GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Diezelve Geest getuigt mey onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Diezelve Geest getuigt mey onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn”.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN].

Diezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. Rom. 8 : 16.

Ook Pinksteren brengt de heugenis van een hoogheerlijk wonder. JL//^ Christelijke vierdagen berdenken een wondere daad Gods. Er is geen feest getij in het Heiligdom of het vertelt van de „daden onzes Gods." In dat wondere zelf ligt wat 't hart blij stemt. Een band omklemt ons. Het leven der wereld drukt en beaauwt. En eerst als onze God nu intreedt, en dien band breekt, en in deze zondige wereld verlossing inbrengt, inbrengt door een wonder werk zijner almachtigheid, ademt het hart vrij en blij op, en is er onder wie God vjctezen jubel. Op het Kerstfeest het wonder van het Heilig Kindeke geboren uit de maagd Maria. Op Paaschfeest, het wonder van de verrijzenis van Immanuel uit den dood. Met Hemelvaart het wondere opvaren in onze menschelijke natuur van den Koning tot zijn troon. En op Pinksteren het wonder van de uitstorting van den Heiligen Geest. Juisi daarom vierden onze vaderen den Goeden Vrijdag niet. Bij het Kruis voegt een Stabat mater dolorosa. Bij het Kruis is geen wonder. Hoe zoudt ge het sterven van uw Heiland vieren kunnen ? Maar in Pinksteren « het wonder. Pinksteren is niet de be keering van de toegebrachten. Het Pinksterwonder ligt in de uitstorting van der Heiligen Geest in het mystieke Lichaam van Christus. En vandaar op Pinksterec ons hooggetij, het dankend en aanbiddend herdenken van de wonderdaden Gods.

En tcch, niet vooralle wondere daden God» is aller hart even ontvankelijk. Bethlehem'» heugenis is het rijkst en voor allen grijp baar. Reeds bij het Paaschwonder is dt kring van wie het vat, kleiner. De Hemel vaart wordt door nog minderen verstaan.Maai 't kleinst is de groep van wie God zoo vreezen, datjZe voelen en meedoorleven wat Pink stèren voor Gods Kerk is. Het tastbare er. voorstelbare is bij Bithlehem het overvloedigst, bij ons Pinksteren tot de kleinste afme tingen ingekrompen. Vandaar de poging, om het Pinksterwonder in een bekeeringswondei om te zetten. Maar juist dan is het Pinksterwonder weg. Dan toch is hei telkens Pinkster, zoo dikwijls er csn Réveil komt en weer breede groepen tot bekeering doorbreken. Dit maakt men er dan ook van, een gewoon verschijnsel, dat telkens weerkeert, en niet meer een geheel eenige gebeurtenis in de geschiedenis van 't Godsrijk.

En dit juist verstoort den gang der Openbaring. In den gang der Openbaring brengt elke wondere daad God* ons een schrede verder naar het doel, is elk feit dat om herdenking vraagt, een schrede verder op den weg des heils. En daarom kan hier geen herhaling zijn. Wat ge op uw feestdagen herdenkt, kwam slechts eens en kon sleciits eenmaal komen. Slechts eenmaal kon de Christus geboren worden, slechts eenmaal kon hij uit de doodenop staan, slechts eenmaal kon hij opvaren ten hemel, en zoo ook slechts eenmaal kan hij den Hsiligea Geest in zijn Kerk uitstorten. En daarom kan er slechts één Pinksteren zijn, omdat slechts eenmaal de Heilige Geest kon worden uitgestort. En dat doorluchte feit doordenken we, doorleven we, vieren we. Als iets dat zich nooit kan herhalen, dat zich niet moet herhalen, maar als een geheel eenig feit, dat nawerkt tot op dezen dag, waar men zelf den invloed vanonder gaat, en waarvan we de natrilling voelen tintelen in ons eigen hart. Één Bethlehem, maar het Kindeke van Bethlehem nu nog de Immanuel in ons zielsleven. Eenmaal het graf geopend en de Christus verrezen, maar M leven dat toen uit den dood kwam, nalevend in ons eigen binnenste. Eenmaal Christus ten hemel gevaren, maar nu nog levend om voor ons te bidden. Eu zoo ook éénmaal de Heilige Geest uitgestort, maar dan ook die Heilige Geest nooit meer uit Christus Kerk weggegaan, bij ons blijvend en nog altoos de Trooster van Gods kinde-'en. Alle methodistisch geroep om een tweede Pinksteren, en om een derde Pinksteren, en een altoos nieuw Pinksteren dringt het eigenlijke Pinksterwonder terug, stelt het voor alsof de Heilige Geest weer van ons week, en nu gedurig opnieuw tot ons moei sfdalcn. Al te gader voorstellingen, vlak in strijd met Jezus' stellige uitspraak, dat hij straks zijn Heiligen Geest uitstort, en „dat die Geest by ons blijven zou tot in der eeuwig i^tid: (Joh. 14:16) Voorzeker, bekeeringen komen gedurig opnieuw voor. Zelfs kunnen er tijden zijn, dat die bekeeringen tegelijk bij geheele groepen doorbreken. Wie zou loochenen, dat er ook Réveils kunnen zijn.' Wie zou niet zelf daartoe opwekken.' Maar als zulke bekeeringen weer aan de orde van den dag zijn, dan zijn dit altoos weer nieuwe vruchten van het ééne Pinksterwonder in Jerusalem's opperzaal, en niet herhalingen van wat toen is geschied. Er is maar één Pinksteren. Toen is de boom geplant. Ea wat sinds in een verloop van eeuwen is geschied, was niet, dat er telkens een nieuwe boom werd gestekt, maar dat de wondere plantinge van het Pinsterwonder te Jeruzalem, nogmaals een loot aan haar stengel uitschoot. De vrucht is telkens nieuw, maar alle nieuwe vrucht rijpt aan den ouden stam, en die oude stam is slechts eens geplant, geplant dooreen wondere daad Gods, en die wondere daad Gods was de uitstorting van den Heiligen Geest in de gemeente van Christus op deze aarde.

