GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar aanleiding van wat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar aanleiding van wat

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van wat we schreven over de moties, op sommige classicale vergaderingen aangenomen, om bij de Overheid op weder-invoering der doodstraf aan te dringen, ontvingen we het volgende schrijven, dat we hier een plaats verleenen:

Grootegast, 30 Maart 1910,

Mijnheer dt Redacteur!

Mag ik voor onderstaand stuit je een plaatsje in uw weekblad?

Het betreft uw schrijven in De Heraut van ri Maart 1910 over de wederinvoering van de doodstraf.

Met bijzondere attentie is dit stu'cjs door mij en collega's uit de classis Grootegast gelezen, vooral omdat deïe classis eea voorstel betre flfjode deze zaak heeft aangenomen.

In bedoeld stukje werd afgekeurd, dat de Kerken bij de overheid zouden aandricgen op wedetinvoering der doodstraf. Het zou strijden met het karakter der kerk, die liefde en barmhartigheid moet prediken.

Eerlijk gezegd, Mijnheer de Redacteur, was uw schrijven mij en andere broeders niet recht duidelijk, en enkelen kregen er zelfs een ongunstigen indruk van.

Het „Ecclesia non sitit sanguinem" werd hier niet begrepen. Wat de Kerken drijft, om wederinvoering der doodstraf te verzoeken bij de overheid, is, dat Gods ordinantie die doodstraf gebiedt voor dan moordenaar. En deze ordinantie Gods wordt weer meer wakker voor het besef, nu in de laatste tijden moord en doodslsg aan de orde van den dag zijn.

De Kerk is pilaar en vastigheid der waarheid en heeft de waarheid af te kondigen en ook te doen doordringen tot de overheden. Zij heeft te getuigen, tijdiglijk, ontijdiglijk.

Mag de Kerk niet aandringen bij de O /erheden op handhaving van Gods ordiaantiën ?

Zoo neen, dan gaan de Kerken dikwijls buiten haar boekje. Want wat kómen zij niet vaak met verzoeken tot de gemeentelijke 0/erheid, als 't betreft sabbathsheiliging, afschafifiag van de kermis, vervroegde kroegsluiting, enz.

In uw stukje staat verder, dat de Kerken wel in haar belijdenis mogen uitspreken, dat de O verheid het zwaard van God outvangen heeft, om de doodstraf te handhaven tegenover degenen, die dat recht aan de Oi^erheid ontzeggen.

En zou dan de Kerk aan de Overheid niet eens mogen verzoeken, om die ordinantie Gods ook uit te voeren? Is dat niet de Kerk inden dooden hoek drukken, gelijk de mannen van de revolutie doen ?

En dan aan 't slot van uw stukje stond letterlijk: „Maar de Kerk heeft overal en ten allen tijde bet als haar roeping beschouwd, waar de Overheid het zwaard gebruiken wil, eer voor barmharligbeid en genade te pleiten, dan dat zij juist de uitvoering der doodstraf zou eischen".

Wordt hiermede bedoeld, dat de Kerk voor moordenaars, die volgens Gods uitdrukkelijke ordinantie de doodstraf moeten ondergaan, ge pleit heeft en nog moet pleiten voor ontheffing van de doodstraf uit een oogpunt van barm hartigheid ?

Ik kan baast niet gelooven, dat dit bedoeld is, maar uw schrijven, mijnheer de Redacteur, heeft dien indruk gemaakt. lodien dit de roeping der Kerk is, lijkt het er dan niet op, dal we komen op de lijn der moderne strafrechtbeschouwing ? Inplaats van recht een valsche barmhartigheid ?

Deze dingen, mijnheer de Redacteur, ben ik zoo vrij tot uwe kennis te brengen, met het beleefd verzoek, of u dete zaak ons in uw veelgelezen blad nader wilt verklaren. Ota verkeerde voorstellingen en meeningen weg te nemeo, zou het zoo gewenscht zijn, wanneer u deze zaak eens wat breedvoeriger behandelde.

