GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk. Een vereeniging tegen slechte onderswijzers.

In Frankrijk werd in Maart 1907 een „ver eeniging tegen de slechte oisderwijzers" opgericht. De Fransche letterkundige en staatsman, Maurice Barrès, hield daarbij eene rede, waarin hij liet uitkomen hoe ruw sommige onderwijzers tepen de kitiderefi opireden, om gedaan tekrijgendai deze een afkeer krijgen van de Roomsche religie. Ean onderwijzer in de buurt van Parijs dreigde elk kind, dat door zijn ouders naar de mis gezonden, werd of dat zijn eerste communie deed, dat het geen goed getuigenis zou ontvangen bij het verlaten van de school. Hij liet een zevenjarig meisje voor de geheele klasse op een tafel staan, om haar gebeden en het „Onze Vader" op te zeggen. „Onze Vader die in de hemelen zijt", zeide het kind. „Wat, is uw vader in den hemel? Ik heb hem pas over de straat zien gaan, " antwoordde de onderwijzer. „Geef ons heden ons dagelijksch brood." „Hoe heb ik het nu, krijgt gij niet uw brood van uw vader, die bakker is? " Al kon het kind haast niet verder door angstige verlegenheid, het werd gedwongen om het allervolmaaktst gebed ten einde toe te bidden.

Toen zij den volgenden Zondag weer naar de mis was geweest, moest zij den Maandag daarop opnieuw op de tafel staan om het „Ave Maria" op te zeggen. „Kent gij dan die vrouw? " heette het uit den onderwijzersmond. „Men groet toch alleen vrouwen, die men kent." Toen stond een jongetje van 10 jaar op en zeide tot den meester, dat hij slecht handelde; de moeder van het meisje zou het niet goed vinden.

De Parijsche correspondent van de Duitsche Beobachter schreef hierop, dat al deie mededeelingen slechts fabeltjes waren. De heer Barrès antwoordde hierop in de Schwab Merkur van 30 Dec, dat dergelijke schandelijkheden ia de Fransche volksscholen niet tot de zeldjaamheden behooren, zoodat men gemakkelijk daarvan een bloemlezing kon opstellen. Dit verwondert ons niet. De heeren die door hunne revolutionaire woelingen der regeering veel moeite geven, doen toch, door hunne pogingen om in de kinderharten haat tegen de religie te zaaien; een werk dat den mannen die aan het roer van den staat zitten, welgevallig is. Daardoor weten zij dat zij schotvrij zijn.

Italië. Evangelisatiearbeid der Waldenzische kerk.

De Waldenzische kerk heeft een interessante kaart uitgegeven, die een aanschouwelijk beeld geeft van de uitbreiding van haar arbeid in Italië, Hoe is dit land overzaaid metroode en blauwe namen! De roode namen duiden de plaatsen aan waar men georganiseerde kerken vindt; de blauwe die waar vanwege de Waldenzische kerk gepredikt wordt. Men vindt roode namen vooral in het Noorden van Italië, waar 24 kerken gevonden worden, behalve vele blauwe namen. Dan valt het in het oog, dat zich op het eiland Sicilië acht gemeenten en zestien plaatsen waar bet Evangelie verkondigd wordt, bevinden. Mochten deze kerken of beginsels van kerken weinig van de aardbeving geleden hebbeu! Ia midden Italië is de streek ten Noorden en ten Oosten van Napels het sterkst met roode en blauwe plaatsnamen ge tooid. Maar in geheel Italië vindt men station op station. Daaruit besluit de Waldenzische kerk te recht „dat God hare arbeid gezegend heeft en nog ten huidigen dage met succes doet werken.”