Meer nog dan Bethlehem of het geopend graf plaatst Pinksteren ons daardoor voor het mysterie. Voor een mysterie, omdat God zelf het mysterie is, en Pinksteren God den Heiligen Geest doet indalen in het menschelijk hart. Het mysterie van Vader, Zoon en Heiligen Geest is zoo ondoorgrondelijk, en toch eerst door het wonder van Pinksteren wordt onze gemeenschap met Gods heilige Drievuldigeid voleind. Onderwijst het Woord u van God den Vader en onze Schepping, dan doortintelt H een gevoel van GoüsAimach tigheid die u schiep, u in stand hield, en nog werkt in eiken druppel van uw bloed, in elke zenuw die gevoelig in u trilt, j», in elke gave, in eik talent dat u sieren mag; maar het blijft alles een God buiten u Jie van buiten af op u werkt. Onderwijst u de Schrift van God dsn Zoon en onze Ver lossing, dan komt bij Betniehem uw God wel tot oas menschelijk geslacht, neemt jnze menschelijke natuur aan, en naden ons in zijn heiligheid om van onze onheilig aeid ons te verlossen; maar de Redder spaart weer op, en terwijl gij hier beneden looft en toejubelt de Verlossing die hij aanbracht, is Hij daarboven, en bidt ge met al Gods volk : Kom weer, Heere Jezus, jd kom haastelijk. Maar als datzelfde Wooro a onderwijst van God den Heiligen Geest en onze Heiligmaking, dan is het niet pieer buiten a, maar in u. Hst is dau niet meer de Almachtigheid die u schiep en in stand raoudt, niet meer de genade die u uitredt en verlost, maar het is God zelf die indaalt cot in 't hart der menschen. God zelf dit als de Heilige Geest getuigt met onzen geest, dat we Gods kinderea zijn. Met Pinksteren is de breuke weg, en de afstand weg. Het \% niet meer een God van verre en ook niet enkel een Gjd van nabij, maai een God die in uw eigen zieleleven indringt, en in u bidt met onuitsprekelijke verziichtingen. Pinksteren is de herstelde eenheid tusschen God en mensch. God Drieëenig terugkeerend in wie zondaar was, maar nu geen zondaai meer is. Niet meer de genade, maar het Kindschap spreekt hier. Lieve kiaderen Gods te zfjn geworden, en dit te weten, te oekeanen, te gevoelen en er zalig in te zijn, omdat nu alle afstand ss te niet gedaan dèt is de uitstorting van den Heiligen Geest in een iegelijk die in Christus is ingelijfd en een kind van God is geworden.

