GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. De onschendbaarheid der kerkverwoesters.

Wij deelden mede dat voor de Evangelische landskerk van Pruisen een „Spruchcollegium" werd ingesteld, van welk college vele geloovigen hoopten, dat het paal en perk stellen zou aan de onrechtzinnigheid, die hand over hand toeneemt. Maar dit college kan alleen optreden, wanneer de Evangelische Opperkerkeraad geneigd is een zaak betreffende afwijking Van de leer voor dat college te brengen. Wanneer de Opperkerkeraad dit niet doet en de zaken zelf beslist, dan treedt het Spruchcollegium in het geheel niet op.

Het is daarom van belang na te gaan, hoe de Opperkerkeraad staat tegenover de onrechtzinnigheid. Dit is dezer dagen wel niet officieel bekend gemaakt, maar toch officieus uitgesproken door een der invloedrijkste leden van den Opperkerkeraad, namelijk professor Julius Kaftan. Deze schreef een artikel in het tijdschrift Deufsch-Evangelisch, waarin betoogd wordt, dat een kerkbestuur twee ideale beginselen had vast te houden: de handhaving van de zuivere leer en de instandhouding van de landskerk. De kerk mag volgens den hoogleeraar niet beschouwd worden als een debatingclub, waarin over verschillende godsdienstige meeningen gediscussi­ eerd wordt. Men moet niet van de kerk een secte maken, om zulke leden te houden die sectarische gevoelens koesteren, jen evenmin mag men vrijdenkers of aanhangers van de nieuwste religie van eigen vinding, daarin dulden. Wie de kerk niet wil, maar zich tegen haar keert, mag zich niet beklagen, wanneer de kerk geen ruimte voor haar heeft. Vooral voor de dienaren der kerk geldt dit." Maar aan de andere zijde zegt de hoogleeraar, dat het een „heilige plicht" van de kerk is, „zooveel mogelijk de kerk voor afsplintering te bewaren, daar zulke afsplinteringen in den regel tot het ellendig worden der betrokkenen leiden, hetzij zij vrijdenkers of godsdienstloos worden"....

„God wil, dat alle menschen geholpen worden. Wie in onze Evangelische landskerk geboren en gedoopt is, heeft er recht op dat zij hem dient, om hem op den weg der waarheid te leiden en hem daarop te houden. Het gaat daarbij niet om de predikanten en hunne „richting", ook niet om „gelijk recht aan alle richtingen" te geven, maar om de gemeenten en deelen der gemeenten. Daarom moet gezorgd, dat haar Christendom niet door de schuld der landskerk te loor ga, doordat zij zonder dwingende oorzaak tot het verlaten der kerk dwingt".

Het spreekt van zelf, dat de roeping tot het handhaven van de leer en de zucht om de menschen bij de landskerk te houden, met elkander in strijd zullen komen. En dan durven wij voorspellen, dat steeds meer het Kerkbestuur en het Spruchcollegium er op zullen werken, dat de landskerk in haar geheel blij ve, en steeds minder zal zorgen voor handhaving der leer.

Nu zou men kunnen zeggen: maar het bovenstaande wordt slechts beweerd door een lid van het hoogste Kerkbestuur der Evangelische landskerk, het is de vraag nog of-dit bestuur deae beginselen beaamt. Wij antwoorden: de Opperkerkeraad heeft de gedragslijn door den hoogleeraar Kaftan aangewezen, reeds jaren lang gevolgd. Men heeft dit bestuur verweten, dat het menigmaal zwak en onbeslist is opgetreden — men denke slechts aan zijn beslissingen omtrent de predikanten Fischer, Jatho, Traub. Het is nu echter gebleken, dat het Kerkbestuur handelde naar vaste en, gelijk Prof. Kaftan meent, onomstootelijke beginselen. £n dezelfde beginselen zal nu ook het Spruchcollegium hebben toe te passen.

Ongelooflijke dingen zijn verkondigd, afwijkingen van het Evangelie van den meest ergerlijken aard; maar de liberale massa verstond het, een dreigende houding aan te nemen, en daardoor bleven de mannen die het geloovig deel der gemeente ergernis gegeven hadden, het recht behouden om op den kansel hunne ongeloofstheorieën te verkondigen.

De instandhouding van de landskerk eischte dit!

Nu komt het er in de toekomst op aan, wie zich het best weten te weren, zij die de belijdenis der kerk getrouw zijn en wie daar tegen ingaan. In de meeste gevallen zullen het de iaatsten zijn. Zij vormen in den regel de meerderheid, zij hebben de liberalistische pers op hun hand.

