GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De eerste der beide inaugureele

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eerste der beide inaugureele

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amst*rdatH, 13 December 1912.

De eerste der beide inaugureele oraties, t die het begin van December ons bieden zou, werd Vri^'dag 6 December gehouden in het Gebouw van den Werkenden Stand voor een talr^k publiek van belangstellende hoorders. Dr. P. A. E. Sillevis Smitt, die èn naar anciënniteit èa naar rangorde van benoeming, het eerst aan de beurt was, aanvaardde z^n ambt met een rede over de beteekenis van het Gereformeerd beginsel voor de Ambtelijke Theologie, waarvan de pers het volgende verslag bevatte:

Spr. ving zijn rede aan met er op tt w^zcn, dat aan do Ambtel^ka Theologie met de Dogmatiek van meerdere zijden het lot ten deel gevallen is, om te worden geplaatst buiten den kring der wetenschap, die van allrn metaphysischen grondslag moest worden losgemaakt. Daardoor wordt aan de Theologie niet alleen het /hart uitgesneden, maar ook de hand afgehouwen. Indien de Theologie niet meer leeft uit haar eigen principium, de bijzondere openbaring Gods, is zij in dubbelen zin ten doode opgeschreven. Ze moet haar plaats als zelfstandige wetenschap verliezen, maar bovendien wordt ook het contract met het leven der kerk verbroken. Deze beide levensvoorwaaden voor de Theologie, haar innerlijke ongeschondenheid en haar bruikbaarheid voor het leven, hangen samen met het principieele standpunt onzer Hoogeschool. Daarom is als onderwerp der rede genomen: Dx BETKEKENIS VAM HET OERKrORUEBRDE BKGIN8SI. TOOB DE AkIBTELIJKE THEOLOGIE.

Vooraf moet de aandacht gevraagd voor de beteekenis ten aanzien van dit deel der Theo logie van een principieel uitgangspunt als zoodanig. Het kan niet verwonderen, dat er met „Voraussetzungslosigkeit" bij de Amb telijke Theologie niet veel uit te richten viel, wijl zij onmiddellijk betreft de levensfnnctiöo der Kerk, en bij het contract met de Kerk de belijdenisvraag niet is te ontgaaii. Vandaar dat de zgn. „Pracdsche Theologie" slechts d^ir bloeide, waar de drijfkracht uit het leven der Kerk kwam en dat ze arm bleef bij de moderne Theologie. Van die zijde heeft men langs twee wegen verbetering willen brengen. Langs den religionsgeschichtlichen, waarin men de bovengenoemde scheiding voorstaat tusschen Wetenschap en Kerk, Universiteit en Ssminarie, hoofd en hart. Doch "dit dualisme bevredigt velen niet. Vandaar dat men een anderen weg zoekt in de verheffing der „Practische" Theologie wederom tot haar volle eere van wetenschap, met de taak, om de wetenschappelijke resultaten, uit theoretischen drang naar waarheidzoeken geboren, vruchtbaar en bruikbaar te maken voor het leven der Kerk met haar practisch-religieujö behoeften. Zoo echter wordt de Kerk (een „werdende" Kirche) niet anders dan het schip, dat wordt heen en weder geslingerd met de deinende golven eener Theologie, niet die de waarheid heeft, maar die haar zoekt.

Ook waar de Ambtelijke Theologie haar positie neemt in de geopenbuurde waarheid, is echter het uitgangspunt nog niet gelijk. Met name gaan het Roomsch-Katholieke en het Protestantsche beginsel te zeer uiteen, vooral in de Ambtsleer, dan dat aan een gemeenschappelijke Ambtelijke Theologie zou te denken zijn. Zoo iets is wel van onderscheidene zijdes beproefd ten aanzien van de verschillen op protestantschen bodem. Bepaaldelijk heeft men een universalistisch standpunt aanbevolen, waarbij de scheidslijn tusschen Lutherschen en Gereformeerden werd uhgewischt. Voor het meerendeel wordt echter gevoeld door oudere en jongere Theologen, dat de Ambtelijke Theologie den confessioneelen stempel niet kon missen, en de meest principieele fguren zagen de meeste kracht van hun werk uitgaan. Het wordt toegestemd, dat de machtige stoot tot beoefening dezer vakken in wetenschappelijken zin is uitgegaan van de Gereformeerden, seden Hjperias. Doch terwijl in Duitschland, vooral sedert Schleiermacher, de „Praktische" Theologie yverig werd beoefend, werd dit deel der Theologie niet verder opgebouwd uit de gereformeerde beginselen. Daarom moet de draad we(r worden opgenomen, waar die werd losgelaten, en op het fundament der Calvinistische Reformatie, bij het licht, dat later ontstoken is, naar deo eisch der tijden, het gebouw worden opge trokken.

