GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeverbond en zelfonderzoek.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXL

Evenmin als van een uitwendig tn inwendig genadeverbond, mag er gesproken worden van uitwendige en inwendige bondgenooten. Niet alleen dat daardoor de kracht en beteekenis van het genadeverbond zelf ver zwakt wordt, maar door deze scheiding te maken wordt aan deze uitwendige bondgC' nooten ook een wettige positie in de Kerk verschaft, treden ze in de Kerk op als een zelfstandige groep van leden met eigen rechten en eigen verplichtingen.

Als uitwendige bondgenooten hebben ze van ergerlijke zonden zich vrij te houden zuiver te zijn in de belijdenis, trouw hun uiterlijke godsdienstplichten waar te nemen; en daartegenover staan dan de voorrechten, dat ze de prediking des Wobrds mogen hooren, hun kinderen mogen laten doopen, als leden der Kerk mogen te boek staan Natuurlijk heeft dit alles met de zaligheid der ziel niets te maken en brengt het geen waarachtige gemeenschap mee met de gees telijke weldaden van het Genadeverbond. Maar daarvan afgezien is hun positie een volkomen gewettigde en geoorloofde. Als uitwendige bondgenooten beantwoorden ze aan de hen gestelde eischen. En mits ze zich maar niet als bekeerden voordoen, terwijl ze het nog niet zijn, en zich wel wachten om aan het Avondmaal te gaan, dat alleen voor Gods kinderen bestemd is, kan er op hun staat zelfs geen aanmerking gemaakt worden.

De Kerk wordt dan beschouwd als een soort huisgezin. De innerlijke kern van het gezin wordt gevormd door de ouders en de kinderen; daaromheen staan de dienstboden, die, al deelen ze niet in de voorrechten van het kindschap, toch als huisgenooten beschouwd worden. Niemand zal van een dienstbode dezelfde liefdeen aanhankelijkheid vragen als van een kind, maar omgekeerd heeft een kind dan ook geheel andere rechten dan een dienstbode. Zoolang de dienstbode maar trouw haar plicht vervult en zich niet aanmatigt wat alleen het kind toekomt, is haar positie in het gezin volkomen in orde. Ze behoort tot het gezin, ze vormt er wettig deel van; alleen ze mist de rechten aan het kindschap verbonden En zoo stelt men zich nu ook de Kerk voor. Ook de Kerk is zulk een huisgezin Gods op aarde. De kern van dit gezin ormen de ware kinderen Gods, de inwendige ondgenooten, de ware geloovigen. Maar aaromheen scharen zich als breede zoom e uitwendige bondgenooten, de historischeloovigen. En mits deze gewone leden der erk maar voldoen aan de hen gestelde ischen en zich niet voor ware geloovigen itgeven, is op hun toestand niets aan te erken.

In sommige Amerikaansche Kerken heeft eze opvatting zelfs consequent tot een aste indeeling in de gemeente geleid. Men oudt er twee lidmatenboeken op na. Het ene voor de Kerkgangers, die de bedieing des Woords bijwonen, hun kinderen aten doopen, de uitwendige bondgenooten. n het andere voor de Avondmaalgangers, egenen die waarlijk belijdenis des geloofs ebben afgelegd, de inwendige bondgenooten.

En al heeft men in ons land de scheids­ n lijn nooit zoo scherp durven doortrekken d en de gemeente officieel in twee groepen v durven indeelen, in de practijk komt de v beschouwing toch vrijwel op hetzelfde neer. d Alleen met dit onderscheid, dat men in g het Noorden van ons land geen belijdenis des geloofs aflegt, voordat men weet gerechtigd te zijn tot het Avondmaal. De grens loopt daar tusschen de doopleden en de belijdende leden. Terwijl men in het midden en zuiden van ons land wel belijdenis des geloofs aflegt, maar die belijdenis des geloofs van het Avondmaal scheidt. Daar loopt de scheidingslijn tusschen de belijdenisleden zelf door en maakt onderscheid tusschen de Avondmaalgangers en de niet-Avondmaalgangers.

Zoo krijgt men in dé Kerk tweeërlei leden. Gewone leden, mannen en vrouwen, die zeker niet tot de ongeloovigen willen gerekend worden, maar die evenmin zich zelven voor bekeerd houden. De historischgeloovigen. En daarnaast de leden meteen exponent, de buitengewone leden der Kerk, de leden aan wier ziel werkelijke genade door God bewezen is.

Nu spreekt het wel vanzelf, dat we geen oogenbUk zullen ontkennen, dat de werkelijke toestand in de Kerk aldus zijn kan en ook is. Aangezien de Kerk niet over het inwendige oordeelen kan of mag, moet de Kerk wel afgaan op de uitwendige be lijdenis en den uitwendigen wandel. Of de Kerk hierbij niet meer dan dusver vaak geschiedt, er acht op heeft te geven, dat niemand tot het Sacrament wordt toegelaten, bij wien niet eenige teekenen van een veranderd leven te bespeuren zijn, laten we hier rusten. Onze vaderen te Dordt hebben wel degelijk er op aangedrongen, dat de predikanten niet maar ieder, die dit zelf verlangde, op de zoogenaamde belijdenis-catechisatie zouden toelaten, maar „deze voorzichtigheid zouden gebruiken, dat ze zoodanigen tot zich riepen om onderwezen te worden, dewelke zij zien, dat eenige merkelijke hope van vrucht van zich geven en die zij weten, dat met de zaligheid hunner zielen bekommerd zijn." Maar al mag de; e vermaning wel ernstig ter harte worden genomen om geen mondbelijdenisinde hand te werken, ten slotte kan de Kerk alleen op het uitwendige afgaan. Wat in het hart des menschen omgaat, weet de mensch zelf alleen.

