GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waar het rapport over

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar het rapport over

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar het rapport over de eenheid van opleiding, dat op de Synode te Zwolle werd ingediend, in niet geringe mate de belangstelling heeft opgewekt en van meer dan eene zijde de wensch werd te kennen gegeven, om met den inhoud van dit rapport kennis te maken, meenden we goed te doen met niet af te wachten, totdat de Acta der Synode verschenen zijn, maar het thans reeds af te drukken. Te meer scheen ons dit noodig, omdat in enkele bladen een stuk van dit rapport werd afgedrukt en daardoor een onjuiste indruk, omtrent de beteekenis van dit rapport kon worden gevestigd, We geven daarom hier den volledigen tekst weder:

Aan de Generale Synode der Gereformeerde Kerken vergaderd te Zwolle, Augustus 1911,

WelEerwaarde en Eerwaarde Broeders!

Het vraagstuk van de „eenheid van opleiding", dat sinds de Synode van Arnhem rusten bleef, neemt thans op uw Synodaal agendum weder een breede plaats in. Aanleiding daartoe gaf de Kerkeraad van Zaandam, die aanvankelijk gesteund door den Kerkeraad van Watergraafsmeer, aan de Kerken een voorsiel toezond, om de beide Scholen, waaraan de opleiding onzer Dienaren des Woords plaats vindt, op één plaats saam te brengen en met behoud van beider zelfstandigheid en beider eigenaardige relatie tot onze Gereformeerde Kerken een practische saamwerking tusschen beide in het leven te roepen, zoodat de studenten het onderwijs aan beide inrichticgea zouden moeten volgen. Hoewel de Classis Haarlem met betuiging van sympathie dit voorstel doorzond naar de Generale Synode en ook een enkele andere Classis aanvankelijk haar instemming betuigde, bleek echter al spoedig, dat dit voorstel, dat pacificatie bedoelde, juist omgekeerd een twistappel in ons kerkelijk leven geworden was, ontspon zich naar aanleiding van dit voorstel een ver van broederlijke polemiek in de pers en werden onze Kerken daardoor niet weinig in onrust gebracht. Naar het schier eenparig oordeel van alle particuliere synodes is de gewenschte oplossing van dit vraagstuk door het voorsteld Zaandam nog niet verkregen, en wordt met het oog op de lust en vrede der Kerken aan de Generale, Synode de raad ge geven dit vraagstuk voorshands te laten rusten; alleen de Particuliere Synode van Utr.echt drong er bij de Generale Synode op aan, dat zij een weg zou zoeken, die tot saamwerking, voor zoover mogelijk, kan leiden van de beide inrichtingen tot opleiding van Dienaren des Woords met behoud van beider zelfstandigheid. Voorts meende de Classis Koevorden aan de Generale Synode te moeten aanraden, dat de oplossing van dit vraagstuk alleen kan gevonden worden door terugkeer naar het voorstel Bavinck in 1899 ingediend, en gaf de Classis Enkhuizen de Synode in overweging een poging te doen, om beide inrichtingen op één plaats te vestigen met be houd van beider volle zelfstandigheid. Terwijl eindelijk bij de Generale Synode zijn ingezonden twee protesten, van R. L. Smilde te Sneek en van de Vereeniging tot steun der Theologische School te Voorburg, waarin tegen het voorstel Zaandam geprotesteerd wordt o. m. op grond dat dit voorstel in strijd zon zijn met het in r899 aanvaarde beding.