Hoe klein is echter de operatiebasis van waar deze arbeid uitgaat. Een kleine groene vlek duidt op de kaart de bakermat der Wal denzen in de dalen der Zee-Alpen, ten Westen van Turijn, aan. Oiitzaglijk veel martelaarsbloed heeft daar gevloeid. Hoe wist de kleine kerk, trots de vreeselijke vervolgingen, in den loop der eeuwen zich staande te houden, totdat zij eindelijk in 1808 het volle burgerrecht en Godsdienstvrijheid verkreeg. Toen in 1859 de eenheid, van Italië, onder koning Victor Emanuel, tot stand kwam, werd een krachtige deur voor de Evangelisatie van geheel Italië geopend. De Waldenzen maakten daarvan ijverig gebruik.

De oude Waldenzen vormen tegenwoordig slechts eeu klein deel van de Waldenzische kerk. Negentien predikanten dienen de oorspronkelijke Waldenzische kerken, terwijl te Florence een Seminarium tot opleiding van aanstaande dienaren des Woord? gevonden wordt. De Zendingsarbeid der kerk wordt door een Evangelisatie comité geleid. Op het Zendingsterrein werken 50 predikanten, 10 Evangelisten, 50 onderwijzers, 8 Bijbel-colporteurs, behalve de diaconessen, die in het moederhuis te Turijn gevormd werden. Door hun arbeid zijn 6708 leden gewonnen, terwijl de lagere scholen der Waldenzen door 2710 leerlingen en de Zondagsscholen door 3682 kinderen bezocht worden. In het verloopen jaar werden 662 nieuwe gemeenteleden gewonnen. De gemeenten die door Evangelisatie^ arbeid ontstonden, brachten ongeveer / 43, 0co saair.

Wij houden er ons van overtuigd, dat de kerk der Waldenzen de door de leiding Gods aangewezen kerk is om het Evangelie aan de Italianen te brei5gen. Mochten de rampen die het land teisterden, velen doen vragen naar den eeoigen troost beide in leven en in sterven.

— In een Roomsche kerk gevonden, wat men in een Protestantsche miste.

In de Kreuzzeitung stond eenigen tijd geleden een brief die zeer onze aandacht trok. Hij was geschreven uit Rome en bevatte de navolgende kiacbt:

„Niet alleen werd het ons zonderling te moede, maar ook werden wij smartelijk aangedaan, toen wij ons in de kapel van het paleis Cafa relli geheel vreemd voelden. Zoowel op Palmzondig als op den goeden Vrijdag-hoorden wij hier preeken van den meest modernen inhoud. Op dea eerstgenoemden Zondag herinnerde niets aan de beteekenis van dien dag. Het vers uit den epistel: „Want dat gevoelen zij in u, dat ook Christus Jezus was", gaf den prediker aanleiding een zedepreek te houden, want het heette dat het gevoelen van Christus Jezus in ons is, als wij onze persoonlijkheid zedelijk weten te vormen. Op goeden Vrijdag liet een predikant die uit Berlijn overgekomen was, zijn licht schijnen, sijne diepe gedachten over dien gedenkdag saamvattend in de woorden: „Jezus is niet de eerste geweest die voor zijn overtuiging den dood inging, hij zal ook niet de laatste zijn." Geheel in overeenstemming met deze rede was het, dat wij de eerste drie verzen van het Evangelisch gezang: „o hoofd volbloed en wondeno: aanhieven, maar niet het vierde vers dat begint met de woorden: „Nu, wat gij Heer geleden hebt, is alles mijne schuld". Wat zou Bunsen wel gezegd hebben van deze manier om zijn gezangboek te gebruiken?

Eene oude dame uit Noorwegen, die naast oas stond, zeide: „Ach ik ben diep bedroefd. Dat is geen Christendom, het is slechts koude moraal die hier gepredikt wordt." „Kunt gij begrijpen wat wij gevoelen, die-uit Pruissen zijn V' — Men kan vatten dat wij er niet voor te vinden* waren om ons op hetPaascbfeest nog eens iets dergelijks te laten opdisschen. Wij gingen daarom naar de kerk der Duitsche Rooraschgezinden, de Saucta Maria dell Anima. En hier hoorden wij inderdaad eene geheel Evangelische prediking. De prediker legde op een bekwame manier het E^^angelie en den Epistel van den dag aan zijn rede ten grondslag. Jeius Christus gestorven voor de zonde, opgestaan tot onze gerechtigheid, heeft ons met God verzoend. Hij, de levende, wekt ons tot ean nieuw leven; Hij is de wijnstok, wij de ranken; geloof en werk moet dat bewijzen. Treurt niet over uwe dooden; Hij die opgestaan is, zal ze uit hunne graven opwekken. Dit waren de echt Evangelische gedachten, en de man die ze uitsprak, deed dit in den toon eener warme overtuiging. Dat deze tegenstelling voor een Evangelisch Christen smartelijk was, be hoeft geen betoog.

