GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de ure des gebeds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de ure des gebeds

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 25 October 1912.

In de ure des gebeds, die j.l. Vrijdag voor de Vrije Universiteit gehouden werd, ontleende Ds. W. H. Gispen Jr. zijn toeleidend woord tot het gebed aan I Cor, 2 : loa en 11, „Want de Geest Gods onderzoekt a!le dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de menschen weet hetgeen des menschen is, dan de geest des menschen, die in hem is? Akoo weet ook niemand hetgeen Gods is, dan de Geest Gods."

Bij de verklaring van dit Apostolisch woord wees Ds. Gispen in de eerste plaats op de bijzondere werkzaamheid van den Heiligen Geest, die alle dingen, ook de diepten Gods, onderzoekt en alleen weet hetgeen Godes is. Vervolgens toonde hij aan, hoe de menschelijke geest daarom b^ het onderzoeken van de werken en het wezen Gods van den Geest Gods diep afhankelijk is. En In de derde plaats wees hij op den zegen, dien de Geest van God werkt en kan werken door de Christelijke wetenschap, die zich aan de leiding van dien Geest Gods onderwerpt. Door dit Apostolisch woord werd gerechtvaardigd, dat de voorstanders der Vrije Universiteit in deze ure bijeen kwamen om bijzonder de leiding van den Heiligen Geest bq den wetenschap-j peli^ken arbeid onzer Hoogeschool in te roepen. Daarna ging Ds. Gispen over tot een hartel^k gebed voor de Vri^e Universiteit, waarin om die leiding des Heiligen Geestes b^ haar arbeid gevraagd en Gods zegen over haar Directeuren, Curatoren, Hoogleeraren en studenten afgesmeekt werd.

Kon de opkomst bij dezen bidstond talrijker geweest zijn, daarentegen liet b^ de overdracht van het Rectoraat, die Maandag 21 October plaats vond, de belangstelling niets te wenschen over. Niet alleen dat de ruime zaal van den Werkenden Stand geheel gevuld was, maar ook de galerij was voor een goed deel bezet.

De aftredende Rector, Prof. Dr. R, H. Woltjsr, hield bij de overdracht van het Rectoraat een rede over de beteekenis van het oosten voor de klassieke oudheid. Aan het persverslag ontleenen we de volgende korte resumtie van deze interessante rede:

Spreker begiet lijn rede met er op te wij sen, dat de taak die elders gedeeld pleegt te worden of bij verschillende gelegenheden wordt verricht, door den rector der Vrije Universiteit inééazelfdeure moet vervuld worden: alshoog-[laeraar heeft hij uit de schatten der wetenschap iets van datgene te vectoonen, dat ook buiten den engen kring der vakgenooten belangstelling wekken kan, als rector wordt hij geroepen, een getrouw overzicht te geven van da lotgevallen der Hoogeschool. Ofschoon een dergelijke combinatie op den duur niet gewenscht schiJKt, wil hij trachten deze tweeledige taak zoo goed mogelijk te vervullen, en wijst daarom allereerst met een enkel woord op een der belangrijkste problemen der klassieke philologie van onzen tijd: de beteekenis van het Oosten voor de klas sieke oudheid.

Een van de belangrijkste kenmerken det moderne wetenschap is het verdwijnen van de scherpe afscheidingen tusschen hare deelen. Moge hierin ook een verzwaring van arbeid gelegen zijn, aan den anderen kant is het wetenschappelijk inzicht daardoor niet weinig vermeerderd. Van dit gezichtspunt uit nu moet ook het zooeven gestelde probleem beschouwd worden: ook hier hebben kunstmatige scheidsmuren langen tijd den blik belemmerd eene organische behandeling der oude histor onmogelijk gemaakt; ook hier heeft herboren his torische zin, gepaard met een verbeterde meth en gevoed door eene ongekende vermeerdering het historisch materiaal, de staketsels weggenom en een samenhang doen zien, waarvoor een vroe gestae hi geen oog hebben kon.

