GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BENIJD.

II.

Niet lang nog was de jonge De Baan bij den schilder in de leer geweest, of deze bespeurde reeds, dat bij zich in den jongeling niet bedrogen had. In weinig tijds toch, maakte deze buitengewoon groote vorderingen, die aanduidden, dat bij een groot mab in zijn vak kon worden, te meer wijl hij zich met allen ijver en nauwgezetheid daarop toelegde.' De schilder stond hem dan ook gaarne toe, in zijn huis te blijven en sprak meermalen van hem met den h grootsten lof.

g Hoe aangenaam dit nu ook voor den jonkman mocht zijn, toch bleek hem al spoedig, dat er ook een schaduwzijde aan was. De schilder had, als gezegd, nog meer leerlingen en deze bezaten niet allen zulke gaven "en zulk een ijver als de laatst gekomene. De lof dien dsïe inoogstte, de vriendschap die meester Bakker hem bewees, wekten hun afgunst en nijd. Het gevolg was, dat zij hem op alle wijze begonnen te hinderen en te plagen. Soms vond n hij een schets, den vorigen dag begonnen, den volgenden morgen bedorven. Telkens waren zijn d penseelen of andere gereedschappen weggestopt. Dikwijls was het hem onmogelijk geregeld voort s te werken, waarbij hij dan nog door zijn be-N nijders hartelijk werd uitgelachen en bespot. Klagen daarover hielp weinig. Blijkbaar was het doel, het hem zoo moeilijk te maken dat hij heen ging. En het was dan ook alleen uit — zucht om te leeren en uit genegenheid voor — zijn meester, dat hij bij dezen bleef.

De laatse zijnerzijds toonde dit op prijs te stellen, al kon bij ook tegen de plagerijen niet veel doen. Hij beschermde Jan de Baan zoo veel mogelijk, bezorgde hem allerlei voordeden, en bracht hem in aanraking met verschillende groote kunstenaars uit dien tijd. De jonge schilder had het trouwens allengs zoo ver gebracht, dat zijn werk onder veler oogen kwam en als zeer fraai werd geprezen.

Op zijn 27ste jaar was De Baan reeds zoover, dat hij zich aan het portretschilderen kon wijden, een niet gemakkelijke arbeid. Weldra werd hij naar Den Haag ontboden, om daar de beeltenissen van vele groote heeren en vrouwen te vervaardigen. Dit ging uitstekend j hij kreeg weldra van allen kant bestellingen en eindelijk drong zijn roem door tot het Engelsche hof. Koning Karel liet De Baan verzoeken te Londen te komen, en om hem tot de reis te bewegen, zond hij zelf zijn jacht om hem af te halen. Ook in Engeland had De Baan weldra volop werk, en mocht hij de beeltenissen vervaardigen van den koning, de koningin en vele grooten des rijks.

Doch het scheen wel, alsof de man ook hier met dezelfde onaangenaamheden als vroeger zou te kampen hebben. Zijn komst in Engeland en de gunst die hij daar genoot, wekte afgunst en haat bij den Engelschen schilder Peter Lely. Deze belasterde De Baan zooveel hij kon en schaadde hem zoozeer, dat onze Hollandsche schilder na eenigen tijd besloot, zich maar weder naar Den Haag te begeven. Ook hier vond hij alweder werk in overvloed. Onder meer werd hem opgedragen de beeltenissen te vervaardigen van den bekenden raadpensionaris Jan de Wit en diens broeder Cornells.

Het rampspoedige jaar 1672 brak aan, waarin ons land tegelijkertijd te strijden had tegen Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen. De volkswoede keerde zich tegen de gebroeders De Wit, die in Den Haag vermoord werden. Zoo ver ging zelfs de haat, dat men overal de beeltenissen der beide broeders opzocht om ze te vernielen.

