GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buiten verantwoordelijkheia van de Redactie).

Geachte Redacteur!

In zijn antwoord over „den betrekkelijk nauwen mgang met de Militaire Heeren" aan de eputaten voor Soemba wordt door Ds, D, K, Wielenga in het Zendingsblad no, 6 beweerd:

Dat - de Soemba-Zending zich vroeger zou hebben bepaald tot de Savoeneesche Kolonisten te Melolo en te Kabaniroe; dat men bleef, waar men was; zeer weinig reizen deed en ten opzichte van de Soembaneezen met 'het Bestuur schijnbaar het stelsel van onthouding huldigde; wat zijn oorzaak zou hebben gehad in den arbeid onder de Savoeneezen waarin men zich vast werkte.

Met a, w. dat de Kerken hier en haar mannen daat voor 1904 hunne roeping niet zouden hebben begrepen; dan wel, te kort zouden zijn geschoten in de nakoming van hunne plichten; terwijl de aanvaarding van voornoemde Gemeenten geen tact van wijs beleid zou kunnen worden genoemd.

Die beschuldiging, stellig niet kwaad bedoeld, mag met het oog op de historie en de eer van hen, die daardoor worden getroffen, niet blijven bestaan, maar dient wtêrsptoken te worden.

Dat de Kerken juist het tegenovergestelde van onthouding bedoelden, bewijst mijne uitzending „naar het eiland Soemba om onder de Heidenen in het Evangelie te arbeiden."

Nog duidelijker komt dat uit in een schrijven van Ds, J, H. Donner dd. 13 Aug, 1892 namens de Zendings-Commissie waarin letterlijk voorkomt: „gij weet, onze Zending heeft de beide Savoeneesche Gemeenten aanvaard met geen ander doel dan dat hare Zending-Zeeraren van uit die Gemeenten aanknooping zouden zoeken met de Soembaneezen en alzoo hst geheele etxaiaü bewerken.

Eo elke twijfel omtrent die bedoeling wordt weggenomen door het feit, dat in 1893 de Zendings Deputaten juist in het belangder Soem-

laneeten schrijver dezes hebben losgemaakt van de Zending, en de Synode van Z)^< //haar goedkeuring daaraan heeft gehecht.

Van onthouding wilden de Kerken dus niets weten.

Ondergeteekende evenmin.

Daarom verlaten. heb ik mijn land en maagschap

Daarom vestigde ik mij op Soemia en heb diir, zonder eecigen steun, onder zeer moeilijke omstandigheden, met opoffering van wat mij dierbaar was, gearbeid.

Daardoor verkreeg ik de bekende resultaten i) .waaraan kan worden toegevoegd, het bezit van een stuk bouwgrond aan geene zijde van de Melolorivier en te Ketewe, niet bij de gratie van den Resident, maar van de bevolking»), 't Is waar, van reizen kwam niet zooveel, omdat reizen geld kost en ik was „vastgewerkt" in de schulden door de schrielheid van de Commissie, die blijkbaar meende, dat haar Zendeling Leeraar van zijn traktement heel het eiland kon bewerken^).

Daarenboven stond ik alleen en had minder dan steun van het Gouvernement.

Toch kan ik mij beroemen nog z'(7i7r de komst der Broeders tienmaal meer plaatsen te hebben bezocht, dan tot heden zijn bezet geworden. Over mijn opvolgers mag ik niet oordeelen; alleen constateer ik het feit volgens het getuigenis van Ds. Wielenga, dat geen ander resultaat door hun arbeid is verkregen geworden, dan dat men op mij op zoo'n smadelijke wijze heeft gewroken.

Daarom hen verdenken van tekortkoming of minder juiste opvatting hunner roeping doe ik natuurlijk niet.

Liever wil ik den heer Wielenga van harte gelukwenschen met zijn aanvankelijk succes onder gunstige omstandigheden verkregen, en tevens toebidden, dat het zoo voort mag gaan, overtuigd: „dat de oude toestand op Soemba terugkeert wanneer het Gouvernement met huldiging van onthouding, dat land en volk in den steek laat."

Verstandig zal men echter doen, de beteekenis der Savoeneesche gemeenten niet te onderschatten. ^)

Eerst in 1889 zijn die gemeenten aanvaard, nadat duidsUjk was geworden, dat eene vestiging onder de Soembaneezen, voor als nog, niet doenlijk was.

Alzoo zijn de posten noodstations ter voorbereiding om ter gelegener tijd o^\Soemba^s terrein over te gaan.

Reeds hsbben die Statie's goede diensten gedaan: door haar bezit kregen wij vasten grond onder de voeten; ontvingen wij een ruimer blik op de op Soemba zoozeer gecompliceerde heerschende toestanden en de te overwinnen moeielijkheden, en werd ons de gelegenheid geboden ons slagvaardig te maken, en door ophef& Dg uit den geestelijken nood de jeugdige Savoeneesche gemeenten dienstbaar te maken voor den arbeid onder de Soembaneezen.

Dat die gemeenten aan haar bestemming aanvankelij'^r reeds beantwoorden, bewijst de arbeid van Br, Wielenga: Uit haar ontving hij zijn voornaamste werkkrachten en steun in moeilijke dagen.

Miskenni'. g zou het dus zijn, van wat onder Hooger leid.Dg is geschied en gearbeid, te maken: „een sta in den weg".

Geachte Redacteur, ik stel er prijs op, dat die dingen tot de kennis komen van de geachte lezers van Uw veelgelezen blad; daarom zult u mij met de opname van dit schrijven zeer verplichten.

Met dit beleefd verzoek hoogachtend Uw dw. dien.

Nijmegen, i Aug. 1910,

1) Zie uNed. Kerkbode" 22 Aug.; ent De Heraut" 4. Oct. 1908

') Dat die plaatsen tot heden nog niet zijn bezet, men nog altijd onder den walm van Wain^apoe het vuilnisvat van Soemba zit, geeft te denken.

') Die schrielheid is zóó ver gegaan, dat men eenmaal een legaat nog bij het leven van de erflaatster (Mej Aeijlst) in de Zendingskas heeft doen vloeien, onder voorwendsel, dat dit toch ten goede van den gelegateerde zou komen in zijn betrekking tot de Zending.

Met + duizend Gulden schuld verliet ik Soemba. ^) Met grond meen ik te moeten onderstellen, dat die onderschatting een gevolg is van de gebrekkige correspondentie onder vroeger Beheer. Nimmer toch ontving ik eenig schrijven van de Zendings Commissie; noch met den Praeses noch met den Scriba of eenig ander lid dier Commissie heb ik een letter gewisseld gedurende mijn betrek king tot de Chr. Geref. Kerk. Namens haar werden de zaken door den Zendings Directer met mij afgedaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1910

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1910

De Heraut | 4 Pagina's