De classis Grootegast heeft een besluit (geen motie) genomen, de e.k. particuliere synode van Groningen voor te stellen, aan de e.k generale synode het voorstel te doen, om er bij de Hooge Otrerheid op aan te dringen de doodstraf weder in te voeren.

Indien dit besluit zou blijken verkeerd te zijn, dan zou deze classis er van terug kunnen komen en zouden andere classes en misschien particuliere synode's voor deze fout bewaard kunnen blijven.

U zou er mij en anderen en ik geloof vele broeders zeer door verplichten, wanneer u ons duidelijk aantoonde, dat het niet tot de roeping der Kerken behoort, om de Hooge Overheid te verzoeken de doodstraf weder in te voeren.

Vertrouwende op uwe welwillendheid en bij voorbaat u mijn dank brengende.

verblijf ik hoogachtend.

Uw Dw. JDr, : M. ELZINGA,

Geref. Predt

Ons hoofdbezwaar, dat het niet op ^CQ weg ligt van kerkelijke vergaderingen om dergelijke moties aan te nemen, is zeker ondervangen door hetgeen de classis Groo. tegast gedaan heeft, die geen motie aannam, o maar een besluit doorzond naar de provin­ t ciale synode, om deze zaak bij de volgende Generale synode aanhangig te maken. Kerk­ v rechtelijk is hiertegen geen het minste v bezwaar, en we wezen zelf dezen weg ais v den eenig juisten aan.

Toch is hiermede, gelijk onze inzender terecht opmerkt, ons tweede bezwaar niet vervallen. En gaarne zullen wij aan zijn verzoek voldoen, om dit bezwaar nog nader toe te lichten.

Dat de Kerk als pilaar en vastigheid der waarheid geroepen is ook aan de Overheid de ordinantiën Gods te verkondigen, is door ons niet ontkend. Metterdaad doet onze Kerk dit ook, wat de doodstraf betreft, in haar Belijdenisschriften. In Art. XXXVI onzer Confessie staat, dat God de O^^erheid het zwaard in handen gegeven heeft tot straffe der boozen en bescherming der vromen. Reeds daarin ligt opgesloten, dat de O/erheid niet alleen het recht, maar ook de roeping heeft om het zwaard te gebruiken. En niet minder duidelijk spreekt onze Kerk dit uit in antwoord 105 van onzen Catechismus, want daar staat, dat „de Overheid het zwaard draagt om den doodslag te weren, " Daar deze Belijdenisschriften aan de Overheid zijn overhandigd als de geloofsbelijdenis onzer Gereformeerde Kesken, weet de Ot^erheïd dus zeer goed, hoe onze Kerken de roeping der Overheid in dit opzicht opvatten. Noodzaak om deze geloofsovertuiging opnieuw bij de Overheid uit te spreken, is er dus niet. Indien in onze Geloofsbelijdenis een zoodanige uitspraak ontbrak, zou er reden kunnen zijn; thans bestaat die noodzaak niet.

In de tweede plaats dient opgemerkt, dat onze Overheid zeker niet principieel het standpunt heeft ingenomen, dat er geen doodstraf mag plaats vinden, en het spreken van wederinvoering van de doodstraf ten deele onjuist \s. De Overheid past de doodstraf in Indië zelfs niet zoo zelden toe, en ook in ons land bleef de doodstraf bij het leger nog altoos bestaan. Alleen in het gewone strafrecht is de doodstraf niet opgenomen. Maar hoezeer we dit ook met den inzender betreuren en daarin zelfs een afwijking zien van de ordinantiën Gods, toch mag daarom de voorstelling niet gegeven worden, alsof onze Overheid principieel met de doodstraf zou gebroken hebben.