De invloed, die bij de beoefening der Ambtelijke Tneologie uitgaat van het gereformeerdtbeginsel, wordt nu nader uiteengezet. Allereerst in de algeheele gebondenheid aan de H. Schrift. Deze afhankelijkheid van de H. Schrift draagt niet alleen tegenover Rome, maar zelfs tegenover de Lutherschen, een specifiek gereformeerd karakter. Hiermede hangt salm de physiologische methode van Nitiach e.a., waarbij men van de Schrift overgaat op de kerk, en aan de kerk, te weten hi haar levensfunctien, het object dezer vakken ontleent. Hier ligt dan ook de fout van Schleiermacher.

In aansluiting aan deze gebondenheid aan de Schrift, wordt beleden de goddelijke oorsprong van het Ambt. Van dit gezichtspunt uit beheerschen drie factoren de Ambteitiks Theologie: het s u p r a n a t u r e e 1 e, het Christocratische en het ecclesiologische, welke alle drie bij de beschoawing van het Ambt tot recht moeten komen. In verband met de relatie van het Ambt tot Chris tus, waardoor de werkbg een organische is, wordt bestreden de opvatting van A. Harnack en R. Sohm. Maar ook bij de bepaling van de relatie tot de gemeente heeft het gereformeerde beginsel itijn beteekenis. Het geeft n.l. helderheid in de beschouwing zoowel van het algemeen priescerschap der geloovigen als van de ecclesia invisibilis en visibi lis. Ia de eerste plaats is er geen dualisme tusschen onzichtbare en zichtbare kerk, maar IS Christus te houden voor het Hoofd ook der zichtbare kerk.En hierin ligt het geheim van den organischen en mysdeken band tusschen Christus en zijn ambtsdrzjgers. Voorts wordt naar dit beginsel de volheid van de ambten van Christus dieper gevat en het Leer-ambt niet als het éénige beschouwd, zoodat het ambt tot veel rijker ontwikkeling kon komen. Door die deeliog der ambten ziet de Diaconiologische Theologie vanzelf de velden van haai arbeid zich aangewezen. Vervolgens komt het priesterschap der geloovigen, als ambt, eerst tot zijn volle recht, door da gereformeerde onderscheiding tusschen het organische eninstitutaire leven der kerk. De geloovigen zijn niet alleen object, 'maar ook object van handelen, zoowel in het binnen-als buiten-keikelijke leven. De beteekenis van dit beginsel wordt aangeduid o. a. met opzicht tot de Evangelisatie en de zending. Evenwel grijpt dit beginsel in, niet slechts ten aanzien van den principieelen onderbouw, maar ook ten aanzien van de wetenschappelijke theorie van de praxis van het Ambt, die de rechte uitoefening beoogt. Met het oog hierop wordt nog gewezen op den invloed, die uitgaat van de rechte beschouwing der verhouding tusschen natuur en genade, en op de beteekenis der beginselen van de souvereiniteit Gods en van de verheerlijking Gods.

Met toespraken tot de Directeuren der Ver* eeniging, tot de curatoren en de Hoogleeraren der Universiteit, tot de Deputaten der Gen. Synode voor het verband tusschen de Geref. Kerken en de Theol. Faculteit, en tot de stu* denten, werd deze rede besloten.

