GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bruitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bruitenland

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. De Berlijners en de Keuleuaars,

In dezen tijd, uu zoovelen van de Kerk des Heeren afvallen en waarin zoo menigeen ten opzichte van God en zijn dienst zich onverschillig betoont, zün er twee verschijnselen in Duitschland op te merken, die uit het volk zelf zijn voortgekomen, en welke de voorboden schijnen te zijn van een nieuwe lente op het terrein der religie. Het eerste vindt men in de Evangelische kerk: het is de Gemainschaftsbeweging, welke een democratisch karakter vertoont en steeds minder als een gevaar voor de kerk en altijd meer als een verblijdend levensteeken door velen beschouwd wordt. Het tweede wordt gevormd door het ontstaan van Christelijke werkliedenvereenigingen. „Van arbeiders — voor arbeiders", zijn zij een protest dat uit de Christelijke werkliedenwereld geboren werd tegen de schijnbaar neutrale, maar inderdaad antireligieuse sociaal-democratisiche arbeiders-beweging. Evangelische en Roomsche werklieden zijn zich gaan veieenigen, en men heeft eene organisatie gevormd, in wier midden een strijd is ontbrand, waarvan wij het een en ander willen mededeelen.

In het midden van 1890 is men de Christelijke werkliedenvereenigingen in Duischland gaan vormen. Zij hadden van meet af een zwaren strijd. De sociaal-democraten noemden haar „arbeidersverbrokkelaars", en ook de werkgevers zagen haar niet met vriendelijke oogen aan. Zij kwamen toch voor het belang vanden werkman op, en dikwijls op een scherpe manier, al kan men de leden niet beschuldigen van „vaderlandloosheid" of als mannen die den klassenstrijd voeren, en al vonden zij bij de burgerij steeds meer steun en al rekende de regeering altijd meer met hen. Maar meer nog werd de ontwikkeling van de Christelijke werkliedenvereenigingen die uit Evangelischen of Lutherschen en Roomschen bestaan, door kerkelijke kringen met wantrouwen gadegeslagen. Door de sociaal-democraten werden zij, al waren het gemengde vereenigingen, als Roomsche vereenigingen bestreden. Dit lag voor de hand. Zij wa, ren ontstaan in het groote Roomsche industriegebied van Rijnland en kregen hun leiders uit het Centrum, voor welke zij weldra plaatsen in den Rijksdag en in de Kamer van afgevaardigden wisten te veroveren. In Evangeische kringen was men, omdat de leiding in Roomsche handen was, tegenover die Chr. arbeidersvereenigingen zeer gereserveerd. Hieriki is door de kerkelijk-sociale conferentie verbetering gebracht: maar het wantrouwen is nog niet in alle Evangelische kringen geweken.

Maar ook in Roomsche kringen heeft men bedenkingen tegen het saamwerken van Roomschen en Evangelischen in één verband. En daaruit is een strijd ontstaan tusschen de Berlijnsche en de Keulsche, of de nationaal-Duitsche. en de Ultramontaansche richting. Van Roomsche zijde vreest men, dat door het samenwerken van Roomsche en Evangelische arbeiders, de Roomschen zullen gaan denken, dat de Evangelische belijdenis evenveel r«cht van bestaan heeft als de Room* sche leer. De Christelijke werkliedenvereenigingen wijzen er daartegenover op, dat zij zich onthouden van alles, wat dienen kan tot bevordering van den Christelijken zin en tot vorming van bet Christelijk karakter; voor dat doel verwijzen zij hunne leden naar Roomsche en Evangelische werklieden-vereenigingen, die de stichting harer leden tot doel hebben. Eene poging door Lic. Mumm in het werk gesteld, om het Christelijk karakter van de sociale werklieden-vereenigingen in stellingen, die een interconfessioneel religieus - ethisch karakter hebben, uit te drukken, is door de leiders weerstaan. Men wilde zelfs niet den schijn hebben, alsof men religieuse vraagstukken opwerken of oplossen wilde. Men verlangde niet anders te bestaan als de andere maatschappelijke vereenigingen van patroons, ondernemers enz., die ook uit aanhangers van verschillende kerken bestaan. Maar of men de bezorgdheid van Roomsche ijveraars geheel zal kunnen wegnemen, is voor ons de vraag. Immers deinterconfessioneele - Christelijke werklieden-vereenigingen zijn ontstaan uit de tegenstelling met de atheïstische sociaal-democratie. En al halen hare leden hun godsdienstig voedsel uit streng confessioneele werklieden vereenigingen, zij komen toch te zamen als Christenen en zij achten elkander ook als zoodanig.

De heer Behrens, lid van den Rijksdag, sprak zich volgenderwijze uit: „Onze Christelijke werkliedenvereenigingen hebben hare praktijk zoo ingericht, dat zij de zedelijk-religieuse overtuiging harer leden, zoowel der Katholieken als der Evangelischen, op geenerlei wijze krenken. Godsdienstige en confessioneeie aangelegenheden mogen nooit een onderwerp van beraadslaging uitmaken, en daarover mogen geen besluiten genomen worden. Hst spreekt van zelf, dat de leden elkanders godsdienstige overtuiging eerbiedigen. Natuurlijk volgt hieruit in het private leven, dat ieder lid «ich onthoudt van beleedigende woorden en uitdrukkingen over datgene, wat den kameraden van de vereeniging heilig en dierbaar is". Men kan wel begrijpen dat dergelijke uitlatingen bij ijverig Roomschgezinden de gedachte opwekten, dat bij de leden der Christelijke „Gewerkschaiten" deleer dat hunne kerk de „alleenzaligmakende" is, verzwakt wordt.

Daarbij komt nog iets anders. In een vereeniging waarin ook Evangelische leden zijn, kan de leiding niet uitgaan van Roomsche geestelijken. Zuiver Roomsche werkliedenvereenigingen hebben dan ook steeds geestelijken tot adviseurs. En dit is volgens het Roomsche stelsel, hetwelk medebrengt, dat de hiërarchie haar autoriteit laat gelden op elk terrein des levens. Daarom is het niet te verwonderen, dat tegelijk met het opbloeien van de Christelijke werkliedenvereenigingen, de z, g. „Katholieke vakvereeuigingen" tot. ontwikkeling kwamen. Zoo ontstonden in het Roomsche Duitschland twee groote groepen van arbeidersvereenigingen. De eerste uit Zuid-, West-en Oost-Duitschland met 315.000 leden, die geen vakvereeuigingen vormen, maar hun mannen deel laten uitmaken van de Christelijke werkliedenvereenigingen, waarvan de zetel in Keulen is. De andere groep wordt gevormd door een bond van Roomsche arbeidersvereenigingen, die zijn zetel heeft in Berlijn en 120—130.000 leden telt. Voor de eerste groep ijvert vooral de aartsbisschop van Keulen en zijn geestelijkheid; voor de tweede groep is de Vorstbisschop Kopp de leider. De groepen worden met den naam van „Keulenaars" en „Berlijners" aangeduid. De paus heeft zich, zonder de Keulenaars te veroordeelen, ten gunste van de Berlijners uitgesproken.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's

Bruitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's