Wat geest is verstaan we niet. Alle geest is onzienlijk. Maar dit weten we, dat ook in den mensch de geest de grondslag is van zijn aanzijn. Alle gaven en talenten, alle krachten en vermogens zijn slechts dt organen en de instrumenten waarin onb teven tot uiting komt; maar wat alleen deze gaven, deze organen, die instrumenten van ons wezen in werking zet, is de geest des menschen in ons. Die geest woont in het (verborgene van ons wezen. Diep in den ondergrond van ons menschelijk wezen werki die menschelijke geest. Het is die geest die ons onderscheidt van alle andere creaturen. Ia die gave des menschen schuilt zijn hooge > ^oortrtff; lijkheid boven plant en dier. Hei is dis geest die ons tot mensch maakt. Wc jjjn niet als de engelen enkel geest, maar geest belichaamd in een menschelijke ziel en een menschelijke verschijning. Doch al dat andere is de omkieeding, die geest ii> en blijft ons wezen, en uit dien geest is net alles in ons opgebouwd. En zoo ak het in ons menschelijk wezen is, zoo is het in God zelf en in zijn schepping. God is J^^JA Niets dan geest, en heel de schepping 'M het kleed van zijn geestelijk bestaan. Daarin werkt de geest die van God en God is, naar buiten; maar hoe luisterrijk die schep ping ook uitkome, het blijft altoos de geest die 't alles draagt, de geest Gods die in en van alle» den verborgen grondslag vormt. Uit den geest komt't alles op. Zendt Hij zijn geest uit, zoo worden z$ geschapen, neemt Hij zijn geest weg, zoo keert 't alles tot het niet weer. En zoo als het in God is, zoo is het in ons menschen, want we zijn geschapen naar zijn beeld , n naar zijn gfüijkenis. In den engel is de geest, maar zonder omkleeding, zonder een uitstraling. Alleen wij menschen zijn naar Gods beeld geschapen. Als God zijn we geest in den grond, en al wat in ons is, uit onzen geest opgekomen. Eti daarom kunnen wij alleen Gods kinderen zijn. Uit Hem geboren, uit Hem geteeld, en als kinderen Gods het beeld van onzen God vertoonend. Maar van God zijn Vader scheidt het kind nooit. Wel op aarde. Een kind uit vader en moeder geboren, wordt een eigen wezen, naast zijn ouders, Wat ook overgeërfd zij, het kind wordt zelfstandig persoon. Maar bij God is dit niet alzoo. Hier blijft het kind één met zijn Vader en i.9 het kind geen oogenblik buiten zijn Vader te denken.

Hieruit volgt dat de mensch, als kind van God, gegrond blijft in den geest van zijn Vader, en dat de geest van den Vader in den geest van het kind leven, spreken en zich openbaren moet. Da geest van God moet zich in den geest van het kind, en alzoo in zijn binnenste wezen, in zijn innerlijk aanzijn, in zijn ziel, in zijn hart, kenbaar maken, hem toespreken, in hem bidden, in Hem kracht uitstorten, hem leiden en innerlijk verhoogen. God moet niet van vet re blijven «taan, maar gemeenschap met zijn kind in zijn eigen hart mogelijk maken. En dit nu is op« den Pmksterdag geschied. Dit was tiet wonder. Dit de indaiiog en de uitstorting van den Heiligen Geest in de gemeenschap van Gods ^kinderen, in de gemeenschap van alle in'gelijfden in Christus. Dit au is heel iets anders ézn. onze schepping, aeel iets anders dan i-iz; genadige verlossing. Het is God 2s: f uie ons betuigen komt, dat we kinderen Gods zijn. Vandaar ie belijdenis der Kerk van Gods Heilige Drievuldigheid. Ds God die ons schiep, cxx. de God die ons verlost. Is voor ons oesef iets anders, dan de God die tot ons !< omt, in ons daalt, en met ons saam komt jv^^onen ia de binnenkamer en van ons eigen aarti Zoo belijden we den Heiligen Geest Niet als een kracht Gods, nocti ook als QiTL werking Gods, maar als God zelf, die ia alle creatuur het beginsel zelf des levens is. Het beginsel des levens in alle schepsel, ook in de natuur, ook in plant en dier. M3.ir in alle andere creaturen is het niet de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt dit ; : ers£ in het schepsel dat heiligheid tegenover zonde kan stellen, d. i. in den mensch. En waar nu God tot den mensch komt, niet als zondaar, maar a's begenadigde en .verloste, daar komt die Heilige Geest om net beeld Gods in ons te zoeken, te reinigen, ce herstellen, en als dan eindelijk de zalige gemeenschap met den Drieeënige in ons hart jpbloeit, dan is het God de Heilige Geest Jie ons als kindaren Gods on^en Vader iie in de hemelen is, in ons eigen hart ioet bekennen, minnen, ontvangen en aanoidden. Natuurlijk kon dit eerst, toen het A'erk der verlossing volbracht was, en onze Heiland verheerlijkt was op den troon. Maar toen kwam het dan ook. Hij voer op, jm oas den Heiligen Geest te zenden. Toen is die Heilige óeest in ons uitgestort. Toen is God de Heilige Geest in den tempel van liet menschenhart ingevaren. Niet om er voor een tijd in te vernachten, maar om üet hart van Gods kind nimmermeer ce verlaten, en in ons te bidden metonuit-•iprekelijke verzuchtingen. Het Immanuel is God met ons. Maar op Pinksteren is die eenaeid, die gemesnsciiap nog verder voortgezet ea doorgezet. Met Pinksteren wordt aet niet maar God met ons, maar wordt tiet God in ons. Da Vader levende en werkende in zijn kind. God de Heilige Geest in den geest van zijn kind, in 's menschen geest, zijn tempel vindend, en ia dien cempel van het menschenhart zich met zijn tcind vereenigend.

