GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. F. W. GHOSHEIDE. NIEUW-TESTAMENTISCHE STUDIËN. I. Opmerkingen over Hebr. i : i—4 jnet een bijlage, over „Gods spreken doot". Kampen — J. H. Kok — 1910.

DR.GROSHKIDE, predikant bij de Gereformeerde Kerk te SCHIPLUIDEN, zendt met deae NIEUW­ TESTAMENTISCHE STUDIËN het eerste deel van een periodiek in de wereld, dat bij, naar het VOORBERICHT vermeldt, van plan is door andere deelen te laten volgen.

In die volgende deelen zal hij dan opnemen „allerlei dat op het N.-T. betrekking heeft, exegetische, kanonische, grammatische stukken, beoordeelingen of bestrijdingen van boeken op N.-T. gebied".

Een tijdschrift, een nieuw tijdschrift alzoo op het gebied van de N.-T.-studie.

Met bijiondere blijdschap begroet ik de verschijning van zulk een tijdschrift onder ons. Want, wel wil het mij, met het oog op wat ik gewaar werd van den arbeid van sojnmigea mijner ambtgenooten zoo te KAMPEN als te AMSTERDAM, voorkomen, dat de heer GKOSHEIDE met zijn: „Het is toch een niet te loochenen feit, dat sinds de wederopleving der Gereformeerde theologie tot dusverre juist de exegetische vakken het minst zijn beoefend" — in zijn VOORBEKICHT zich leelijk verschrijft. Maar ik zal niet ontkennen, dat er, behalve dan uit den arbeid dier hoogleeraren en laiit mij er aan toevoegen, ook uit dien aan een paar akademische proefschriften en enkele tijdschrift-arlikelen besteed, van een wetenschappelijke beoefening der exegetische stadie, onder ons Gereformeerden niet te veel bleek.

Dit nu is mijns inziens te betreuren, want ik ben het weer van harte met den heer GROS­ HEIDE eens wanneer hij schrijft: „Toch blijft de bibliologische groep grondslag van het gansche gebouw der theologie."

Daarom verblijd ik mij over de verschijning van zijn tijdschrift als poging tot verheffiag van de N. T.-studie.

Ook ben ik het goed met hem eens over wat i hij schrijft omtrent de, ook op theologisch d gebied, noodzakelijk geworden verdeeling van w arbeid. t

De Oad-Testamentische-, maar ook de N. T.wetenschap eischt in onzen tijd den geheelen mensch. Zeker, het vinculwn, de band, die de verschillende wetenschappen verbindt, mag aan niemand, die zich aan het wetenschappelijk bedrijf wijdt, onbekend zijn, waarom dan ook studie van de wijsbegeerte onmisbaar is ter voorbe; reiding tot wijsgeerige studie oftewel wetenschappelijk bedrijf. En ook dient, wie zich aan een deel der Theologische wetenschap wijdt, voor alles Theoloog te zijn en alzoo een oog te hebben voor, — om den gangbaren term te gebruiken, het organisch verband dier deelen. Maar, wie na in zoo'n deel en ook zoo'n onderdeel iets zal praesteeren, met zijn bedrijf daar de wetenschap zal verrijken, d. i. vooruitbrengen, dient er zich dan ook geheel aan te geven.

Men moge als schelden op „Specialistenthum", maar wie, om iets te noemen, in onzen tijd èa als Oud-èn als Nieuw-Testamenticus zou willen poseeren, maakt den indruk van een kind onzer eeuw in het costuum van de 17? .

DR GROSHEIDE, die een verstandig man is, ziet dit dan ook in. Wanneer hij toch schrijft, dat „billijkerwijze mag worden verwacht, dat diepere exegetische studie alle anderen ten goede zal komen, " Iaat hij daarop volgen, „dat ik juist de N. T. vakken koos, is niet, omdat 0. T. onderzoek mij minder noodig schijnt, maar omdat ik door persoonlijke voorliefde gedreven, sinds ruim 5 jaren al den lijd, dien ik mocht beschikbaar stellen, aan de N. T. wetenschap heb besteed".

Is mij alzoo om bovengenoemde reden, de verschijning van N. T. S. reeds een oorzaak tot blijdschap, zij is mij dit bovendien ook om wat dit eerste deel biedt in zijn OPMERKINGEN OVER HEBR.

DR. GROSHEIDE geeft hier een exegetische studie over die plaats.

Een der meest bekende, maar, naar hij terecht opmerkt, ook „een der moeilijkste plaatsen uit het geheele N. T."; bovendien naar hij herinnert „een voorname locus classicus uit de dogmatiek".