Een en ander wordt door Spr. dan nader uiteengezet; hij schetst allereerst de historie van het probleem, bij de oude Grieken, in den Hellenist ischen tijd, bij de JoodscheApologetiek en de oud-Chtistelijke literatuur, in de Roomsche theologie, in de latere Romantiek en eindelijk bij het rationalisme der vorige eeuw. Verder vestigt Spr. er de aandacht op, hoe ook hier de ontdekkingen in Assyrië en Bibylon, in Egypte, op Kreta en het Gtieksche continent een algeheelen ommekeer van zienswijze bewerkt en de principieele isoleering der Helleensche kultunr, die nog CARL OTTFRIED MULLER meende te kunnen doorvoeren, eens voor goed onmogelijk hebben gemaakt. Spr. wijst op de gevolgen, die deze verandering gehad heeft voor de opvatting van de Grieksche historie, en zet ten slotte uiteen, hoe van Gereformeerd standpunt deze dingen zijn te beschouwen.

Hierna gaf Prof. Woltjer een overzicht van de lotgevallen der Vrije Universiteit over het afgeloopen Akademiejaar. De plannen tot stichting van een nieuw gebouw waren nog niet tot rgpheid gekomen; wel was er over gedacht Felix Meritis aan te koopen, maar behalve dat de gevraagde koopsom te hoog scheen, bleek het gebouw zelf ook minder geschikt. Het propaedeutisch examen voor de studenten in de Rechten was afgeschaft ten einde aan de bezwaren van sommigen tegemoet te komen, en de splitsing van het candi* daatsexamen in de Theologie in twee gedeelten was opgeheven. Met ingenomenheid werd voorts gewag gemaakt van de benoeming van Dr. P. A. £. Sillevis Smitt en Dr. F, W, Grosheide tot hoogleeraar in de Theologie, aan welke beide heeren een hartelijk welkom werd toegeroepen. Was de Theologische Faculteit daardoor belangrijk versterkt geworden, de spreker wees er op, hoe noodig uitbreiding van het getal der hoogkeraren ook aan de andere Faculteiten was en hoe met de stichting eener Faculteit van de Natuur-en Wiskunde nog een begin moest gemaakt worden. Niet geldgebrek, maar alleen het gemis aan geschikte personen was oorzaak, dat geen benoemingen voor de andere Faculteiten waren gedaan. Oorzaak van dank was, dat geen der Directeuren, Curatoren, Hoogleeraren of studenten door den dood ons ontnomen werd. Een woord van waardeering werd gewqd aan de nagedachtenis van den „rondborstigen edelman" S, Baron van Heemstra, den oud-Directeur onzer Hoogeschool, die jarenlang met zooveel liefde de Vrije Universiteit heeft gediend. In het college van Directeuren werd de plaats van den heer Krap ingenomen door den heer T. van Eeghen; de bestaande vacature in het college van curatoren bleef nog onvervuld. Het aantal studenten, dat zich recenseeren liet, bedroeg 141; gedurende den loop van het Academisch jaar werden ingeschreven 30 nieuwe studenten, waarvan 15 voor de Theologie, 8 voor de Rechten, 4 voor de Letteren en 3 voor de Medicijnen, zoodat het totaal aantal studenten bedraagt 171, Ten slotte droeg de spreker met een hartelijke bede voor den bloei der Hoogeschool in dit nieuwe jaar het Rectoraat over aan Prof. Mr. A. Anema.

Over de beteekenis dezer rectorale oratie kan eerst geoordeeld worden, nadat ze in druk zil verschenen zijn, en onze recensent Prof. Geesink zal in zgn boekentafel haar dan wel uitvoeriger behandelen. Thans zij alleen opgemerkt, dat ze van haar voorgangsters zich onderscheidde door hare beknoptheid. Hierin ligt ongetwijfeld een verdienste, want een wetenschappelijke rede, die twee uur duurt, stelt het geduld der hoorders wel wat op te zware proef. Maar hoezeer we deze zelfbeperking van den scheidenden Rector op prgs stellen, was het toch wellicht daaraan te w^ten, dat het eerste gedeelte van zijn rede, waarin hij een keurig, welgedocumenteerd en glashelder s h h verzicht gaf van de historie van dit pro-j v bleem, meer tot zijn recht kwam dan het| a lotgedeelte, waarin piteengezet werd welke ntmopvba evolgen deze veranderde beschouwing voor de opvatting der Grieksche historie heeften hoe van Gereformeerd standpunt uit over deze dingen is te oordeelen. Bij een Hoogeschool, die in onderscheiding van de andere Universiteiten een beslist Gereformeerd standpunt inneemt, komt het vooral op het laatste aan, en we hopen daarom, dat bij z de uitgave dezir rede blijken zal, dat wat g de spreker om des tijds wille in zeer beknopten vorm bood, nog iets breeder zal zijn uitgewerkt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's

In de ure des gebeds

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's