Deze rade, die ratt bekwamM spoed in het licht vcrscheto en thans reeds voor lader verkrl|gbaar ia, heeft de goede ver­ w wachting, die aangaande dezen nieuwen hoogleeraar gekoesterd werd, zeker niet h beschaamd. In soberen stijl opgetrokken, zonder oratorisch sierwerk — alleen in het k slotwoord tot de studenten bleek het: pectus s est quod disertum facit — gaf deze oratie d bl^k, dat de nieuwe hoogleeraar uitnemend s georiënteerd was op het terrein van de wetenschap, die hem toebetrouwd was, en dat hij met meesterlijke hand wist te teeken en het verschil tusschen de geestesrichtingen, die hier den toon aangeven. Zal reeds daarom deze rede op iederen deskiindige een goeden indruk maken, voor ons schuilt de hoofdverdienste dezer oratie toch hierin, dat Dr» Sillevis Smitt zoo duidelijk deed uitkomen, wat de beteekenis is van het Gereformeerd beginsel, waarvan onze Vrije Universiteit uitgaat, voor de beoefening dezer vakken. Hierin nu lag een ongemeen gelukkige greep. Gewoonlijk voert een hoogleeraar, die voor 't eerst optreedt, een oratio pro domo; hij bepleit het hooge belang van de vakken, waarin hijj onderwijs zal geven; ofwel hij deelt iets mede uit den tegenwoordigen stand der wetenschap pelijke onderzoekingen, om daardoor de belangstelling van zgn hoorders te winnen. Or. Sillevis Smitt heeft terecht gevoeld, dat aan een Univerëitelt, die op een dogmatischen grondslag staat, voor alle dingen noodigis, dat klaar en helder worde ingezien, wat uit dien grondslag voortvloeit voor de vakken, die hi^ onderwijzen zal. Met een enkel zeer gelukkig gekozen beeld toont hij aan, waarom de Ambteltjke Theologie evenmin als de Dogmatiek — hij noemt ze de hand en het hart der Theologie — aan een Gereformeerde Universiteit gemist kunnen worden, omdat juist aan zulk een Universiteit het levende contact met de Kerk, waaruit de Theologie opkomt en waarvoor ze haar leerlingen voorbereidt, tot zijn recht moet komen, en omdat dit niet het minst door deze studie van de Ambte-Igke Theologie geschiedt. Maar al weet hij van principieel standpunt uit het wetenschappelijk karakter en de eigenaardige plaats dezer studitfn in het lichaam der Theologie te bepalen, het is hem toch In de eerste plaats te doen, om de fundamenten te leggen en de architectonische Ignen aan te wijzen, waardoor de opbouw dezer' vakken beheerscht moet worden. Hij doet dit antithetisch eerst tegenover de moderne en ethische richting; daarna tegenover de Rocmsche Theologie, en ten slotte tegenover het Luthersche standpunt, om zoo steeds scherper belgnd het specifiek Gereformeerd beginsel te doen uitkomen en tegelijk aan te toonen, waarom alteen van dit Gereformeerde beginsel uit de zuiverste constructie van deze vakken en de rgkste vrucht van hare beoefening voor de Kerk te wachten is. Zoo spreekt uit deze oratie een man. die niet alleen ons Gereformeerd beginsel van harte liefheeft en zich niet schaamt het openl^k te beladen, maar ook een man, die met helder oog doorziet, welke gevolgen uit dat beginsel voortvloeien voor de vakken, die h§ te onderwijzen heeft. Natuurlijk kon dit alles in het korte bestek eener oratie niet anders geschieden dan in den vorm van een schets. De nadere uitwerking moet nog komen. Maar als program van beginselen, waardeeren we deze oratie, waarmee Dr. Sillevis Smit optrad, hoog. Het geeft ons hope, dat hij naar het hier geteekende plan niet alleen z^'n onderwijs zal Inrichten, maar dat we van hem sullen ontvangen een handboek voor de ambtelijke Theologie, dat de roemr^ke traditien van het Gereformeerde voorgeslacht, de tradition van een Hyperius en een Voetius, met eere zal handhaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

De eerste der beide inaugureele

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's