Daaruit volgt, dat er in de Kerk historisch geloovigen en oprecht geloovigen zullen gevonden worden en men dus metterdaad tusschen die beide onderscheid maken moet. Alleen, die onderscheiding mag nooit er toe leiden, dat de historisch-geloovigen een wettige positie in de Kerk krijgen. Daarom wraakten we de onderscheiding van uitwendige en inwendige bondgenooten. Onze B.iijdenis kent in de Kerk ^z< ^\.sgoede leden in den zin van ware geloovigen en hypocrieten of huichelaars. Men spreke daarom liever aict van uitwendige en inwendige bondgenooten, maar met onze belijdenis van ware en valsche bondgenooten. Daardoor eerst ^/crdt het duidelijk, dat de positie van zu k een historisch geloovige in het Genadeverbond niet een wettige en geordende, maar een scheeve, een innerlijk onware, een valiche is. Hij treedt op als bondgenoot; hij matigt zich den naam en de rechten van het bondgenootschap aan; hij wil door de Kerk als bondgenoot behandeld worden. En hij voert een eeretitel die hem niet toekomt, neemt een staat in, waartoe hij niet gerechtigd is, heet een bondgenoot, terwijl bij het niet werkelijk is.

Zijn positie is dus volstrekt niet gelijk aan een dienstbode, die, al neemt ze een ondergeschikte plaats in, toch wettig tot het gezin behoort. Het zou een dwaasheid wezen een dienstbode er een verwijt van te maken, dat ze geen kind van het gezin is, en haar daarom een onwettige positie ten laste te leggen. Als dienstmaagd is ze in dat gezin volkomen op haar plaats, maar niemand zal er dan ook aan deriken haar den titel, de voorrechten, de eereplaats van een kind te geven.

Geheel anders daarentegen staat het in de Kerk. Elk die tot de Kerk behoort draagt, gelijk onze Confessie het uitdrukt, het veld-en merkteeken van Christus. Hij draagt, om het in onze taal over te zetten, de uniform van den Koning, legt den eed van trouw af aan zijn vaandel, neemt plaats onder zijn legerscharen, treedt op als soldaat van Christus. Een van beiden is nu slechts mogelijk. Of hij draagt die uniform terecht, omdat hij metterdaad een dienstknecht is der gerechtigheid, óf die uniform vloekt met zijn innerlijk bestaan, omdat hij in werkelijkheid een dienstknecht is der zonde.

Men kan naar Christus' eigen woord niet twee heeren tegelijk dienen, God en Satan, Christus en de wereld. Een tusschentoestand is er niet. Een historisch geloovige is niet iemand, die reeds aanvankelijk met Satan gebroken heeft, maar nog niet het eigendom van Christus geworden is. Zoolang hij niet waarlijk in Christus gelooft, staat hij nog onder de macht van Satan. Alleen dien de Zoon heeft vrijgemaakt, is waarlijk vrij. Voor ons bewustzijn mag er een overgangstijdperk wezen; van een bloot historisch geloof mogen we komen tot ontdekking aan onzen zondigen toestand, tot een bekommerd worden over onze zaligheid, tot een toevluchtnemen tot deii eenigen Middelaar en Borg om eerst daarna ons door Hem gered te weten. Maar wie waarlijk ontdekt is aan de zonde, bekommerd is ver zijn zaligheid, tot Christus de toevlucht neemt, is niet meer een historisch eloovige; bij hem begint reeds het waarchtige geloof zich te openbaren, aanvankeijk is hij reeds uit de macht van Satan erlost. Over zulke werkelijke bekommerde ielen spreken we hier dus niet. Onder de istorisch geloovigen verstaan we alleen de ondbelijders, de schijn-christenen, degenen n wier hart het nog niet tot een breuke et de zonde is gekomen. Van dezulken C T m 1 h D o e T fo l 5 l d u kan en mag niet anders gezegd worden an dat ze innerlijk vijanden van God en an Christus zijn. En waar ze dan toch het eld-en merkteeken van Christus dragen aar zijn ze geen ware, maar valsche bondenooten.

In zeker opzicht kunnen ze dus gerekend worden tot het genadeverbond te behooren evenals een spion, die de uniform van het vijandelijke leger aantrekt, zich bij dat leger in dienst begeeft en met de soldaten van dat leger optrekt, gerekend wordt tot dat leger te behooren. Zelfs deelen ze tot op zekere hoogte in de voorrechten van het Genadeverbond, gelijk zulk een spion ook de wapenen, de voeding, de soldij van dat leger ontvangen zal. Maar in werkelijkheid hebben ze aan het Genadeverbond geen deel. Hun zijn in het Genadeverbond brengt voor hen geen waarachtige genade mede, maar juist omgekeerd verzwaring van het oordeel, evenals zulk een spion, wanneer zijn verraad ontdekt wordt, veel erger zal gestraft worden dan een openlijke vijand. Dat is het wat Christus gezegd heeft: het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels dan ulieden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's