i m Uwe Commissie geroepen om in deze gewichtige materie u van voorlichting te dienen, ontveinst zich den ernst van haar taak niet. Niets zou haar aangenamer wezen, dan wanneer ze u een weg kon aanwijzen, waarop dit vraagtuk, dat DU reeds twintig jaar lang onze kerken in spanning houdt, tot een goede opossing kon gebracht worden. Al is toch op ichzelf het hebben van twee scholen voor de d pleiding tot den Dienst des Woords, zelfs al t raagt de eene een universitair karakter en al t s de andere een kerkelijke kweekschool, geens­ k ins een schade voor de kerken te achten, de o igenaardige historische traditie, die zich aan W eide scholen vastknoopt, het verschil in be­ o insel, dat zich in beide belichaamt, en de t rijving van gedachte, die dientengevolge telkens e n ons kerkelijk leven en in de kerkelijke pets v d l s o zich openbaart, is in geen geringe mate een beletsel gebleken voor de innerlijke eenheid onzer kerken, Hierbij komt, dat het onderhouden van twee opleidingsscholen van onze kerken geen geringe offers eischt op fiaantieel gebied; dat het klein aantal studenten in de theologie het hebben van twee opleidingsscholen zeker niet noodig maakt, en eindelijk dat de ontwikkeling der Gereformeerde theologische wetenschap niet weinig zou gebaat worden, wanneer men alle krachten kon aanwenden om het aantal hoogleeraren voor de verschillende studievakken uit te breiden, inplaats van zooals nu een dubbel stel hoogleeraren voor dezelfde vakken te moeten benoemen.

Maar hoezeer al deze motieven er toe zouden dringen om tot eenheid van opleiding te komen, toch meent uwe Commissie met de overgroote meerderheid der particuliere Synoden, dat de tijd hiervoor nog niet rijp is. Tweeëilei weg toch kan worden ingeslagen om tot oplossing van dit vraagstuk te komen. De eene weg is, dat men, zich stellende op den grondshg van het in 1892 getroffen akkoord, mêt eerbiediging van het wederzijds ingenomen standpunt en met het behoud zooveel mogelijk van beide inrichtingen, tot een practische oplossing tracht te komen, door beide scholen in een te schuiven, saam te voegen o f onderling te doen saam werken tot éen doel. De historie heeft echter geleerd, dat alle pogingen, die van r892 tot nu toe beproefd zijn om zulk een ptxctische oplossing te vinden, zijn afgestuit op de bezwaren zoowel van hen, die voor de universitaire, als van hen, die voor de kerkelijke opleiding waren. Te verwonderen is dit ook niet; zulk een practische oplossing is niet te vinden, of men moet over en en weer bereid zqn concessies te doen, van de starheid van het eigen beginsel iets prijs te geven en tot op zekere hoogte elkaar tegemoet te komen. Al laat uwe Commissie in het midden, aan welke zijde hier de meeste schuld schuilt, feit is, dat geen enkel voorstel dat tot diisver is ingediend, de algemeene sympathie heeft verworven en aan beide groepen gelijkelijk voldoening schonk. Zoolang dit resultaat niet bereikt is en een belangtijk aantal ketken zich tegen zulk een voorstel verzetten blijft, kan de Ge nerale Synode naar het oordeel uwer Commissie zulk een voorstel ook niet met stemmenmeetderheid doorzetten, zonder ontrouw te worden aan het in 1892 getrcffen akkoord, dwang aan te doen aan de conscientie der broeders en de eenheid onzer kerken in gevaar te brengen.