Het Hamburger Kirchenblatt merkt hierbij op: „Men behoeft helaas niet naar Rome te gaan om het eens te zien, dat Lutherschen het Evangelie in een Roomsche prediking moeten zoeken. Een predikant uit Sleeswijk—Holstein verhaalde ons onlangs, hoe hij in een stad van midden Duitschland, in de Evangelische kerk, slechts preeken gehoord had waarin het Evangelie geen plaats vond, en daarom had hij in de Roomsche kerk door een Evangelische prediking zijn honger moeten stillen. Zeker is dat niet de regel. Maar het is toch beschamend voor de Evangelische kerk in Duitschland, dat in de kerk van het Duitsche gezantschap van Rome het Evangelie niet verkondigd wordt, en dat daarom Duitschers die Itatië's hoofdstad bezoeken, in een Roomsche kerk de verkondiging van het Evangelie moeten vinden. Ook op de kerken der reformatie is de spreuk van toepassing: corruptio optimipessima (vsinnetThst beste bederft, wordt het 't slechtst)

Turkije. De jong-Turken.

God heeft door middel van den arbeid der jong-Turken in Turkije een krachtige deur voor het Evangelie geopend. Wie zijn de jong-Turken ? Voor ongeveer vijfentwintig jaar hadden enkele, meest jonge menschen eenige Christelijke denkbeelden in zich opgenomen, zoodat zij den Islam niet meer slaafsch volgden. Zij verlangden dat er in Turkije naar recht zou geregeerd worden, daarom wierp men ze in de gevangenis en beschouwde ze als vijanden van den Islam, al bleven ze de leer van Mahomed belijden. Velen hunner wisten den kerker of het oord hunner ballingschap te ontvluchten om in het vrije Europa een toevluchtsoord te vinden. Sedert 25 jaren hebben zij van uit Europa, door middel van eigene bladen, gearbeid, gedurig de ongerechtigheden der Turksche regee ring aantoonend. De sultan deed alles wat in zijn vermogen was, om door strenge censuur, door spionnen en omkooperij, hun invloed te breken. Maar te vergeefs. De bladen der jong Turken kwamen in het land, zij het ook in enkele exemplaren; zij gingen van hand. tot hand, werden in het geheim gelezen, en ten slotte, als zij geheel stuk waren gelezen, verscheurde of verbrandde men ze. De gedachten en beschouwingen die in deze bladen neergelegd werden, bleven in de harten der lezers hangen, verbreidden zich steeds meer, en drongen, in alle stilte, als een zuurdeeg zoowel in het leger als in het volk door. Het einde was, dat de heerscher, die ds jong Turken vervolgde, moest toegeven. Hij moest hun raad volgen, hunne wenschen vervullen, ja hen tot raadslieden nemen in plaats van zijn vroegere ambtenaren. Hij werd gedwongen het land eene "constitutie te geven, wanneer hij niet zijn heerschappij, misschien zijn leven, wilde verliezen. Nu is de zaak in orde gekomen. In Turkije heerscht vrijheid en gelijkheid als ia andere landen; ook is de pers vrij geworden, terwijl ieder zijn gedachte vrij mag uitspreken. De zuilen waarop de Islam rust, zijn aan het wankelen. De kracht van den Islam bestaat in drie dingen: Ten eerste geweld, ten tweede hoogmoed, ten derde fanatisme. Door de consütutie zijn deze drie dingen gebroken. Nu heeft elk Christen in het Turksche rijk dezelfde rechten en vrijheden als de Mohamedanen. Daardoor is er ook vrijheid voor het Evangelie gekomen.

