt door hen gewaarschuwd tegen alle winkels, die aan zulk een „vuilhandel" zich schuldig maken. Onderling verbinden ze zich om in geen winkel meer te koopen, waar platen of werken worden ten toon gesteld, die zedebedervend zijn. En de Roomsche pers werkt krachtig mee om deze actie te steunen, en schrijft s v uitnemende artikelen, om de oogen voor dit kwaad te openen.

Het zou onze eer als Calvinisten te na komen, wanneer we Rome in dezen strijd alleen lieten staan. Wat Rome hier verdedigt is een kostelijk goed, dat we even warm als zij wenschen te beschermen. Moge het voorbeeld door onze Roomsche landgenooten gegeven, daarom tot heiligen naijver ons opwekken, en ga ook van onzen kring een even bezielde actie uit tegen alles, in wat vorm ook, dat aan de reinheid der zeden te kort doet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Een uitnemende actie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's