Het is op dien grond, dat uwe Commissie meent de aanneming van de ook thans weer ingediende voorstellen u te moeten ontraden, hoewel ze van de goede bedoeling dergenen die deze voorstellen hebben ingediend, zich overtuigd houdt en geen oogenblik aanneemt, dat achter deze voorstellen eenig boos opzet zou schuilen om het akkoord van rS92 te schenden. Het vsorstel van de Classis Enkhuizen, dat alleen strekt om beide inrichtingen op één plaats saam te brengen zonder iets aan beider zelfstandigheid te kort te doen, zou uit principieel oogpunt zeker geen bedenking uitlokken, maar schijnt af te sluiten op de practische bezwaren door Curatoren en Hoogleeraren der Theologische School hiertegen ingebracht. Het voorstel van de Classis Koevorden, om terug te keeren tot het voorstel-Bavinck van tSgg, acht uwe commissie evenzeer onaannemelijk, omdat reeds in r899 gebleken is, dat aan de zijde der Vrije Uui/ersiteit tegen dit voorstel overwegende bezwaren bestonden, waarbij thans nog komt, dat de Vrije Universiteit door dit voorstel te aanvaarden, niet meer voldoen zou aan de eischen in de Hooger Onderwijswet gesteld en den effcc us civilis van hare graden zou verliezen, welk cffjr zeker niet van deze Hoogeschool mag gevergd worden. En wat eindelijk het vocistsl-Zaandam betrefr, zoo gaat dit voorstel wel van de op zichzelf uitneirende gedachte uit om beide scholen hare zelfstandigheid te laten behouden en toch tot zekere practische saamwerking te komen, opdat alle a.s. Dienaren des Woords van het onderwijs van beide scholen zouden kunnen prcfiteeren, maar het spreekt wel vanzelf en de nadere uitvoering van dit plan toont ook, dat beide gedachten in de praktijk niet te vereenigen zijn. Zal elke school metterdaad hare zelfstandigheid behouden, dan moet ze o.k, souvetein in eigen kring, beslissen over de toelating der studenten, over de vakken en methode van onderwijs, over den gang en duur der studiën en over de af te leggen examina, en dan is samenwerking van beide inrichtingen om tot eenheid van opleiding te komen, onmogelijk, want zulk een samenwerking eischt altijd, dat op alle deze punten regelingen worden getroffen, waardcor iedere school min of meer hare zelfstandigheid inboet. Zoowel van de zijde der Theologische School als van die der Vrije Universiteit zijn dan ook tegen deze regeling ernstige bezwaren ingebracht, die nog afgezien van de commotie, die dit voorstel in de Keiken in het leven riep, het niet raadzaam maken, dit voorstel aan te nemen. Uwe Commissie ziet dan ook met den besten wil geen kans om naar den wensch der particuliere Synode van Utrecht op den bier aangegeven grondslag van het behoud der zelfstandigheid van beide inrichtingen een voorslag tot prac ische saamwer king te doen, die allen zou bevredigen. Wel zou men beide inrichtingen op één plaats kunnen vestigen en geheel los naast elkaar kunnen laten voortbestaan zonder eenig onderling verband, en alleen de studenten kunnen verplichten aan beide inrichtingen de colleges te volgen en examens af leggen, maar Uwe Commissie oordeelt dat daarmede aan de studenten een last zou worden opgelegd, die ondragelijk zou wezen en waarvan de Keiken zelve de meest uadeelige gevolgen zouden ondervinden.

Het komt Uvre Commissie voor, dat het mislukken van al deze pogingen om door een compromis beide beginselen, die hierbij in het spel zijn, te verzoenen, en een practische oplossing van dit geschilpunt te vinden, wel geleerd heefr, dat langs dezen weg de eenheid van opleiding niet is te verkrijgen. Vrucht van deze pogingen is alleen geweest, dat telkens weer twist jnder de broederen ontstond, wantrouwen in de harten is gezaaid en de rust der Kerken s verstoord. Uwe Commissie acht daarom, dat en wijs zal doen voortaan van het zoeken van zulke „practische oplossingen" af te zien, ie alleen tot een hybridisch resultaat kunnen eiden, dat in den grond aan niemand voldoening chenkt. Zal dit vraagstuk tot een afdoende plossing komen, dan zal naar het oordeel uwer Commissie dé weg moeten gevolgd worden, ien ook de particuliere Synode van Friesland en Noorden aanwees, dat de Generale Synode ot een principieele oplossing van dit geschil ome, door zich uit te spreken over de vraag, f de opleiding der Dienaren volgens Gods oord alleen aan de Kerk toekomt, dan wel f de Theologische wetenschap behoort beoefend e worden aan de Gereformeerde Universiteit n de Kerk mits onder behoorlijke waarborgen an toezicht de opleiding harer Dienaren aan zulk een Gereformeerde Hoogeschool kan overlaten. Naar het eenparig oordeel uwer Commissie zou het aan de orde stellen van deze principieele qaaestie geenszins in strijd zijn met het in r892 getroffen akkoord, waarbij de Nederduitsch Gereformeerde Ketken verklaarden genoegen te nemen met de slotvetklaring der Christelijk Gereformeerde Synode te Leeuwarden, dat deze, wat de opleiding tot het leeraarsambt betreft, het beginsel meende te moeten handhaven, dat de Kerk geroepen is eene eigene inrichting tot opleiding harer Dienaren te hebben, tenminste wat de godgeleerde vorming betreft, of met het daartegenover gestelde beding, dat de bedoeling van deze verklaring niet was om het aloude Gereformeerde beginsel van vrije studie te vernietigen, want de bedoeling van dit akkoord kon natuurlijk niet wezen, dat de Generale Synode onzer kerken deze beginselen niet aan het Woord Gods zou mogen toetsen en daarover geen nadere uitspraak zou mogen doen. Indien zelfs de kostelijke belijdenis, die on 2e Vaderen ons hebben overgeleverd, en die den eigenlijken grondslag vormt voor de eenheid onzer Kerken, altoos appellabel blijft aan het Woord Gods, dan geldt dit nog in veel sierkere mate van deze „verklaringen" in 1892 afgelegd. Maar hoezeer uwe Commissie formeel het volle recht der Generah Synode in dit opzicht erkent en handhaaft, meent ze toch niet mede te kunnen gaan met den wensch der particuliere Synode van Friesland ten Noorden, dat reeds deje Generale Synode maatregelen zou treffen, waardoor zulk een principieele oplossirg tegen de volgende Generale Synode zou worden voorbereid. Vooreerst is de drang om tot zulk een principieele oplossing te komen uit den boezem der Kerken nog te zwak; tenjtweede moet het vraagstuk eerst nog veel dieper uit Gods Woord worden onderzocht en uit de historie onzer Gereformeerde Kerken worden toegelicht; en ten derde zou het ernstige gevaar dreigen, dat een ontijdige beslissing in deze zaak tot een groote beroering in onze Ketken zou leiden.