Een man die reeds lang onder de Turken arbeidt, merkt hierbij op, dat het onmogelijk geacht werd om in Turkije het Evangelie te prediken, en nog meer om eene gemeente van Christus te planten, dewijl iedere overgang met den dood gestraft werd. Doch nu is alle vrees verdwenen. De Heere heeft alle hindernissen weggenomen en den Islam het zwaard uit de hand geslagen. De groote draak van den hoogmoed is onder den voet gehaald, het fanatisme is in de diepte der zee gezonken. De Islam is voortaan geen religieuse macht meer, hij kan hoogstens een politieke worden. Nu is het de tijd om aan de kinderen van .den Islam de blijde boodschap te verkondigen. Want een volk kan door staatkundige vrijheid alleen niet gelukkig worden. Waar geluk en eeuwig leven '.ijn alleen in Christus Jezus. Eerst wanneer de Zoon ons heeft vrij gemaakt, zijn wij waarlijk vrij.

Genoemde arbeider onder de Turken, Jo hannes Awetaranian, zegt dan voorts, dat hij al-7 jaar onder de Turken in Bulgarije gearbeid heeft. Zijn tijdschrift Schadid ül Hagujig werd ook in Turkije gelezen, al verbood men het, even als de jong-Turkschc bladen. De jong-Turken hebbeu jaren lang hunne bladen gratis verspreid. Er waren een paar rijke lieden onder hen, die de middelen daarvoor gaven. Hunne bladen werden telkens weer opnieuw verboden, men vervolgde den redacteur en wierp hen, die een jongTutksch blsd in handen hadden, inde gevangenis. Toch verloren zij den moed niet, maar werkten voort. Wanneer de taak der Christenen zooveel heiliger is dan die der jong-Turken, met hoeveel meer ijver en volharding moest dan niet in Turkije voor de zaak des Evangelies gestreden worden!

China. Rangverlaging van Fransche missionairs der Roomsche kerk.

Het Chineesche rijk heeft volgens het Ev. Luit. Missionsblatt wederom eene schrede verder gezet op den weg om zich vrij te maken van invloeden van buiten. Den loden April van het verloopen jaar werd het keizerlijk besluit, waarbij zendelingen der Roomsche kerk een hooge rang werd toegekend, weder ingetrokken.

In het jaar 1899 heeft de Chineesche regeering onder pressie van de Fransche regeering den Roomschen priesters den rang van prefecten en den Roomschen bisschoppen den rang van Mandarijnen, d. w. z. gouverneurs, gegeven, dus een hoogeren rang dan de Fransche consuls hadden. Het voortrekken der Fransche missionairs heeft de Chineesche bevolking zeer verbitterd. De Roomsche geestelijken werden daardoor verleid om zich in de Chineesche rechtsspraak te mengen, en dit gaf aanleiding tot allerlei verwikkelingen. De Protestantsche zendelingen hebben eenstemmig geweigerd in de bevoorrechting der Roomsche geestelijken te deelen.

De Roomsche zending heeft in China, Mongolië en Manchurije 1228 priesters, 195 leekenbroeders, Ó59 zusters en 931.000 bekeerlingen. De Protestantsche zending heeft in China 1349 zendelingen, 971 zendingszusters en 300 zendeling-artsen in dienst. Volgens Warneck is het aantal gedoopte Christenen 260, 000, terwijl nog 86, 000 Chineezen onderwijs ontvanjeif.

Uit deze cijfers blijkt dat de zending in China veld wint. Maar ook wordt steeds meer duidelijk, dat de Aziaten zich hun kracht bewust worden en daarom steeds minder geneigd zijn om zich door Westerlingen te laten beheerschen. Op den duur zal men er van Europeesche zijde alleen een dienende macht door het Evangelie kunnen uitoefenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's