GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL

XII.

T0EBEREIDSELEN.

De oude man hervatte intusschen zijn werk en kapte ijverig voort, terwijl de jonkheer in gedachten verdiept op den boomstam bleef zitten, en slechts uu en dan een blik op den grijsaard wierp. Doch de schemering viel in dit gedeelte des jiars reeds vroeg in.

Toen het begon donker te worden hield de houthakker op met zijn werk, kwam weder bij Otto en zei: „

Ge moest nu huiswaarts gaan, jonkheer. Het zal toch al volkomen duister zijn eer gij de stad bereikt. Het is ook beter voor een vreemdelicg als gij niet in de donkerheid in dit bosch te zwerven."

„Zijn er dan wilde dieren of roovers ? " vroee Otto.

„Hier niet" zei de ander „maar wel zwerft er in den laatsten tijd veel vreemd, verdacht volk in deze streken. Die konden het u lastig genoeg maken."

„Maar wat drijft hen hierheen? "

„Dat weet ik niet. Wel heb ik mijn eigen gedachte daarovpr, n& nt ik heb in mijn leren al ïooyeel - bijgewoond. Het «ou mii niet verwonderen als bier volk van graaf Tilly rondzwierf, en zeker niet met goede bedoelingen, "

„Graaf Tilly!" riep jonker Otto, meer ontsteld dan hij wilde laten merken. Hij had dien naam in de laatste dagen al zoo vaak gehoord.

„Ja, de veldheer van Beieren", sprak de oude. „Wij hooren hier veel wat anderen niet weten. Zoo ook dat de graaf zijn troepen met de keizerlijke wil vereenigen en dan Bohemen binnenrukken. Maar van die geruchten weet gij misschkn meer dan ik."

Weer bleef Otto het rechtstreeksch antwoord schuldig. Hij kon trouwens moeilijk zeggen wat hij wist, wegens lijn betrekking aan het hof. Hij haalde dus de schouders op en zei alleen:

„Voor ons beiden hoop ik, vriend, dat gij a vergist."

„Ik evenroo" zei de houthakker, „maar laat mij u dit nog zeggen: voor een goede zaak zijt gij hier gekomen en toch zou het kannen gebeuren dat die niet zegepraalde. Dat heb ik hier in 't latid al meer aanschouwd, en dan steeds bedacht dat wij, zegt de Schrift, door vele verdrukkingen moeten ingaan in het koninklijk Gods. Daarbij mochten sommigen onder ons wel bedenken dat het noodig is hun goede belijdenis niet slechts met woorden maar ook met daden te betuigen. Nu echter wordt het tijd van scheiden. God zij met uen met omen koning!"

Hartelijk nam Otto afscheid van den ouden houthakker, en richtte zijn schreden weer stadwaarts. Het kostte hem eenige moeite in den schemering dea naasten weg te vinden. Toch bereikte hij zonder ongeval rijn doel, het koninklijk paleis.

Nauwlijks echter was hij daar gekomen, of hij bespeurde een ongewone bewsging en levendigheid, nog anders dan er gemeenlijk heerschte. Naiar hij vernam, had de koning gewichtige brie-i'en ontvangen en verleende de vorst op het oogenblik gehoor aan een tweetal boodschappers, die waarschijnlijk bericht brachten omtrent hetgaen er gaande was te Weenen en in Beieren. Hoe zeer dit Otto's nieuwsgierigheid ook opwekte, toch verblijdde hij zich, dat nu zijn tegenwoordigheid bij koning Fredetik niet dadelijk noodig was, en hij rustug op zijn kamer een brief aan oom Koenraad schrijven kon.

Doch het ; : ou anders loopen.

Want juist toen hij zijn mantel had afgelegd, kwam een bediende, die hem een brief bracht. 't Was een schrijven van oom Koenraad; die hem dus was vóór geweest.

De blief, schoon kort, en blijkbaar in haast geschreven, was toch gewichtiger misschien, dan Otto er ooit een had ontvangen.

De tijdsomstandigheden zoo schreef oom Koenraad, siia ongunstiger dan ooit voor de goede zaak. Hier in Regensburg vreezen wij ook, «X dreigt het gevaar niet ons allereerst. Maar van deze dingen zijt ge zeker even goed of nog beter onderlicht dan ik. Wat ik u vooral wilde meedeelen is, dat uw vader, die meer van nabij weet wat er komende is, het zijn plicht beeft geaciit zijn diensten den keurvorst aan te bieden. Deie, bij u heet hij nu koning Frederik, hetfc die gaarne aangenomen. Uw vader behoort thans tot bet leger, dat bijeengebracht wordt om den troon van den nieuwen koning, zoo noodig met kracht te verdedigen.

Dit alles is zoo spoedig in zijn werk gegaan, dat zelfs versuioid is om zijn brief, die voor u bestemd was, aan den bode naar Praag mee te geven. Toen ik dit hoorde, besloot ik zelf u soodra mogelijk te schrijven. Als uw vader veilig over de grenzen gekomen is, kan hij nu reeds bij het Boheemsche leger zijn. Ik meende, dat het goed was zoo ge dit wist. Meer te schrijven laat de tijd niet toe; ook zult ge van uw vader wel het verdere vernemen.

Een uitroep van verrassing ontsnapte den jongen man bij het lezen van hetgeen zijn oom hem schreef. Zoo was dan zijn vader waarschijnlijk reeds nabij cf in Praag. Hij, Otto, had ook wel hoorsn spreken van bet leger, dat gevormd werd, maar er minder op gelet, wijl zijn betiekking aan het hof hem toch niet toeliet mee in dea strijd te trekkec; misschien niet eens als de koning zelf wel ging. Thans echter was in eens ^ijn belangstelling opgewekt. Hij moest er meer van weten. Hij wilde zich daartoe wenden tot een paar cf& cieren, die hij kende, doch nog eer hij deze kon opzoeken, kwam men hem zeggen, dat - koning Frederik hem verwachtte,

Oito haastte zich naar de vertrekken van den koning, die met groote stappen de kamer op en neer liep, en zeer onrustig scheen te zijn. Zoodra hij Otto zag liep hij op hem toe, en sprak driftig:

„Hebt ge het groote nieuws al gehoord? De keizerlijken zijn in Bshemen gevallen, en trekken waarschijnlijk op naar Praag. Ze worden geholpen door de Beiersche troepen onder graaf Tiliy".

„Een kwade kans voor ons, " kon Otto niet laten op te metken.

„Dat is zo3, maar öok wij staan er niet zoo kwaad bij. Ik weet nog wel niet wat de voisten doen zullen, maar hoop in elk geval ook niet alken te staan".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's