Alweder kwam ook De Baan in moeite, en ook wederom door afgunst. Thans was het een zijner eigen leerlingen, die door nijd en afgunst gedreven, het praatje ging uitstrooien, dat zijn meester de portretten van de heeren De W bij zich in huis verborgen had. Het duurde niet lang, of een troep gemeen volk drong De Baan's woning binnen, doorsnufifelde het huis en haalde er alles over hoop. Wat De Baan ook zeggen mocht, het baatte niet. Men dwong hem kisten en kasten te openen, en joeg hem een geweldige schrik op het lijf. Daar er echter niets gevonden werd, dat maar op de De Witten geleek, moesten de indringers ten slotte onverrichter zake aftrekken.

Inmiddels waren de Franschen tot Naarden doorgedrongen, en was ook Utrecht in hun bezit. Uit die stad liet koning Lodewijk XIV, die te Zeist zijn verblijf had genomen. De Baan verzoeken, ook zijn portret te komen maken; wel een bewijs van de hooge achting waarin de kunstenaar toen reeds stond. Deze echter bedankte om goede redenen voor de eer en bleef in Den Haag, terwijl Lodewijk spoedig daarop v? eder naar Frankrijk vertrok, om hier nooit weder te keeren.

DE PROEF.

Tot een wijze van Israel kwam, zoo luidt de overlevering, eens een geleerd man uit de hei denen en vroeg hem:

„Er zijn zoovele goden en de gedachten der menschen over de onzienlijke dingen loopen zeer uiteen. Hoe zal ik nu weten, weiken God ik moet dienen, en bij wien de waarheid is? "

„Luister, " sprak de ander, „en ik zal u antwoorden.

„Eenmaal regeerde een groot, machtig koning, die wijs was boven velen. Zijn roem en het gerucht van zijn wijsheid ging uit over de geheele aarde. Nu leefde er in een land een prins, die wijsheid zocht boven allen en verstand en wetenschap in vele dingen. Hij hoorde ook van den wijüen koning spreken. Hoewel het een verre reis was, besloot hij tot hem te gaan om zijn redenen te hooren en daaruit voordeel te trekken. Doch om niet op geruchten af te gaan, bedacht hij eerst een proef te zullen nemen van de wijsheid van den grooten vorst, en dan verder te zien.

Zoo ging hij dan op reis en kwam na eenige weken bij den koning. Deze ontving hem vriendelijk, en bewilligde er in een vraag in overweging te nemen, die de prins zou stellen.

Nu haalde deze twee bloemruikers, uiterlijk geheel aan elkaar gelijk, en sprak:

„Kunt gij mij ook zeggen, welke van deze twee de echte is, en welke de nagemaakte? "

De vorst bekeek de twee ruikers, doch kon niet zoo dadelijk onderscheid zien, en zijn dienaren vreesden zelfs dat nu zijn wijsheid zou te kort schieten, zoozeer geleek de eene bloem op de andere.

De koning dacht een oogenblik na, toen sprak hij eensklaps:

„Zeg den hovenier, dat hij hier eenige bijen brenge!"

Aan het be', el werd voldaan. De bijen vlogen een oogenblik rond, van de eene bloem op de andere. Toen echter zett'en zij zich allen op denzelfden ruiker neer en lieten de andere alleen.

„Dat is de echte, de andere is nagemaakt, " sprak CU de wijze vorst op den eersten ruiker wijzend. En de prins stond verbaasd en erkende, dat bij zulk een man wel tot leermeester mocht begeeren. g

„Zie, " sprak nu de Joodsche leeraar tot den heiden, „zoo is het ook met ware en valschc leeringen; alleen die godsdienst is waarheid, en die God de ware God, die de ziel voeden kan en verzadigen. De kunstruiker kon den bijen niets tot voedsel verschaffen. Evenmin is verkeerde leering ooit voedsel voor de ziel. h l

CORRESPONDENTIE.

J. V. E. te A. Bij een volgende gelegenheid hopen wé van uw in dank onvangen schrijven gebruik te maken. W

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's