Maar de enkele mensch staat daarbij niet op zichzelf. Er is niet een mensch, maar er is een menschheid. We vormen één geslacht, en niet de zuiiheilige, die in ie woestijn zich afzondert, maar de mensch die mst menschen samenleeft, en als lid van de menschheid uitkomt, is waarlijk mensch. We zijn uit éénen bloede. In één val vielen we allen sa& m. Door één Kruis zijn alle verlosten verlost. We vormen één lichaam. Een lichaam door de zonde verstoord en uiteengeslagen, maar in Christus aersteld, en nu onder hem als ons Hoofd, het nieuwe lichaam vormend der nieuwe menschaeid, het herstelde menschelijk geslacht; en dit nieuwe lichaam der menschheid is nu ie gemeente van Christus, nu genomen niet naar haar uitwsndigen, zichtbaren vorm, maar in haar kern, in haar innerlijk geestelijk wezen^ de gemeente der uitverkorenen, de verzame­ ling van Gods kinderen op aarde. En gelijk nu niet mensch naast mensch geschapen is, en er niet voor elk mensch een afzonderlijke Verlos.ser is verschenen, maar allen deelen in één lot, en allen saam door één zoendood verzoend zijn, zoo is het ook met het indaten van den Heiligen Geest. Er is niet een aparte uitstorting van den Heiligen Geest voor ieder kind van God op zich zelf, maar er is ééne uitstorting van den Heiligen Geest voor allen saam, voor heel het Lichaam, voor heel het herboren menschelijk geslacht. En daarom is er maar één Pinksteren. Toen kwam het heilig vuur, dat nimmer meer kan worden uitgedoofd, en het zijn de vonken van dit heilig vuur, die uit de gemeenschap op den enkele overspatten, en zoo de enkele ziel heiligen. We worden niet eik apart zalig, maar als leden van het lichaam van Christus. Dat vuur steekt aan en spat over. En zoo is het in de gemeenschap met het Lichaam, dat de enkele leden begenadigd en gezaligd worden. Vóór Pinksteren waren er wel ook onder het Oud Verbond ten leven toegebracht, maar dat was niet de herboren menschheid. Van die herboren menschheid vertoonde Israel den vorm, maar niet het wezen. En dit is de geheel eenige beteekenis van den Pinksterdag te Jeruzalem, dat toen de Heilige Geest niet in één menschenkind, maar in het Lichaam van Christus is uitgestort, en uu reeds sinds twintig eeuwen daarin woont, en van uit dien tempel zegen spreidt onder alle volken.

’sMenschen geest is niet aangelegd op het isolement. Op elk terrein ook van het wereldsche leven zijn er geesten werkzaam, die den geest vaa den enkelen mensch beheerschen. Zoo spreken we van een geest des tijds, van den geest van een volk, van een geest van opstand, van een geest van barmhartigheid, en - van allerlei geesten die hier zwakker, daar sterker opwaken, en den geest van den enkelen mensch beheerschen. Reeds aan wat men noemt de mode ziet men de ongekende kracht die van zulke geesten uitgaat. Ze geven in alles den toon aan, en schier ieder haast zich, om zulk een geest na te volgen, en stelt er prijs op te toonen, dat hij deaen geest gevat, verstaan heeft, voigt, dient en voortplant. We zijn geen eenlingen, maar deelgenooten van één groot, machtig, gemeensctiappelijk leven, en wat men noemt de Etnspanner, die altoos iets op zich-zeif willen zijn, boeten hun zucht naar uitzondering door het verliezen van eiken invloed. Onze persoonlijke geest is schier op elk punt in de draden van de webbs vaa den gemeenschappeiijken geest gevangen. Wie zich dit anders inbeeldt, leeft buiten de werkelijkheid. Geesten heerschen over ons, en juist die gemeenschappelijke geest bindt ons saam en verhoogt onze kracht. We trekken niet eik een eigen zegekar, maar zijn aangespannen voor de zegekar der menschheid.

