GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In het Friesch Kerkblad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het Friesch Kerkblad

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Friesch Kerkblad gaat Ds. Bouv/man voort met zijn bezwaren uiteen te zetten tegen hetgeen De Heraut schreef over 't afgeven van attestaties.

Nu kan in een dergelijk ingewikkeld geval natuurlijk eindeloos pro en contra geredeneerd worden, en ten slotte zou het debat verloopen in allerlei kerkrechtelijke haarkloverijen, waarbij het geduld der lezers op al te zware proef zou worden gesteld.

Mogen we daarom met enkele korte opmerkingen besluiten.

Tegenover onze principieele bewering, dat de Kerkeraad, wanneer een lidmaat verhuizen wil naar een asdere plaats, attestatie heeft af te gsvea, ook al keurt de Kerkeraad dié verhuizing zelf niet goed, merkt Ds. Bouwman op, dat de Synode van Emden in Art. 45 toch bepaald heeft, dat de predikanten oordeelen zouden, of er genoegzaam oorzaak was voor dat vertrek, en zoo niet, de attestatie zou geweigerd worden.

Voor de Kerkeraden, die soms met leeda oogen aanzienlijke gemeenteleden zien verhuizen, zou dit een uilkomst wezen. Men weigert eenvoudig attestatie af te geven, en wil het betrokken gemeenteiid zijn kerkdijken staat niet verliezen, dan is hij verplicht te blijven.

Nu voelt ieder wei, dat dit een dwaasheid is en dat noch de Synode van Emden noch eenige Gereformeerde Synode zoo iets ooit bepaald kan hebben.

Verbeeld u, dat de Kerkeraad te Amsterdam bij de afgifte van elke attestatie zou te oordeelen hebben, of er genoegzame oorzaken zijn om te verhuizen, en zoo niet, de attestatie zou moeten weigeren!

Da zaak staat dan ook geheel ander.

In Art. 44, 45 en 46' van de Em.densche Kerkenorde is sprake, niet van de gewone attestaties, maar van een gansch bijzonder soort. Het kwam in die dagen vaak voor, dat vervolgde broeders aich bij de Kerken aaproeldden óm finantieeien steun en zoo, van kerk tot kerk reizende, naar een bepaalde plaats zich begaven, waar ze werk hoopten te vinden. Vara de goedhartigheid der kerken werd echter misbruik gemaakt; tal van personen ^iclopten om steun aan, waarvan men niet wist, noch vanwaar ze kwamen, noch waar ze heen gingen, noch of ze werkelijk leden der gemeente waren. Menschsn, die te lui waren om te werken en door zulk een bedelreis aan brood wilden komen. Tegen dien misstand nu, maakte de Synode drie bepalingen; vooreerst, dat niemand zou geholpen worden dan die een attest overiei van den kerkeraad, vanwaar hij kwam, dat hij werkelijk eca lid der gemeente was; in die attestatie moest dan vermeid worden weik handwerk de man beoefende, v/aarom hij vertrok, naar welke plaats hij toeging en aüerlei andere dingen meer, die met een gewoae attestatie natuurlijk niets te maken hebben. Ten tweede, dat zulk een attest niet zou virorden afgegeven, wanneer blijkbaar de bedoeling vras om andere Kerken op te lichten onder vromen schijn; daarom moest naar de „oorzake des vertreks" geinformeerd v/ordcn. En ten derde, dat op dit attest in elke Kerk door de diakonie moest gemeld worden, hoeveel de man gekregen had en dat het attest verscheurd rnoest worden, zoodra de man op de plaats zijner bestemming was aangekomen.

Ds. Bouwman is met dit beroep op de Synode te Emden dus niet fortuinlijk geweest. Hij liet zich door het woord attestatie misleiden, en vergat, dat hier sprake was van eea soort aanbeveling van behoeftige broeders. Vooral de slotbepaling, dat het attest na aankomst op de plaats der eindbestemming terstond verscheurd moest wofds«, iiaiuurlijk opdat er verder geen misbruik van kon gemaakt worden, toont hoe weinig hier aan éea gewone attestatie gedacht is.

