GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Stephanus, die zich in ons debat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stephanus, die zich in ons debat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 22 Dec. 1911.

Stephanus, die zich in ons debat met Dr. de Lind van W^ngaarden mengde over de vraag, of de liturgie van den Haagschen Kerkeraad naar Rome terugleidde, maar daarbij nu juist geen blijk gaf van goed op de hoogte te z^n met de geschiedenis der liturgie, heeft zich thans in een uitvoerig artikel verdedigd tegen onze critiek. Maar trots allen schijn van geleerdheid, die hij ditmaal ten toon spreidde door citaten van gcr.aghebbende schrgvers aan te halen, is dit verweer toch niet veel anders dan een advokatenhandigheid, om de aandacht van de hoofdzaak af te leiden en daardoor de onhoudbaarheid van zgn positie te maskeeren.

Het geding liep niet over de vraag, waaraan Stephanus nu kolommen wijdt, of de Roomsche Kerk vooruitgang en ontwikkeling kent in haar leer-en eeredienst, maar of de eigenaardige vorm van liturgischen dienst, dien de Haagsche Kerkeraad had ingevoerd, gelijk Dr. de Lind van Wijngaarden beweerde, naar Rome terugvoerde. Hiertegen kwamen we op, want we toonden aan, dat deze liturgie geheel overeenstemde met de liturgie van Calvqn, dien wel niemand verdenken zal van Roomsche sympathieën. Stephanus, die dcProtestantsche pers geregeld nasnufiilt om te zien, of er niet weer eens onder de Protestanten een „romasiseerende tendenz" valt te ontdekken, was er als de kippen bij om dit graanke op te pikken, en vond natuurlek, dat Dr. de Lind van Wgngaarden volkomen gelijk had, want al was deze liturgische dienst dan aan Calvijn ontleend, wat Calvijn zelf aan liturgie had overgehouden, had hij, die in zijn jeugd immers Katholiek was, van Rome overgenomen, en dus waren we toch, zij het dan ook langs het spoor van Calvijn, op weg naar den Roomschen eeredienst terug. We moesten alleen nog iets verder terugstoomen, meende hij, en evenals de Ritualisten b^ de Apostolische vaderen, Clemens Romanus en Ignatius van Antiochië terecht komen, dan was alles goed.

Nu was deze voorstelling metterdaad een dwaasheid, want de liturgie van Calvijn staat op schier alle punten l^nrecht tegenover den geest en inrichting van den Roomschen eeredienst, gelijk we toen bewezen hebben. En wat den eeredienst der udste Christelijke Kerk betreft, vroegen e Stephanus, waar over dezen eeredimst ij de Apostolische vaderen gehandeld werd, en v«: klaarden we niets geea beswaar te hebben om tot dezen eersten eeredienst der Apostolische Kerk terug te keeren. Wat antwoordt Stephanus nu op hetgeen we opmerkten inzake Calvijn's liturgie:

Prof. K u y p e r vergist zich weer. De zaak is deze: leer en liturgie zijn een, liturgie is het veelkleurig kleed der leer. Toen dus C a l v ij n de leer der Kerk verwierp, wijzigde, moest hij de katholieke liturgie verwerpen, wijzigen, maar dat hij liturgie (uitwendigen eeredienst, eigenlijk in strijd met zijn leer) overhield, had hij te danken aan de Kerk der liturgie, de Katholieke Kerk, regina formosissima.

Een uitvlucht, die feitelijk met de erkenning van ongelijk gelijk staat.

Want het liep niet over' de vraag, of Calvqn er 'n liturgie op na hield, maar of de inhoud van deze liturgie aan Rome ontleend was. En wat Stephanus nu beweert, dat wel niet de inhoud, maar de formeele idee van 'n liturgie te hébben door Calvijn van Rome was overgenomen, is toch al te zonderling. Er Is niet éen hooger staande religie, die voor den eeredienst er geen vaste vormen, d. w. z. een liturgie op na houdt. Zulk een liturgie hebben de heidensche religiën gehad; zulk een liturgie, hebben de Joden en Mohammedanen nog; zulk een liturgie houden de Grieksche Christenen er evenzeer op na. Mzteea specijiek Roomsch beginsel heeft men hier dus niet te maken, maar met een algemeen verschijnsel op religieus gebied. En nu is het wel waar, dat onder de protestantsche secten er enkele zgn geweest, die uit overdreven spiritualisme alle liturgie] overboord hebben geworpen, maar het Protestantisme zelf deed dat nooit. Het protest der Reformatoren ging niet tegen de liturgie als zoodanig, maar wel tegen de verkeerde en overdreven liturgie van de Roomsche Kerk.

Ook wat de tweede vraag betreft, waar bij de Apostolische vaderen een spoor te ontdekken viel van een eeredienst, zooals de Roomsche Kerk dien er op na houdt, moet Stephanus wel erkennen, dat de Apos< tolische vaderen over den eeredienst niets meêdeelen en dat wat we van elders van den eeredienst der oudste Christel^ke Kerk weten, ons toont, dat die eeredienst er heel anders uitzag, dan nu in de Roomsche Kerk. Maar hq zoekt zich ook hier met een uitvlucht te redden; hi^ beweert dat hg niet sprak van den eeredienst, maar van de leer der Apostolische vaderen. Formeel kan hg zich hiermede dekken, want h^ schreef aan het slot metterdaad: „Bij deze vaderen der eerste eeuw zullen wi^ vinden de leer die w^ belijden, Katholieken der 20f eeuw". Alleen, het debat liep niet over de leer, maar over den eeredienst en de verw^zing van Stephanus naar de Ritualisten in de Engelsche Kerk had slot noch zin, wanneer er niet sprake was van de riten of ceremoniën van den eeredienst, mzai van de leer. Het klinkt dan ook metterdaad ietwat zonderling, als Stephanus, die eerst beweerde, dat de Gereformeerden „niet ver genoeg teruggingen", thans weer verklaren komt, dat de Roomschen niets willen weten van een terugkeer naar „den eenvoudtgen eeredienst der eerste eeuwen", omdat dit gelijk zou staan „met een miskenning der heerlijke ontwikkeling, die in de Katholieke Kerk wordt gevonden." Natuurlek is voorts de bewering, dat de leer die de Katholieken der XXe eeuw beladen, reeds gevonden zou worden „bij de vaderen der eerste eeuw", even onjuist als dat de „eeredienst der Roomsche Kerk" hier reeds te vinden zou zijn. Maar dit vraagstuk laten we thans rusten, omdat het met de quaestie waarom het hier gaat, niets te maken heeft. Trouwens, indien we ook op dit punt gingen aantoonen, hoe Stephanus zich vergist, zouden we waarschijnlijk weer te hooren kragen, dat hij dit ook nooit zoo bedoeld had, en zou door hem een uitvoerig pleidooi worden geleverd, dat de Roomsche Kerk aan ontwikkeling en vooruitgang gelooft en een „terugkeer tot deze Apostolische vaderen gelijk zou staan met een willen afbreken van het gebouw der Kerk, waaraan 20 eeuwen werkten, bijna tot de fundamenten toe!"

Over het zoogenaamde pausschap van Clemens, waarover Stephanus ten slotte handelt, spreken we een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Stephanus, die zich in ons debat

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's