Doch ook die onderscheiden geesten, die in afwisselenden vorm over ons heerschen, zijn geen oorspronkelijke, zijn geen zelfstandige geesten. Ook zij worden op hun beurt door éen alles bezielenden geest beheerscht. Zulke alle geest beheerschende geesten nu zijn er slechts twee: de onheilige geest uit den afgrond, öf de Heilige Geest. In dat deel van ons menschelijk leven nu, dat nog niet herboren is, en nog voortleeft onder den vloek, is het altoos de geest uit den afgrond, die den toon aangeeft, er zich in nestelt, en er zijn heerschappij in poogt uit te breiden. Neutraal kan hier geen enkele geest zijn. Alleen maar, de „geest uit de afgrond" komt niet met vliegende vaandels noch met slaande trom. Hij mint 't, zich zooveel 't kan te verbergen. Soms zelfs zich aan te dienen als een engel des lichts. Verreweg d? meesten spreken dan ook niet van den „geest uit den afgrond". Ze kennen alleen de onderscheiden geesten die den tijd of een volk of een kring van dat volk behserschen. Ze zien die geesten voor rein en onschuldig aan. Stellen er hun eer in zulke geesten te dienen. Ze roemen er in, en weten van verre niet, wat giftig zaad ze helpen uitstrooien.

Maar zoo nu als het met dien geest uit den afgrond is, zoo ook is het met den Heiligen Geest. Ook alle reine, betere, heilige geesten die uitgaan, en aan invloed winnen, en het leven beheerschen, hebben éen gezamelijk uitgangspunt, en dit uitgangspunt ligt voor alle goede geesten in den HeiUgen Geest, die over ons is uitgestort. Het zijn dan soms vermengingen, dat zekere geest I die een tijdlang in een volk heerschte, deels een heilig element in zich draagt, en deels nog aan dien geest uit den afgrond vastzit in zijn wortel. Vandaar tweeerlei strijd. De openbare, licht herkenbare worsteling tusschen de geesten die rechtstreeks uit den afgrond geïnspireerd zijn, en daartegenover de evenzoo openbare, en even licht herken-; bare geesten, die geinspireerd zijn door den Heiligen Geest. Maar daarnaast grijpt er een tweede worsteling plaats in de vermengde geesten, een worsteUsg veel gevaarlijker, omdat ze zoo licht misleidt, den strijd in het eigen hart overbrengt, en schijn voor wezen doet grijpen. En zoo dikwijls nu de herdenking van het Pinksterwonder terugkeert, gaat er van den Heiligen Geest een vermaan, een oproeping onder alle kinderen Gods uit, om kloek en moedig zich op elk punt onder de heerschappij van den Heiligen Geest te plaatsen, en, even kloek en moedig, alle heerschappij van den geest uit den afgrond te bestrijden, te weerstaan, en uit te bannen. Gewisselijk, zonder persoonlijke bekeering is er geen actie van dien aard zelfs denkbaar, maar toch, ook Pinksteren blijft bij die persoonlijke bekeering niet staan. Onze eigen geest moet in de groote worsteling der geesten mee worstelen. De strijd gaat dan tusschen het rijk der duisternis en het rijk van den Zoon van Gods liefde. Ds Heilige Geest is niet verre meer, maar woont in de gemeente. En daarom moet heel de gemeente Gods, en een iegelijk in die gemeente, voelen en weten, dat de Heilige Geest in alle geesten onder de kinderen der menschen moet doordringen, dat we den Heiligen Geest verheerlijken en dienen moeten, en dat dan alleen het Pinksterwonder naar eisch in de gemeente des Heeren herdacht wordt, zoo opnieuw de geest uit den afgrond wordt teruggedrongen, en de heerschappij van den Heiligen Geest in ons en om ons wordt uitgebreid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Diezelve Geest getuigt mey onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's