Ten slotte heeft uwe Commissie u nog van advies te dienen over de vraag, mede door de Particuliere Synode van Friesland (ten Noorden) ingezonden, dat de Generale Synode zich reeds terstond zou uitspreken over de beteekenis van het zoogenaamde „beding vae r892", opdat dit in onze Kerken niet tot een dogma worde. Volgens de nadere toelichting aan dit gravamen, door een der afgevaardigden dezer Synode gegeven, was de bedoeling niet, dat de Generale Synode een nadere verklaring zou geven van den inhoud van dit „beding" zelf — wat naar het oordeel uwer Commissie ook moeilijk zou kunnen geschieden — maar wel dat de Generale Syaode zich zou uitspreken over de vraag, of het „beding", of liever de verklaring door de Cbristelijke Gereformeerde Synode van Leeuwarden afgelegd, dat in beginsel de Kerken een eigen inrichting voor de Godgeleerde opleiding moeten hebben, te beschouwen is als een dogma, een stuk onzer Geloofsbelijdenis, dat door de Kerken op grond van Gods Woord is vastgesteld en daarom door ieder lid onzer Kerken behoort geloofd te worden. Uwe Commissie kan tot haar leedwezen niet ontkennen, dat tot het stellen dezer vraag wel reden bestond, omdat dergelijke onjuiste voorstellingen wel verspreid worden, bij eenvoudigen ingang vinden — zooals o.a. bleek uit de bij de Synode ingekomen adressen, waarin gesproken wordt, van een door alle Gereformeerde Kerken op g'^ond van Gods Woord beleden beginsel — en oorzaak zijn van wantrouwen tegen en verkeerde beoordeelicg van degenen, die een andere overtuiging zijn toegedaan. Uwe Commissie meent, dat de Generale Synode daarom goed zal doen met op dit punt een duidelijke verklaring af te leggen, opdat aan dit misverstand een einde kome. Immers uit de indertijd gewisselde stukken kan naar het oordeel uwer Commissie zeker afdoende blijken, dat hier van dogma geen sprake kan wezen. Reeds op zich zelf is het spreken van een beding of voorwaarde van vereeniging niet geheel juist, want onder het viertal voorwaarden of bedingen door de Caristelijke Gereformeerde Synode van Leeuwarden gesteld, komt deie verklaring niet voor. Alleen heeft de genoemde Synode aan het slot van haar schrijven verklaard, dat deze Synode wat de opleiding tot het leeraarsambt betreft, oordeelde het beginsel te moeten handhaven, dat de Kerk geroepen is een eigene inrichting ter opleiding harer Dienaren te hebben. De C )mmissie der Ned. Geref. Synode te 's-Gtavenhage, die de onderhandelingen voerde, verklaarde er geen bezwaar in te zien, dat Uwe Synode van oordeel is, dat in beginsel de Kerken een eigen inrichting moeten hebben voor de Godgeleerde opleiding, mits hiermede niet bedoeld was, dat alle leeraren der Kerk aan deze inrichting opgeleid moesten worden, en de Synode der Nederduitsche Gereformeerde Kerken veiklaarde, nadat deze voorwaarde toegegeven was, genoegen te nemen met de slotverklaringvan de Christelijke Gereformeerde Synode. Uit deze aangehaalde uitdrukkingen blijkt genoegzaam, dat er geen sprake kan zijn van een door de Gereformeerde Kerken op grond van Gods Woord beleden geloofsbeginsel. Want geen bezwaar hebben tegen of genoegen nemen met een verklaring zijn zeker geen uitdrukkingen, die een Gereformeerde Synode ooit voor het belijden eener geloofswaarheid gebruiken zou. Bovendien was het bekend genoeg, dat de Nederduitsch Gereformeerde Kerken voor zich zelf de oveituigirg waren toegedaan, dat aan de Universitaire opleiding de voorkeur moest worden gegeven, en zou het ondenkbaar wezen, dat deze Kerkengroep zonder eenige discussie of nader bewijs uit het Woord Gods plotseling deze overtuiging zoude hebben prijsgegeven. En wat alles afdoet, indien het hier metterdaad een geloofsbeginsel gold, dat op grond van Gods Woord vaststond en door alle Gereformeerde Kerken werd beleden, dan behoorde dit dogma ook in de cfficieele belijdenis der Gereformeerde Kerken te worden opgenomen en moest ieder dienaar des Woords op poene van afzetting verplicht worden, met dit dogma zijn instemming te betuigen. Uit het feit, dat dit noch'door onze Gereformeerde Kerken in Nederland noch door eenige Gereformeerde Ketk geschied is, blijkt wel, dat hier van zulk een dogma geen sprake kan zijn.