De vraag kan dus alleen wezen, of de Overheid op dit oogenblik reeds geroepen is cm de doodstraf weer in te voeren, bijv. in gevallen van moord met voorbedachten rade, en of de Kerken geroepen zijn daartoe pressie op de Overheid uit te oefenen. Priccipieel hebben de Kerken zich uitgesproken in haar Belijdenis, dat de Overheid het recht van de doodstraf heeft, en kan haar dus niet ten laste gelegd worden, dat ze haar roeping, om aan de Overheid Gods Woord te verkondigen, niet nakomt. En priccipieel heeft de Overheid in ons land ook niet verklaard, dat de doodstraf ongeoorloofd zou wezen. De quaestie loopt dus alleen over de praktijk.

Hierbij nu houde men wel in het oog, dat de Overheid ook bij het handhaven van de ordinantiën Gods steeds rekening heeft te houden met de volksconrcientie. Prof. Geesink heeft in zijn jongste rectorale oratie hierop uitdrukkelqk gewezen en aangetoond, hoe de wetgeving door God aan Israel gegeven, ons hierbij ten voorbeeld moet wezen. De absolute eisch van bet recht Gods blijft altoos het ideaal, waarnaar de Christelgke Overheid zich te richten heeft, maar ze heeft daarbij, wat de toepassing van dit recht aangaat, rekening te houden met de eigenaardige volkstoestanden. Zoo heeft de wetgeving van Israel de slavernij, de polygamie, het geven van een scheldbrief, de bloedwraak enz. geregeld, niet omdat deze instituten op zichzelf goed waren, maar gelijk Christus het uitdrukt, om de hardigheid des harten van het volk. En zoo ook zal een Christelijke Overheid, hoewel ze naar Gods Woord ; het monogame huwelijk als ordinantie Gods erkent, toch in een land, zooals bijv. onze Oost-Indische bezittingen, waar de polygamie nog volkszede is, dat polygame huwelijk tijdelijk moeten dulden. Hetzelfde geldt nu ook hier. Al erkent de Overheid, dat naar Gods Woord het zwaard haar geschonken is om den doodslag te weren, en dat volgens het recht Gods de moordenaar met den dood gestraft moet worden, toch zal ze rekening moeten houden met het feit, of in de volksconsientie het Goddelijk recht dezer ordinantie wordt gevoeld. Reeds het eenvoudige feit, dat de Overheid de doodstraf niet kan invoeren, zonder dat de Volksvertegenwoordiging daaraan haar goedkeuring hecht, toont, hoezeer de Overheid hier afhankelijk is van de overtuiging, die onder het volk heerscht. Ongetwijfeld ligt daarin de oorzaak, dat de verschillende Christelijke Ministeries, die we nu reeds gehad hebben, een dergelijk voorstel nog niet hebben ingediend. Want zelfs onder Christelijke rechtsgeleerden is men over de wenschelijkheid van de wederinvoering der doodstraf het niet eens, en we betwijfelen of een dergelijk voorstel zelfs thans in de Tweede Kamer een meerderheid vinden zou. Zal het tot wederinvoering der doodstraf komen, dan dient dus in de eerste plaats een actie op ons volk uit te gaan. Prof. Fabius deed daarom een uitnemend werk, toen hij onlangs het goed recht van de doodstraf in een breed wetenschappelijk betoog verdedigde. Eerst als de vrucht gerijpt is in de volksconscientie, kan ze worden geplukt. Reeds uit dien hoofde achten we een verzoek van onze Generale Synode aan de Overheid, om thans reeds, onmiddellijk, de doodstraf in te voeren, niet wenschelijk. Roeping der Kerk is wel . om de Overheid het absolute recht Gods voor te houden, en ze doet dit ook in hare Confessie, gelijk we zagen, maar het schijnt ons niet op den weg der Kerk te liggen, uit te maken, in hoeverre thans reeds de mstandigheden rijp zijn, om dit recht tot oepassing te brengen.

Hiermede breken we ditmaal af, om jj. olgenden keer nog nader in te gaan op de raag, hoe de Kerk tegenover de practijk an de doodstraf heeft te staan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Naar aanleiding van wat

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1910

De Heraut | 4 Pagina's