GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Nabij gekomen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Nabij gekomen”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Matth. 3 : 2.

De heraut gaat aan den Koning, eu zoo ook de Dooper aan den Messias vooraf. Zoo was het reeds door Jesaia voorzegd: „Een stem des roependen in de woestijn: Bereid den weg des Heeren, en maak recht in de wildernis een baan voor onzen God". Straks nog nader geprofeteerd bij Maleachi, als 't heet: „Ziet, ik zend mijnen engel, die voor mijn aangezicht den weg bereiden zal, en snellijk zal tot zijn tempel komen die Heere, dien gijlieden zoekt". Godspraken, naar het getuigenis van < fm Evangelisten in Johannes den Dooper vervuld.

Hierin sprak zich een geestelijk vastgestelde orde uit. Eerst de Dooper, dan de Messias. Johannes gaat voorop, en na hem eerst komt de Christus.

Gold nu die orde alleen toen, uitsluitend voor Israël, of ligt deze orde zoozeer in bet wezen der zaak, dat een ieder, dat elke tijd er mee te rekenen heeft?

Het antwoord op deze vaak al te zeer uit het oog verloren vraag, ligt in de prediking waarmee de Dooper optrad, eu die in hoofdzaak tweeërlei inhoudt. Ten eerste de aankondiging dat een Koninkrijk, en wel het Koninklijk der hemelen, naderend is; en ten tweede het vermaan, de oproeping, om met het oog op de komst van dien Koning, hem den weg te bereiden. Het is in deze twee stukken dat geheel de prediking van den Dooper opgaat.

Nu kunt ge de komst, het naderen van den Koning, en het bereiden van den weg voor dien Koning of in 't algemeen voor de wereld 6f persoonlijk voor de enkelen nemen. In ' het algemeen, voor de wereld, is Jezus vóór nu twintig eeuwen aan de Jordaan opgetreden, toen Johannes het voor zijn discipelen uitsprak: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt", en met het oog op die komst van Jezus tot de wereld is er maar één bereider van den weg geweest, en is hem die weg bereid door den zoon van Zicharias en Elisabeth. Dit stuk heilige historie ligt achter ons. Dit is afgedaan. Het kan niet herhaald worden. Alles wacht nu op Jezus' tweede komst, zijn wederkomst op de wolken des hemels.

Doch heel anders komt de zaak te staan, zoo ge niet met de wereld, maar met den enkelen zondaar rekent. DAU toch zet zich dit naderen van Jezus tot de enkele personen van eeuw tot eeuw voort; herhaalt zich dit komen van Jezus bij een ieder die ten leven komt, afzonderlijk en persoonlijk; en richt zich alzoo de eisch: „Bereid den weg voor den Heere, " tot een iegelijk menscb, als de ure nadert, waarvan het in het dagboek van zijn leven heeten zal: Totn was ook mij het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen. Doch dan moet ook bij die enkele ziel de Dooper voorafgaan.

Ge verstaat wat het voor Israël beduidde, dat het Koninkrijk der hemelen nabij was gekomen. Davids huis was ondergegaan. Vreemden had den Israël overheerd. £n in het eind was heel het heilige land onder den Keizer van het Romeinsche lijk gekomen. Dit droeg het volk met weerzin. Het was een vertreden van Israels heilige tradities. Dat kon niet duren. Dat Keizerrijk moest weer v^g, en het aloude Koningschap moest er weer voor in de plaats komen. Zoo luidde de profetie. Die profetie zou in vervulling gaan. Maar kwam die uit, dan zou het niet meer zijn een Koninkrijk van den herdersknaap die met Goliath streed, maar een Koninkrijk van den held Gods die satan overmocht. Een Koninkrijk niet meer van deze wereld, maar een Koninklijk uit de hemelen, £a toen nu dit lang vooruit geprofeteerde Koninkrijk naderende was, en eindelijk komen zou, toen werd de Dooper vooruit gezonden, om Israël op te roepen, dat het nu den weg voor zijn Koning bereiden zou, want dat nu het heerlijk Koninkrijk, dat in de hemelen zijn troon en zijn paleis zou bezitten, nabij was gekomen.

En zoo nu gaat het ook toe met den zondaar, die ook in onze dagen tot den dienst en de aanbidding van zijn Koning zal worden ingeleid. Die ure komt voor den ééa vroeg, voor den ander eerst later in zijn leven, maar elk onzer heeft toch die ure gekend, dat ook hij voor 't eerst met klaar geloofsbewustzijn onder zijn Koning kwam te leven. Dan had ook hij vroeger wel van dien Koning gehoord, en geleerd, en voor dien Koning zekere bewondering in zijn hart gevoeld, maar zonder dat hij zelf nog als onder daan onder dien Koning gekomen was. Zijn eigenlijk leven was dan nog m het Koninkrijk der we reld. De macht, de grootheid der wereld trok hem nog aan. Die wereld vervulde zijn gedachten. Daar leefde hij voor. Daar ging hij in op. Ook al ging hij ter kerk, en al boog hij met een plechtig ja bij zijn belijdenis, toch was hij nog bij zijn Koning niet ingezworen. Er lag nog altoos tusscben de wereld van zijn hart en het Koninkrijk van den grooten „Koning in de hemelen" zulk een afstand.

