GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

verde­ Duitschland. Prof. Harnack digt leertucht.

In de Duitsche studentenwereld was men niet goed te spreken over het vonnis dat het Spruchcollegium over den Keulschen predikant Jatho. velde. „Msn kan in Pruisseu alleen dan predikant zijn, wanneer men eigen overtuiging op zij zet", soo dacht en sprak men onder studenten. Ds hoogleeraar Harnack meende daartegen te moeten ingaan en daarom hield hij een rede voor zijne studenten, waarin hij uiteen zette wat zijn gedachten omtrent de afzetting van Jatho waren. In de eerste plaats sprak de invloedrijke hoogleeraar uit, dat de instelling van een „Spruchcollegium" niet een terugkeer is op Roomsche paden, maar een vooruitgang. Daarna betoogde hij, dat de bewering dat de kerk geen recht heeft zich bij afwijkingen in de leer te laten gelden, in strijd is met het wezen der landskerk. De hoogleeraar noemde het een boos woord, wanneer uitgesproken werd: in geloofszaken mag men zich de wet niet laten stellen; men mag den predikanten geen andere meening opdringen. Maar de kerk moet onvoorwaardelijk het recht hebben zich te verdedigen. Daarom is Harnack het in beginsel eens met een Spruchcollegium. Maar hij wenscht dat wanneer er klachten zijn over afwijking van de belijdenis der kerk, deze alleen uitgaan zullen van de gemeente, maar ook behoort de superintendent het recht te hebben een predikant wegens afwijking van de leer aan te klagen, want het is denkbaar dat een predikant de gemeente op monistiEche, Roomsche of geestdrijvende paden medesleept, zoodat het noodig is dat iemand die buiten haar staat, ingrijpt. Ook acht de hoogleeraar het ongeoorloofd dat de Opparkerkeraad die de aanklacht voor het Spruchcollegium brengt, vier stemmen in dat college uitbrengt. Daarbij meent hij dat dit college niet alleen het recht hebben moet om de aanklacht voor gegrond of ongegrond te verklaren, maar ook de bevoegdheid behoort te bezitten om uit te spreken dat er „misbruik" heeft plaats gehad, en te vertrouwen, dat zijn uhspraak bij de gemeente en bij den predikant zedelijke kracht hebben zal.

Daarna sprak Harnack over de twee hoofdpunten in Jatho's leer, die aanstoot gaven en zeide, dat de God dien wij verkondigen, niet is de natuurwet, niet de geest der ontwikkeling; het Christelijk Godsbegrip is ver daarboven verheven. Ook mag de persoon van Christus niet als een bijzaak behandeld worden. Maar dit neemt niet weg dat de Berlijnsche hoogleeraar verklaude dat hem de zaak van Jatho zoo ge°

compliceerd voorkwam, dat men hem om zijn religieusen arbeid in de gemeente had moeten handhaven. Dit verhinderde hemechternietook uit te spreken, dat men het SpruchcoUegium niet beschuldigen kon dat het een onrechtvaardig vonnis streek; er was geen aanleiding om van „geknecht recht" of van „fragrant onrecht" te spreken. Ik betreur, maar versta het, dat vele ernstige Christenen gezegd liebben: „de man kan niet blijven".

Wij willen op de discussie tusschen Jatho en Harnack, die op de«e voordracht gevolgd is, niet ingaan. Wij wenschen alleen te doen uitkomen, dat de Berlijnsche hoogleeraar in beginsel toegeeft, dat leertucht in de kerk van Christus noodzakelijk is. Alleen deelen wij nog mede dat in logische redeneering Jatho, het van Prof. Harnack wint. Kort en scherp schreef Jatho in zijn dupliek: Wij zijn beide van meening, dat Jezus een mensch was, en daardoor onderscheiden wij ons van hen, die met de leer der Kerk zeggen: neen, hij was meer dan mensch. De kerkelijke leer brengt ons tot de voorstelling van de Godheid van Ciiristus. Onze opvatting dwingt ons te loochenen, dat de persoon van den Christus een absolute beteekenis heeft. Hierop heeft Htrnack niets geantwoord. De Berlijnsche hoogleeraar moet het aanschouwen, dat hst door hem uitgestrooide zaad zulke bittere vruchten heeft gedragen. Voor de academische jongelingschap heeft Harnack de geboorte van Christus uit een maagd geloochend en de bedenkelijke onderscheiding gemaakt tusschen het E/angelie van Jazus en het Evangelie der apostelen.

De consequentiëa hebben Hamack's leerlingen getrokken.

Maar Harnack heeft zich in de laatste jaren herhaaldelijk zoo uitgesproken, dat zijn vroegere vrienden van hem vervreemd werden. Zij werden ontstemd doordat hij het parool liet hooren, dat men bij de Bijbelcritiek meer met de traditie zou rekenen. Die ontstemming werd erger, toen hij het Evangelie van Lukas met de Handelingen der apostelen voor authentiek verklaarde, en toen hij geneigd scheen het Evangelie van Johannes te beschouwen als door een ooggetuige geschreven. lu zijn discussie met Jatho beleed hij „dat God ons leeraars en propheten gejonden heeft en boven hen uit een man, dien niet wij, maar Hij ons tot een Heere en Christus gemaakt heeft."

In een tijd waarin de modernen zich in een richting schijnen te bewegen die van Christus afvoert, is het merkwaardig dat een man van de beteekenis van Harnack zich in een tegen

gestelde richting beweegt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 augustus 1911

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 augustus 1911

De Heraut | 2 Pagina's