GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOF EN MOED,

III.

IN DES VIJANDS HAND.

Reeds vroeg in den volgenden morgen liet Gilpin zijn trouwen Willem weer bij zich komen.

„Vriend, " sprak hij, „gij moet naar de stad gaan en den kleermaker zeggen, dat hij nog vandaag bij mij komt."

„Den kleermaker 1" sprak de knecht verbaasd, die wel wist, hoe weinig de leeraar met kleeren ophad, en hoe hij er bitter weinig zorg voor droeg.

„Ja, " was het korte, kalme antwoord.

Tegen den middag verscheen de man, die niet aan veel bestellingen van den deken van Haughton gewoon was.

„Gij moet voor mij een lang, wit kleed maken, " sprak Gilpin, „zooals de geestelijken dragen; dusver had ik er geen. Maar wil er op tekenen, dat er veel haast bij is. Ife kan het heel spoedig noodig hebben."

„'t Komt in orde, eerwaarde heer, " zei de kleermaker, en vertrok.

„Ik bemerkte dat gij verwonderd waart over uw boodschap, " sprak Gilpin tot zijn bediende, toen hij hem weer ontmoette. „Maar ik had reden voor wat ik deed. Ik heb een wit priesterkleed besteld, om daarin straks voor den bisschop te verschijnen. Ik wil niet, dat men mij van gebrek aan eerbied of van iets dat min betamelijk is, kan beschuldigen."

„'k Hoop maar, dat het kleed niet noodig zal zijn, " was het antwoord.

Niet lang nadat de kleermaker was vertrokken, kwam er weer bezoek. Ditmaal waren het drie heeren uit Londen, vrienden van Gilpin. Zij hadden zoo haastig mogelijk de toen vrij lange reis naar Haughton afgelegd, en werden hartelijk ontvangen.

„Ik weet dat gij mij geen vroolijk nieuws komt brengen, " sprak Gilpin, „maar ik ben op alles voorbereid."

„'t Is zooals we u geschreven hebben, " ant-

woordde een der heerec. „Et dreigt gevaar. Eo we komen u, ook uit naam van vele vrienden in Londen, dringend vragen, dat te ontwijken, nu het nog tijd is. Vlucht weg, en als er straks betere dagen aanbreken — wat God geve — komt gij terug. Luister naar onzen raad."

„Het spijt me, dat ik uw wensch niet kan vervullen, " zei Gilpin, „hoe goed die ook ge meend is. Vooreerst betwijfel ik zeer, of de vlucht mij zou gelukken; er wordt scherp op mij gelet. Daarbij, waarom zou ik een leven als balling verkiezen boven den eervoUen dood van een belijder van Jezus Christus ? Ik begrijp niet dat het eerste beter is."

De vrienden echter hielden aan, doch vergeefs. „Laat ons niet langer redeneeren, " zei de leeraar. „Ik weet dat ge mij hartelijk lief hebt, doch wat gij wilt kan ik niet doen. Houdt u overtuigd, dat ik nooit den marteldood zou hebben gezocht. Maar ik gevoel nu, dat mijn plicht als herder der gemeente en als Christen mij verbiedt, mij aan mijn vijanden te onttrekken."

Teleurgesteld keerden de vrienden huiswaarts.

Een dag later kwam het bestelde witte kleed. Dadelijk trok Gilpin het aan, om gereed te zijn als men hem kwam halen. Dat uur liet zich niet lang meer wachten. Een kapitein, vergezeld van ettelijke soldaten, meldde zich aan, en toonde Gilpin een bevelschrift, waarin de bisschop van Londen den deken van Haugton gelastte onder geleide der afgezondenen zich naar Londen te begeven. Gilpin wist waarom, en ook dat zijn zaak slecht stond. Anders had men geen sol daten gezonden.

Intusschen had zich in heel het stille dorp het gerucht verspreid, dat er soldaten aan de pastorie gekomen waren. Ieder begreep wel, dat dit weinig goeds beduidde, en velen liepen toe om te zien wat er gebeuren zou, en zoo mogelijk den geliefden leeraar te helpen.

Dat laatste bleek echter onmogelijk. Weldra verscheen Gilpin aan de deur, voorafgegaan door den kapitein en gevolgd door de soldaten. Hij droeg het lange, witte kleed. Zijn dienaren konden evenmin als de dorpelingen hun tranen weerhouden, toen zij den man zagen wegvoeren, die een bode des Evangelies, een trooster en helper voor zoovelen was geweest. Hij zelf echter was moedig en opgeruimd als altijd. Hij trachtte de bedroeiden te troosten. Toen men hem wegleidde, riep bij de menigte de Schriftwoorden toe, die hem en zijn vrienden zoo dikwijls hadden vertroost:

„Dengenen die God liefhebben, moeten alle dingen meewerken ten goede".

De kapitein die het hoorde, glimlac'ate spottend tegen zijn soldaten. Als gevangene werd Gilpin meegevoerd naar een wagen, die een weinig verder gereed stond. Daarop namen allen plaats, en toen begon de lange en zeker niet begeerlijke reis naar Londen, die geruimen tijd duren zou.

Nadat des middags van paarden gewisseld was, kwam men tegen de schemering in een bosch. Het was daar zeer donker, wat bij de oneffenheid van den weg niet zonder gevaar was.

Eensklaps kreeg de wagen een schok, en helde zoo sterk over, dat een paar soldaten en ook Gilpin er af tuimelden en onzacht op den grond terecht kwamen. De bewakers waren spoedig weer op de been, doch Gilpin was dit onmogelijk. Hij gevoelde hevige pijn, en het bleek weldra dat bij zijn dijbeen had gebroken. De soldaten, die medelijden met hem hadden, tilden hem op, en legden hem behoedzaam zoo gemakkelijk mogelijk in den wagen. Doch de kapitein sprak wederom met een spotlach: „Nu zijt gij er nog erger aan toe dan vroeger. Gelooft ge, dat ook dit u ten goede zal medewerken" ?

„Hoe ; ou il^ daaraan kunnen twijfelen? ", antwoordde Gilpin eenvoudig.

Weer ging de tocht voort, doch de kapitein begreep weldra, dat het zoo toch niet ging. Hij was voor den gevangene verantwoordelijk, en had dus ook te zorgen dat deze althans levend te Londen kwam. Dit zou niet gaan zonder dat men lust nam, en een geneesheer riep. Zoo hield men dan aan de eerste dorpsherberg stil, en Gilpin werd te bed gebracht. Een poos daarna kwam de heelmeester, die het noodige deed, maar er bijvoegde dat de zieke voor het oogenblik, en zeker nog eèn paar weken, rust moest houden.

De kapitein, die met de zaak verlegen zat, wist niet beter te doen dan een soldaat naar Londen te zenden met een brief, waarin hij den bisschop vroeg hoe te handelen. Het antwoord, dat eenige dagen uitbleef, luidde, dat Gilpiu blijven kon waar hij was, mits de kapitein en een onderhoorige er voor waakten dat hij niet ontsnapte. Zoodra mogelijk echter moest hij naar Londen vervoerd en voor den bisschop gebracht woeden, die hem onderzoeken zou.

BRIEFWISSELING.

Zoodra mogelijk hopen we weer op eenige vragen antwoord te geven.

HOOGEMBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's