En dit duurde dan, tot hij iets in zgn ziel voelde wakker worden, dat zijn genegenheden omzette, tot bij 't alles in ander licht bezag, tot een ander ideaal hem begon te wenken, tot hem koud liet wat vroeger zijn geestdrift deed opvlammen, en hij warm werd voor wat vroeger geen vat op hem had. Dan was hij er nog wel niet, maar dan naderde hei toch, M»ar wat naderde, doorzag hij nog niet met klaarheid. Tot ook hem eindelijk het licht opging en hij 't zag. Wat naderde en wat nabij hem was geko men, wat was het toch anders dan het Koninkrijk der hemelen? En de stem, die hem dit ie fluis terde, was dan ook hier de stem van den Dooper, maar dan ook die stem met ernstige aangrijping: Bekeer u. Blijf niet staan waar ge staat. Keer u om op uw weg. Zie, ge zijt nog niet in het Koninkrijk. Ge staat nog buiten uw Koning die u opwacht. Maar verre is het niet meer van u. Het Koninkrijk van den Christus, het Koninkrijk uit de hemelen is u nabij gekomen.

Is die nu een waarachtig werk des Geestes, dan roept dit in de ziel een ernst wakker, gelijk zulk een dien vroeger nooit gekend had. Zijn zondige weg, die hem vroeger boeide, stoot hem uu af. Zijn leven gelijk het voorheen liep, stuit hem nu tegen de borst. Hij wil een ander leven beginnen en doet dit ook. Vroegere londen mijdt hij, kwade ranken snijdt hij af. En heel zijn omgeving roemt er op, dat hij zooveel liever is geworden. Ook kwam er lust tot weldoen in hem op. Van de booze werken liet hij af en de goede werken jaagt hij na. Hij is een ander mensch geworden.

Toch is dit nog niet anders dan zijn Doopersperiode. Zijn bekeeting tot een beter leven. En blijft bij hierbij staan, dan moge hij dicht b^ het Koninkrijk zijn gekomen, maar in het Koninkrijk is hij nog niet. Dit alles is nog slechts voorbereiding en heeft alleen als voorbereiding waarde. Zelfs kleeft aan die periode het gevaar, dat hij in zijn goede werken roemen gaat, en au zelfvertrouwen in zijn meerdere deugd krijgt. Een zelfgenoegzaamheid, die ge zoo dikwijls bij pas aangegrepenen vindt, en die eer van den Christus afleidt, dan dat ze naai Jezus zou toeleiden.

Daarom zegt Johannes het dan ook zoo nadrukkelijk, dat zulk een aangegrepene den weg voor zijn Koning heeft te bereiden. Bereid den weg des Heeren, en maak recht in de wildernis van uw hart de baan voor uw Koning. De rijke jongeling was ook dicht bij het Koninkrijk gekomen, maar hij ging er niet in. Alles komt er daarom in zulk een periode maar op aan, dat zulk-een de toenadering van het Koninkrijk der hemelen voelt, voelt dat zijn Koning hem zoekt; dat hij naar zijn Koning op weg moet, gelijk zijn Koning op weg naar hem is; en dat dan eerst het doel zal bereikt zijn, als hij de grens overstapt, en uit het Koninkrijk der wereld en uit het Koninkrijk van zijn eigen ik, overgaat in het Koninkrijk dat nabij hem is gekomen; in dat Koninkrijk zijn Koning heeft gevonden; en nu zelf ervaart dat dit Koninkrijk van Jezus een Koninkrijk uit de hemelen is, waaraan ook hij zich met ziel en lichaam, voor tijd en eeuwigheid, heeft over te geven.

Toch blijven maar al te velen hier hun levenlang voor staan. Ze bekeerden zich van hun zondigen weg, maar ze vonden hun Koning niet; ze bleven buiten het Koninkrijk der hemelen omdolen. Niet, versta dit wel, alsof ze ook niet in Jezus roemden, en in Jezus hun verzoening vonden, en niet in hem den Borg begroetten van hun eeuwige zaligheid. Maar dit alles was en bleef nog een trekken van Jezus in hun eigen geestelijke wereld. Wel Jezus voor hen, maar nog niet zij voor Jezus. Ea toch, hierin juist ligt het Koninkrijk. Wie in het Koninkrijk overgaat, valt zijn Koning te voet, treedt bij zijn Koning in dienst, leeft niet zichzelf meer, maar leeft voor zijn Koning. Hoort niet zich zelf meer toe, maar hoort toe aan den Koning dien hij trouw zweert. En stelt niet meer als hoofdvraag, hoe maakt onze Koning mij gelukkig, maar heel anders, boe kan ik de eere en de grootheid van mijn Koning verhoogen. Daar nu die Koning in de hemelen is, en zijn Koninkrijk een Koninkrijk der hemelen, verplaatst dit op eens het middenpuot van zijn leven. Het was hier, maar het wordt nu overgeplaatst naar de hemelen. Zooals de apostel het zegt, het wordt nu een wandel in de hemelen.

En dan komt het liefdeleven. Onze Koning toch is niet als een aardsche Koning, die zich in zijn Hof afzondert, en zijn volk op eerbiedigen afstand po'bgt te houden. Veeleer om gekeerd laat deze Koning in de hemelen een iegelijk van zijn onderdanen tot zijn heilige ge meenschap toe. Liefde wordt hier, de band. Liefde van Jezus en liefde voor Jezus. Een omvatten van heel ons aanzijn in de heilige sfeer der Goddelijke genegenheden van onzen Koning. Zoo eerst wordt het bereiden van den weg des Heeren in het eigen hart een weikelijkheid. Jezus dringt op ons aan, maar de inspraak van het hart zegt ons, dat er nog zooveel op den weg van ons hart ligt, dat Jezus tegenhoudt, dat hem belet ons nader te komen. En dit alles ruimt de ziel dan uit den weg, of de Koning baar nóg nader mocht komen, en zij nader aan haar Koning. Tot eindelijk de schei ding geheel wegvalt, en het alles Jezus is eu Jezus alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Nabij gekomen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's