GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

WISSELING.

De week die we straks aanvangen is de laatste des jaars. Nog eer zij voleind is, zal T908 zijn voorbijgegaan en 1909 begonnen.

Zulk een wisseling en overgang van het eene tijdperk in het andere hebben we allen reeds verscheiden malen beleefd, meer malen zelfs dan ons heugt, Oudtjiar en Nieuwjaar zijn voor ons bekende tijden en woorden. Wat er dan gebeurt weten we allen. En toch — toch heeft elke jaarwisseling ons veel te zeggen, en als wij luisteren, komt ook daarin tot ons een stem des Heeren, de God van alle tijden en eeuwen, die nog zal wezen, onveranderlijk Dezelfde, ook als straks geen lijd meer zijn zal.

Duizenden jiren geleden leefde een man, die vele wisselingen in zijn leven had ondervonden. Uit niet vorstelijke ouders geboren, was hij toch als een prins en aan des konings hof opgevoed. Later moest hij om den dood te ontgaan \ luchten, en werd van prins schaapherder. Na vele dagen — hij was intusschen tachtig jaar oud geworden — riep de Heere hem tot een groot moeilijk werk, amelijk zijn volk uit de slavernij te voeren, het te leiden tot een goed land, het op te voeden en te besturen, Ea ook nu weer volgden llerlei veranderingen en soms zeer wonderbare voorvallen, vele jaren lang.

Die man, gij raadt het al, was Mozes, die srael door de woestijn tot Kanaan leidde. Hij was een man, die in Gods kracht groote dingen eed, die ook den Heeré verheerlijken kon in zijn lied. Hoort wat hij zegt in den gosten psalm, ien we als het jiar gaat en komt, zoo gaarne lezen:

„Heere, Gij zijt ons geweest eene ioevlucht an geslachte tot geslachte.

Eer de bergen geboren waren, en Gij de arde en de wereld voortgebracht hadt, ja an eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijeling, en zegt: Keert weder, gij menscheninderen.

Want duizend jaren zijn in Uwe oogen als de ag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als eene nachtwake.

Gij overstroomt ze; zij zijn gelijk een slaap; n den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert:

In den morgenstond bloeit het, en het verndert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.

Leer ons alzoo onze dagen tellen dat wije«n ijs harte bekomen.”

Dat laatste vers leert ons iets wat zoo velen ergeten. Ja, we tellen onze dagen wel; ieder eet wel hoe oud en wanneer hij of zij jarig is, aar we moeten zóó tellen, dat we een wijs art bekomen.

Zoo tellen doen niet velen.

De een telt en zegt: over zooveel jaar ga ik an school, leer een vak en dan weer na zooveel aar ben ik groot en verdien veel geld. Wat zal at prettig wezen!

Een ander telt anders weer en denkt: Over ooveel maanden krijg ik vacantie. Dan staat et leeren stil en gaan we uit en heb ik veel enoegen. Was het al maar zoover!

En een derde spreekt zuchtend: Al zooveel aren om; hoe weinig schieten er mij denkelijk og over. En dan moet ik alles verlaten, Denk maar aan den kardinaal over wien we as spraken).

Maar dat al, hoe natuurlijk ook, is niet het ellen dat baat.

Als we door het eind en het begin des jaars an dat tellen worden hetinnerd, laat ons dan, eruggaande zien op de vele goedertienheden des eeren al de dagen van ons leven, zoodat we erstaan dat er reden is Hem te prijien, en te ingen: " „Goedertieren is de Heer." Maar we ellen ook vooruit. Hoever? Dat is onzeker. n reeds dit vermaant ons niet uit te stellen en Heere te zoeken, zegt ons „ons te bekeeen een uur vóór onzen dood, " gelijk een groot rediker eens zei; ik hoop dat ge vat wat hij bedoelde.

Doch ’tzij we achter-of vooruitzien. Iaat het ijn om ons leven Hem te geven, die het ware even is. Hem te vragen, dat Hij ons. hart erniéufve en ons zoo, mogen onze ju en vele f weinige worden, leide toi Zijn heerlijkheid. e bidden dan met den psalmist;

Leer mij, o God van zaligheden.

Mijn leven in Uw dienst besteden;

Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand.

En we gaan het nieuwe jaar in met de woorden uit het laatste vers van onzen gokten psalm:

„En de liefelijkhaid des Heeren onzes Gods zij over ODS; en bevestig Gij het werk onjer over ons 1* het werk onier handen, bsvestig dat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's