GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BERGOPWAARTS.

X.

IN NEDERLAND.

Zonder ongevallen volbracht Linnaeus de reis en kwam in ons Vaderland. Voor het noodige geld had Moraeus gezorgd.

Het eerst begaf bij zich naar Amsterdam, dat destijds nog meer voor den handel beteekeude dan nu, doch de twee hoogescholen miste die het thans heeft. Voor het hooger onderwijs was er alleen een zoogenaamde „doorluchtige school", die echter niet met een hoogeschool gelijk stond. Het gebouw dezer school staat er nog, en wel op den Oude Zijdsvoorburgwal, vroeger Fiuweelen burgwal, dicht bij de Agnietenstraat. Thans dient het voor openbare school.

Te Amsterdam, bleef Linnaeus dan ook niet lang, denkelijk wijl hij juist aa n een hoogeschool wilde bevorderd worden tot doctor. Nu waren er destijds in ons land, schoon het kleiner was dan nu en ook veel minder inwoners telde, toch 5 hoogescholen en wel te Leid; n, Utrecht, Groningen, Harderwijk en Franeker. Behalve Nederlanders studeerden hier ook veel vreemdelingen.

Linnaeus dan begaf zich naar Harderwijk, deed daar examen, en werd tot doctor in de geneeskunst bevorderd, nadat hij een geleerde rede had gehouden over tusschenpoozende koorts, d. i. koorts die op geregelde tijden wederkomt. Deze bevordering had plaats nog in hétzelfde jaar van zijn reis en wel reeds in Juni 1730. Zoo had de Heere hem reeds tot een bepaald doel geleid en kon hij voortaan iich. het noodige verschaffen, al zou ook later blijken, dat hij niet in de geneeskunde zijn hoogsten roem als geleerde behalen zou.

Ge begrijpt wel, vrienden, met welk een blijdschap zijn beminde en haar vader de goede tijdingen uit Nederland ontvingen. Ze hadden wel geweuscht, dat Karel maar aanstonds weer was teruggekeerd. Dat ging echter niet.

Weer begaf zich Linnaeus naar Amsterdam, doch de stad trok hem blijkbaar niet aan. Hij was heelemaal geen koopman en voor de plantkunde bood Amsterdam toen al even weinig schoons als thans. Vondel zong terecht:

„Waar groeien eiken te Amsterdam ? "

En zoo vertrok Linnaeus dan weldra naar Leiden. Niet dat daar de natuur zoo schoon was, maar Leiden's hoogeschool was destijds, wat de geneeskunst betreft, de meest beroemde van Europa, 't Was als Moraeus gezegd had. Uit alle landen kwamen er jongelui voor dokter stndeeren. Daar woonde o. a. de beroemde Hermanns Boerhaave, die als geneeskundige in heel de wereld bekend was, zoodat zelfs een brief uit Azië hem toegezonden terecht kwam, schoon er alleen op stond: „Aan Boerhave in Europa." Of 't met brieven voor dokters nog zoo gaan zou?

Er woonden trouwens te Leiden meer mannen, die Linnaeus gaarne wilde leeren kennen. Zoo besloot hij dan, al was hij gaarne naar Zweden teruggekeerd, dat vooreerst nog niet te doen, maar eenigen tijd in Nederland te blijven waar zooveel knappe mannen waren, van wie hij nog veel léeren kon.

Te Leiden aangekomen vond de jonge dokter zijn weg alweer geheel tot zijn doel beschikt. Daar woonde namelijk de beroemde Gronovius, uit een geslacht dat tal van uitnemende mannen heeft opgeleid. De Gronovius hier bedoeld, Johan Frederik, was een overheidspersoon en rechtsgeleerde te Leiden, maar ook een groot vriend van de plant-en kruidkuade, waarover hij verschillende boeken heeft geschreven.

