GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Stephanus heeft zich vooral gestooten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stephanus heeft zich vooral gestooten

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 29 Dec. 1911.

Stephanus heeft zich vooral gestooten aan onze opmerking, dat Clemens Romanus, zoo genoemd ter onderscheiding van den lateren Kerkvader Clemens van Alexandrië, niet alleen nooit paus van Rome was geweest, gelijk Stephanus beweerde, maar dat de door hem geschreven brief juist het sterkste bewijs was, dat er destijds nog geen pausen te Rome waren.

Nu is het altoos uiterst moeilijk, deze quaestie met een Roomsch polemist te behandelen, omdat het voor hem hier niet gaat om een zuiver historisch vraagstuk, maar om een geloopdogma, waarmede de geheele Roomsche Kerk staat of valt. Indien het pausschap zich eerst in later eeuw door allerlei historische invloeden ontwikkeld heeft, dan valt daarmede ook de Goddelijke grond voor het instituut van het Pausschap weg. Dat Goddelijk gezag toch berust daarop, dat Christus den Apostel Petrus tot hoofd der Kerk zou hebben aangesteld en Petrus als bisschop van Rome dit gezag aan zijn opvolgers zou hebben overgedragen. Neem éen schakel uit dezen keten van de Apostolische successie weg en de geheele keten zou daarmede verbroken wezen. Van een rustig en kalm historisch onderzoek, wanneer deze pauselijke macht te Rome Is opgekomen, kan er daarom geen sprake wezen. Het is een geloofsdogma, dat deze pauselijke macht met den Apostel Petrus begonnen is en door hem langs een onafgebroken reeks van personen op den tegenwoordigen bisschop van Rome is overgegaan. En al zoudt ge met de meest afdoende bewijzen kunnen aantoonen, dat er in de eerste eeuwen nog geen pausen zgn geweest, dan zoudt ge daarmede een Roomsche nooit kunnen overtuigen, of hij zou ophouden Roomsch te zijn. Stephanus zelf schrqft dan ook: „Door Prof. Kuyper's ontkenning houdt Clemens Romanus niet op paus te zijn. Godloochenaars werpen den troon van God, bestrijders van het primaat den zetel van Petrus niet omver. Hier is ontkenning bevestiging, bestrijding een bewgs". Het moge voor ons Protestanten aan Godslastering grenzen wanneer een historisch vraagstuk, of Clemens paus van Rome is geweest, op één l^n wordt gesteld met de vraag, of men het bestaan van God erkent, — het fanatisme, dat uit deze woorden spreekt, toont, hoe elke polemiek tusschen Roomschen en Protestanten hier met onvruchtbaarheid is geslagen.

Wel tracht Stephanus zeer handig de rollen om te keeren en beweert hij, dat wij Protestanten nooit kunnen erkennen, dat Clemens paus van Rome is geweest, omdat we dan onze Calvinistische dwaling zouden moeten laten varen en tot de Roomsche Kerk terugkeeren, maar dit is niets dan een handigheid om zijn lezers zand in de oogen te strooien. Natuurlijk kunnen we als Protestanten niet erkennen, dat er in eerste eeuw een bisschop te Rome is geweest, die zich rechtmatig het primaat over heel de Kerk heeft toegeëigend, want de rechtmatigheid van het Pauselijk primaat is geen historische quaestie, maar een dogmatische, die door Gods Woord voor ons beslist wordt. Maar de historische vraag, wanneer het zoogenaamde monarchistische episcopaat te Rome is opgekomen, en wanneer deze bisschoppen zich een zekere macht over heel de Kerk hebben aangematigdi heeft met deze dogmatische controvers niets te maken. Protestantsche geschiedschrijvers erkennen algemeen, dat dit streven naar een pauselijke heerschappg reeds tégen het einde der tweede eeuw bq de bisschoppen van Rome valt te ontdekken, en waarom zou dan voor hen de erkenning onmogelijk wezen, dat dit reeds een eeuw vroeger heeft plaats gevonden? Het zou dan alleen blijken, dat het bederf in de Kerk van Rome reeds vroeger was ingeslopen dan de Protestantsche geschiedschrijvers dusver hadden gemeend, maar een rechtstitel zouden de pausen van Rome daaraan voor ons nooit kunnen ontleenen. Niet de oudheid, maar Gods Woord alleen beslist voor ons.