Wat hebben dan zij te doen, die de belijdenis hunner Kerk liefhebben? Wij meenen Gat zij steeds meer gedrongen zullen worden tot het vormen van „Gemeinschaften". Dat degeleerde mannen die in den Opperkerkeraad zitting hebben, niet inzien, dat de landskerk alleen in stand gehouden kan worden wanneer zij voortbouwt op het fundament der apostelen en profeten, is voorzeker een be «rijs te meer, dat den kinderkens geopenbaard is, wat den wijzen en verstandigen verborgen bleef!

N.-Amerika. De General Assembly tegen de Synode van New-York. Onze lezers weten zeker nog dat verleden jaar door het presbyterie van New-York drie jonge mannen toegelaten werden tot de bediening, die, volgens het oordeel der minderheid, dwalingen aankleefden, welke hen ongeschikt maakten voor den dienst des Woords in de Presbyteriaansche Kerk. Zij beriepen zich op de Synode van New-York, die de handeling van het presbyterie van New-York bekrachtigde. Niet tevreden met dit oordeel diende de minderheid eene klacht in tegen het oordeel der Synode van New-York bij de General Assembly, die dit jaar in Atlantic City hare vergaderingen hield. Een rapport, door de committee van Orde en Tucht in deze zaak aan de General Assembly, werd door die vergadering in handen gesteld van de commissie van gerechtelijke zaken.

Deze commissie bracht inzake de klacht tegen de Synode van New-York haar oordeel uit, dat het haar niet gebleken was, dat de drie jonge mannen met recht beschuldigd konden worden van dwaling, en dat zij derhalve de klacht wezen van de hand. Zij hadden, zoo zeiden zij in hun rapport, aan beide partijen drie uren toegestaan om hun toestand toe te lichten, konden echter geen oordeel vellen, omdat het examen mondeling geweest was. Zooals The Interior ons meldt, werd dit rapport met eenparige stemmen goedgekeurd. De commissie wist op echt diplomatieke wijze aaneen ieder het zijne te geven. De liberalen waren tevreden gesteld, want zij wonnen het pleidooi. De minderheid kreeg een stukje suikergoed, daar het presbyterie van New-York berispt werd met de zaak der toelating der drie jonge mannen doorgegaan te zijn, hoewel een sterke minderheid er bezwaar tegen had. En, last but not least, de goê gemeente werd gerustgesteld door de verklaring, dat de Presbyteriaansche kerk vasthoudt aan de belijdenis en daarom alle presbyteriën vermaant, getrouw, te zijn in het vasthouden aan de waarheid enz. enz.

Zoo zijn dan in de Presbyteriaansche kerk

vui N.-Amerika drie jonge numnen definitief 1 tot den dienst des Woords toegelaten, die de b hoofd waarheden van het Christendom loochenen! Z Wij vreesden dat het hierop zou uitloopen. De d Fiesbyteriaansche kerk heeft in vorige „Algemeene Vergaderingen" de Gereformeerde belij­ e denis verzwakt; het was te verwachten dat de b dear der kerk zou opengesteld worden voor j allerlei wind van leer.

— Uit de Presbyteriaansche Kerk. d Nogmaals moeten wij terugkomen op hetgeen I wij mededeelden omtrent het besluit der generale k Synode van de Amerikaansche Presbyteriaansche a kerk in zake de toelating van drie jongelieden tot den dienst des Woords. Het Presbyterium van B New-York had deze jongelieden, leerlingen van het Union Seminary, tot den dienst des Woords i toegelaten, ordsr ernstig protest van eene minderléld, die van oordeel was, dat de candidaten te zeer afweken van de belijdenis der kerk om ze beroepbaar te stellen. De zaak kwam voor de „Judicial Commission" der Synode. En wat bleek nu? Dat degenen die voor de toelating der candidaten geweest'waren, en zij die zich tegen die toelating verklaard hadden, aangaande de examinatie en de daarbij gegeven antwoorden, voorstellingen gaven, die elkander geheel wederspraken.

De Judicial Commission meende toen geen besluit te moeten nemen, maar berispte beide partijen, omdat zij geen verslag van het examen hadden opgesteld dat tot grondslag van de behandeling door de Commissie dienen kon, terwijl ook de presbyterien ernstig vermaand werden om te zorgen, dat voortaan zulk een verslag altijd werd opgesteld.

Dit werpt een ander licht op de zaak. Maar volgens ons ware het beter geweest, dat de Judicial Commission aan de Synode voorgesteld had, de examinatie opnieuw te doen plaats hebben. Na heeft de Synode, gelijk wij te voren mededeelden, de drie candidaten voor definitief toegelaten verklaard, en tevens uitgesproken, dat de Synode de belijdenis der Presbyteriaansche kerk wilde handhaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 augustus 1910

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 augustus 1910

De Heraut | 2 Pagina's