In de tweede plaats merkt Ds. Bouwman op, dat in het rapport op de Groninger Synode ingediend, wel degelijk op 'de zaaic zelve is ingegaan; het gold een huwelijk, waarbij de man zich voegen wilde bij de kerk, waartoe zijn vrouw behoorde; de kerkeraad oordeelde, dat de vrouw den man behoorde te volgen en weigerde daarom de attestatie af te geven. Het rapport merkt op, dat ai is deze regel in het algemeen juist, toch elk geval afzonderlijk beoordeeld moet worden, en meent, dat in dit geval aan dea wensch van dèn mar. behoorde gevolg gegeven te worden. Op dien grond, verklaart Ds. Bouwman, heeft de Gïoaiager Synode den kerkeraad gelast de attestatie af te geven.

Nu is deze uitspraak nog ai kras, want Ds. Bouwman was tijdens de Synode te Groningen nog niet eens predikant en weet van de bsraadslagiagen dezer Synode niets af. Het rapport bestaat uit twee duidelijk onderscheiden deelen ; het eerste deel gaat op de persoonlijke quaestie in ensteltin het licht, waarom de Kerkeraad een onjuiste toepassing had gemaakt vaa eea op zich zelf goeder regel; maar het tweede deel handelt/r2«f? pieel over de; zaak der attestatie in het alge meeu ; verklaart, dat de Kerkeraad een attestatie aiet weigeren mag en geeft daarvoor de kerkrechtelijke gronden aan; zelfs wordt hier uitdrukkelijk gezegd, dat de bepaürsg van de „wederzijdsche bewiiiiging der beide Kerkeraden" niet bedoeld kan hebben een der grondrechten van de gemeenteleden aan te tasten. Op grond van dit rapport in zijn geheel heeft de Synode gelast, dat de attestatie zou worden afgegeven.

Nu is het zeker juist, dat niet elke uitdrukking in een rapport door de Synode voor haar rekening v/ordt genomen. Maar Ds. Bouwman stelt zich de zaken toch al zeer zonderling voor, wanneer hij meent, dal een Synode van zulk een ingrijpend rapport de conclusie zou aannemen, wan^ neer de grondgedachten van het rapport door haar niet gedeeld v/erden, zonder dit uitdrukkelijk te vermelden. En in allen gevalle mist hij het recht te verklaren, dat de Synode alleeii op grond van het eerste en niet van het tweede gedeelte van het rapport tot h-are beslissing kwam. In de acta staat hiervan geert woord.

Toch doet dit alles er betrekkelijk weinig toe. De hoofd; caak is, dat de Generale Synode te Groningen gelast heeft, dat de attestatie moest worden afgegeven, niettegenstaande de „-ft-ederzijdsche bewiUiging" ontbrak. Indien de opvatting van D.s. L< ttooy en Ds. Bouv/man juist was, dat de „wederzijdsche bewilliging" van beide kerkeraden een soort „beding" was, dat voortaan in de Kerken u\ absqluten zin gold, dan had de Synode te Groningen in geen geval de attestatie mogen toestaan. Er was dan geen appèl mogelijk geweest. Zoolang de bewiiiiging vaa dea Kerkeraad ont'orak, had het betrokken lidmaat kerkelijk niet kunnen verhuizen. Het feit zelf, dat de Groninger Synode de attestatie toestond trots het ontbreken van de wederzijdsche bewilliging, toont, dat de opv.^tting, die deze broeders van de bepaling van 1882 hebben, niet juist is.

Ten slotte verblijden we ons, dat Ds.

Bouwman aan het slot van zijn artikelenreeks toch ook met ons instemt, dat de kerkeraden het best doen met „den leden zooveel mogelijk vrijheid van beweging te laten." Met onwiiJige honden is het kwaad hazen vangen, zegt het-spreekwoord. En we gelooven, dat afgescheiden van het kerkrechtelijke bezwaar, een kerkeraad waarlijk niet wijs handelt, met de leden te dwingen tegen htm wil bij een bepaalde kerk te blijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's

In het Friesch Kerkblad

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's