Uwe Commissie heeft daarom de eer u voor te stellen, dat de Generale Synode de volgende beslissingen neme:

I, de Generale Synode

kennis genomen hebbende van de verschillende voorstellen, die tot haar gekomen zijn, om tot meerdere eenheid van opleiding te komen,

overwegende dat het nog niet gebleken is, dat in de Kerken genoegzame overeenstemming betreffende deze zaak gevonden wordt; als ook dat bij deze voorstellen niet voldoende rekening is gehouden zoowel . met de bezwaren van hen, die het beginsel voorstaan, dat de kerken zullen hebben een eigen volledige inrichting voor de

opleiding van den Dienst des Woords, als met de bezwaren van hen, die het beginsel van Universitaire studie wenschen gehandhaafd te ziep;

overwegende, dat de tijd baar ook nog niet rijp toeschijnt, om thans reeds tot een principieele oplossing van dit vraagstuk te komen.

besluit met waardeering van de goede bedoeling dergenen, die deze voorstellen hebben ingezonden, en hoewel ze de gedeeldheid in de opleiding betreurt, alle voorstellen in deze materie terzijde te leggen.

2". de Generale Synode kennis genomen hebbende van het verzoek der Particuliere Synode van Friesland Noordelijk gedeelte, dat de Generale Synode zich zal uitspreken over het zoogenaamde „beding van 1892", opdat dit niet tot een dogma worde,

kennis genomen hebbende van de nadere verklaring der afgevaardigden, dat met dit zoogenaamde beding van 1892 bedoeld wordt de slotverklaring der Chr. Geref. Synode van Leeuwarden, dat deie Syoode oordeelde te moeten handhaven het beginsel, dat de Kerk geroepen is eene eigene inrichting tot opleiding harer Dienaren te hebben, met welke verklaring de Ned. Geref. Synode van 's Gravenhage genoegen heeft genomen,

verklaart dat uit de bewoordmgen zelf van deze overeenkomst en uit den aard der zaak volgt, dat de Gereformeerde Kerken in Nederland noch in dit beginsel noch in eenig ander beginsel van opleiding ooit een dogma hebben gezien,

en vermaant alle broeders, om ook bij verschil van overtuiging op dit punt, elkander in broederlijke liefde te verdragen.

Een lid uwer Commissie, Prof. L. Lindeboom, heeft bezwaar tegen de conclusies en de daarbij gegeven considerans.

DR. H. H. KÜVPER, rapporteur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Waar het rapport over

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's