Met dezen heer en nog een andere geleerde, die van Royen heette, werd Linnaeus al spoedig bekend en bevriend. Beiden stonden verbaasd over de groote kennis van den Zweedschen doctor en zochten zijn gezelschap. Met Gronovius sloot de Zweedsche bezoeker weldra innige vriendschap, zooals bleek toen de Leidsche kruidkundige aan een der planten, die de student op zijn reis door Lapland had gevonden, diens naam Linnaeus gaf, Ojk hield Gronovius zoo lang aan, tot Linnaeus zijn boek: Stelsel der natuur geheeten, te Leiden in het licht gaf, In dit boek zette de geleerde schrijver uiteen waarop zijn stelsel rustte, 't Bleek ook dat Gronovius een goeden raad had gegeven, want door dit zijn boek werd Linnaeus in heel Europa als een groot geleerde bekend, 't Werk was in het Latijn geschreven, en heette Systema naturae, 't Werd steeds uitgebreid en in 1758 verscheen er te Siokaolm reeds de tiende uitgaaf van,

Eens toen Linnaeus in de studeerkamer met Gronovius zat te spreken, vroeg de laatste hem of hij al kennis gemaakt had met Professor Boerhaave.

„Ik heb . een paar malen en met groot genoegen zijn lessen bijgewoond", was het antwoord, maar heb hem nog niet gesproken, "

„Waarom niet? Ge weet toch dat hij van planten en kruiden minstens evenveel weet als van de scheikunde en de geneeskunst."

„Zeker, maar ten eerste dorst ik het eigentlijk niet, wijl Boerhaave niet alleen in jaren maar ook in kennis mij zoo ver overtreft; daarbij ben ik een vreemdeling en hier een onbekende; zou hij mij willen ontvangen."

„Ik kan u gerust raden het te beproeven" antwoordde Gronovius. „Hoe knap en geëerd ook. Professor Boerhaave is de eenvoudigheid zelf. Zijn spreuk is: Simplex Sigillum Veri (eenvoud is het kenmerk van het ware) en daarnaar handelt hij. Dat ge een vreemdeling zijt — minder onbekend misschien dan ge zelf wel denkt — hindert niet. Onze hoogleeraar ontvangt misschien evenveel vreemdelingen als landgenooten in zijn huis. Vorsten en grooten komen van heinde en ver hier om zich door hem te laten behandelen. De Czaar van Moscovië, Peter de Groote, heeft toen hij hier te lande vertoefde, eens wel twee uur gewacht

vóór hij Boerhaave kon te spreken krijgen, die het zoo druk had. Ik kan mij maar één geval herinneren dat hif een vreemdeling heeft afgetrezen, maar daar bestaat bij u geen gevaar voor."

„Waarom niet? " vroeg Linnaeus nieuwsgierig.

„Ik zal u het geval vertellen", sprak de Leidsche raadsheer, „Er kwam hier een poos geleden een aanzienlijk vreemdeling. Zijn naam kan ik mij niet meer herinneren, maar wel weet ik, dat hij bekend staat als een ongodist en spotter. Hij vervoegde zich bij Professor Boerhaave en verzocht hem te spreken. Maar toen de Professor den naam van den bezoeker hoorde, liet hij hem door den knecht kort en goed zeggen: „Boerhaave staat niet op voor een man, die niet voor God opstast." Daarmee kon de vreemdeling vertrekken, maar om die reden zal men u althans niet kunnen afwijzen."

„Gelukkig niet" antwoordde Linnaeus, „maat ik heb gehoord dat de Professor al een poosje lijdend is, en vreesde daarom hem lastig te vallen."

„Dat is waar", zei Gronovius, „hoe knap hij ook is, tegen ziekte kan hij zich zelf toch niet behoeden. Nu een jaar of vijftien geleden heeft hij het geducht met de rheumathiek te kwaad gehad. Vijf maanden lang kou hij geen lessen geven. Toen hij weer beter was hebben wij uit vreugd de stad feestelijk verlicht. Nu acht jaar geleden heeft hij op nieuw een zwaren stoo; gekregen en dien is hij, op zijn zestigste jaar, nooit weer geheel te boven gekomen. Hij heeft toen de kruidkunde en de scheikunde grootendeels laten rusten en geeft nu alleen neg onderwijs in de geneeskunst, voor honderden' hoorders."

„Dat heb ik gezien" zei Linnaeus.

„Ik durf u loch gerust raden oczen Professor, al is hij EU zeven en zestig jaar oud, eens te gaan opzoekeo. Ik ben zeker dat hij u vriendelijk en met belangstelling zal outvangen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's