Wat Stephanus voorts aanvoert om te bewijzen, dat Clemens Romanus wel paus van Rome is geweest, houdt allerminst steek en toont alleen, dat hij niet genoeg op de hoogte is van de quaesties, waarom het hier gaat. Reeds zgn opmerking, dat Prof, Kuyper, door te beweren, dat de brief van Cl-mens zelf het sterkste bewijs was, dat er destijds nog geen pausen te Rome waren, zuu getoond hebben dezen brief nog nooit te hebben gelezen, bewijst dit, want anders zou een dergelijke insinuatie zijn pen niet ontglipt wezen. Want dit brevet van onwetendheid, aan een hoogleeraar in de Kerkgeschiedenis uitgereikt, toont alleen, hoe Stephanus niet weet, dat de beroemdste geleerden, die met de studie van dezen brief zich hebben beziggehouden, precies hetzelfde hebben beweerd. Zoo schrijft Dr. G. UHLHORN, wiens kennis van de CIsmenslitteratuur wel niemand in twijfel zal trekken, in zijn artikel over Clemens Romanus in de 3e uitgave van Herzog's Real-encyclopaedie: „Der erste Brief des Ciemens selbst zeigt deutlich genug, dasz es zu seiner Zeit noch keinem Bisschof im Rom gab" (t. IV, p, 164) i). Ook J. B. LiGHTFOOT, Lord Bishop of Durham, wiens studiën over de Apostolische vaders gerekend worden tot het beste te behooren wat over dit onderwerp geschreven is, verklaart, dat „the language and the silence alike of Clement himself and of writers in his own and immediately succeeding ages are wholly irreconcilable with this extravagant estimate of his position", 2) ni. dat Clemens als opvolger van Petrus diens ambt en macht zou hebben geërfd. „In Clement's letter itself, voegt hg er aan toe, — the earliest document issuing from the Roman Church after the apostolic times — no mention is made of episcopacy properly so called", 3) en hij verklaart, dat „the language of this letter" is „inconsistent with the possession of papal authority in the person of the writer" 4). (5. Clement of Rome, London 1890, Vol. i, p, 68, 69). En HARNACK, op wiens getuigenis Stephanus zich beroept, zegt evenzoo: „Clemens bezeugt ebenso durch seinen Brief, dass er selbst monarchischer Bisschof nicht gewesen ist, und dass er diese Institution überhaupt noch nicht gekannt hat". {Geschichte der altchristlichen Litteratur bis Eusebius, II Theil, Die, Chronologie, Bd. I. Leipzig, 1897, p. 198) 5). Zou Stephanus durven beweren, dat ook Uhlhorn, Lightfoot en Harnack den brief van Clemens nooit gelezen hebben ?

Wanneer Stephanus voorts zegt: „Clemens schrijft met de volle overtuiging zijner rechtsmacht" dan is ook dit met de feiten in lijnrechten strijd. Clemens noemt zich zelf in dezen geheelen brief niet éénmaal; van eenige ambtelijke qualiteit van den schr^ver is in den brief nergens geen sprake: de brief is geschreven uit naam en op last van de Kerk van Rome en het is alleen door de latere traditie, dat we toevallig weten, dat Clemens dezen brief geschreven heeft. Ongetwijfeld blijkt uit dezen brief, dat de Kerk van Rome, zich een zekere macht over de andere Kerken toeschreef; maar al mag daaruit te verklaren zijn, hoe later de bisschoppen van Rome zich als hoogerstaande dan andere bisschoppen beschouwd hebben, Lightfoot heeft volkomen gelijk, wanneer hij opmerkt, dat dit juist het omgekeerde is van wat de Roomsche Kerk beweert. „The later Roman theory supposes that the Church of Rome derives all its authority from the bishop of Rome as the successor of S. Peter. History inverts this relation and shows that, as a matter of fact, the power of the bishop of Rome was built upon the power of the Church of Rome. It was originally a primacy, not of the episcopate, but of the Church." (le p. p. 70.) 6)

Nituurlijk is het ondoenlijk, bij alle polemiek met Roomsche schrijvers zoo uitvoerig op de quaestie zelf in te gaan, maar een enkele maai moge het geoorloofd wezen, opdat niet de indruk ontsta, alsof zwijgen gebrek aan argumenten verraden zou.

1). De eerste brief van Clemens zeli toont duidelijk genoeg, dat er in zijn tijd nog geen bisschop te Rome was.

2) Dat zoowel hetgeen gezegd als hetgeen gezwegen wordt door Clemens zelf en de schrijvers in zijn eigen tijd en de onmiddellijk daarop volgende eeuwen ten eenenmale onvereenigbaar is met deze overdreven schatting van Clemens' positie,

3) Ia Clemens, brief zelf — het oudste document, dat van de Kerk van Rome na den tijd der Apostelen is uitgegaan — wordt geen melding gemankt van een bisschoppelijke waardigheid in eigenlijken zin.

4) De schrijttrant van dezen briet is niet te rijmen met het bezit van pauselijk gezag in den persoon van den schrijver.

5) Clemens getuigt evenzoo door zijn brief, dat hij zelf geen alleeuheerschend bisschop is geweest en dat hij deze instelling in het algemeen niet gekerd heeft,

6) De latere Roomsche theorie onderstelt, dat de Kerk van Rome al haar gezag ontleent van den bisschop van Rome als opvolger van den H, Petrus. De geschiedenis keert deze verhouding juist om en toont, dat feitelijk de macht van den bisschop van Rome gebouwd was op de macht van de Kerk van Rome. Het was oorspronkelijk een heerschappij, niet van de bisschoppen, maar van de Kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Stephanus heeft zich vooral gestooten

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's