Voorzoover ik, die geen Nieuw-Testamenticus ben, het kan beoordeelen, getuigt deze studie van groote kennis der litteratuur en van goede methode.

Wat er mij bijzonder weldadig in aandoet is, dat de geachte schrijver er zich nergens in bezondigt aan„excessen naar rechts", die, voor een juiste exegese toch, al evenmin dienstig zijn als de „excessen naar links".

Na dan herinnerd te hebben, dat Hebr. i:1—4 een locus classicus is in de dogmatiek, zegt GROSHEIDE: Bij zulke teksten immers bestaat altijd gevaar, dat men ze eenzijdig uit dogmatisch oogpunt beschouwt, zonder eerst nauwkeurig te exegetiseeren en na te gaan, of men werkelijk recht heeft uit een woord af te leiden, hetgeen men er bij den eersten oogopslag in leest."

Na zulk een opmerking steek ik met DR. GROSHEIDE als exegeet, in goed vertrouwen v van wal.

Dat „het wenschelijk is, " naar hij zegt, G «eet we tot de eigenlijke exegese overgaan, afterekenen met de tekstkritiek, " klinkt mij ietwat bedenkelijk. Maar het loopt nog al g goed af. Aan den Textus Receptus, of dien h van SCRIVENER (Stephanas), welken GROSHEIDE ten grondslag neemt, acht hij zich tóch niet B slaafsgebonden, en de resultaten van de tekst­ d kritiek, die Godverheerlijkende studie om tot den zuiveren tekst der Heilige Schriften van het N. T. te komen, neemt hij dan ook over. Zelfs van TiscHENDOEF, den dikwijls verguisde, wil hij nog wel wat leeren. Toch geef ik hem in overweging, bij een volgende wetenschappelijke exegetische studie wanneer hij van „de meer­ t derheid der maiaskels" en van „de beste handschriften" spreekt, ze dan ook te noemen, en daarbij de gronden optegeven waarom hij met dat deel van den apparatus criticus een varia lectio volgt.

De exegese zelf is bezonnen en streng. Wat sympathie wekt is daarbij de nauwkeurigheid en de groote zorg besteed aan het gram Miticale element.

Trouwens van DR. GROSHEIDE, die niet alleen Tlieologiae doctor is, maar ook een vierjarige «ademische studie van de klassieke Philologie ''«ft gemaakt, welke studie hij met een wel­ geslaagd candidaats-examen besloot, niet anders te verwachten.

Noemde ik straks bij de goede methode, ook de groote kennis van de litteratuur, zoo van de oudere als van de nieuwere en-nieuwste, met oordeel des onderscheids en met weldadig aandoende zelfstandigheid van denken is van haar overal gebruik gemaakt.

Het resultaat waartoe DR. G. met deze zijn studie over de eerste vier verzen van den HEBREËR-BRIEF komt, is, dat zij de inleiding vormen van den geheelen brief en in 't kort den inhoud daarvan aangeven.

Dat zij voorop stellen de heerlijkheid van den Middelaar, die Hij èn bezit krachtens Zijne Goddelijke natuur èn verkreeg door het volbrengen van het werk, waarvan breeder zal worden gesproken.

GROSHEIDE stelt dan deze verbeterde vertaling voor:

Velerlei malen en op velerlei wijze heeft God van ouds tot de vaderen gesproken door de profeten, maar in het thans gekomen laatste der dagen sprak Hij tot ons door Zijnen Zoon, Dien Hij gesteld heeft tot bezitter van alle dingen, door Wien Hij ook de wereld gemaakt heeft. Zijn Zoon, Die als uitstraling Zijner heerlijkheid en afdruk van Zijn wezen en als drager van alle dingen door het woord van eigen kracht, nadat Hij reinigmaking der zonden had teweeggebracht. Zich gezet heeft ter rechterhand der Majesteit in den hooge en daarbij zooveel machtiger is geworden dan de engelen, als Hij voortreffelijker naam boven hen geërfd heeft.

Wat mij ook goed doet is, dat DR. GROS­ HEIDE genoeg esthetischen zin heeft voor de schoonheid van deze Schriftwoorden, die hij dan ook handhaaft tegen de onlangs ingebrachte bezwaren, o. a. van PROF, VÖLTER.

Zij het DR. GROSHEIDE vergund, in SCHIP-LUIDENS vriendelijke pastorie, veel tijd beschikbaar te stellen voor zijn N. T. studiën en vinden die dan haar weg naar zijn tijdschrift.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1910

De Heraut | 6 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1910

De Heraut | 6 Pagina's