GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zich mengende in de verkiezingen in de Ned. Herv. Kerk, schreef de N. Rott, Crt. de vorige week dit:

Verkiezing te Rotterdam.

Morgen is hier ter stede verkiezing voor 63 leden van bet kiescollege der Ned. Herv. gemeente. De vereenigiog Geloof, Hoop en Liefde, (eth.-orth ) schrijft DU in een brief aan de kiezers, dat zij bij het samenstellen van haar candidatenlijst, evenalivorige jaren er zich terdege rekenschap van heeft gegeven, sdat het voor de gemeente van het grootste gewicht is, dat zij wordt vertegenwoordigd en bestuurd door mannen, Godvruchtig en bekwaam, die voor de Hervormde kerk pal staan en haar met hunne liefde schragen. Het bestuur dezer vereeniging vestigt hierop thans vooral de aandacht, nu de Hervormde kerk, welke immers slechts als Volkskerk de massa omvatten en tot zich trekken t kan, mede door den invloed van het politieke leven, dat helaas zooveler oogen verblindt, lang zaam maar zeker wordt vermomd tot eene Gereformeerde Belijdenis kerk, zooals dr. Kuyper haai destijds heeft gewild.

»In een te 's-Gravenhage verschijnend kerkelijk blad — zoo heet het verder — schreef dr. J. H. Gerretsen, hervormd predikant aldaar, onlangs o. m.: sik verwacht dat onze Kerk als Kerk van de mannen van den Gereformeerden Bond zal blijven voortbestaan. Onze Kerk zal een Gereformeerde belijdeniskerk worden en als een c naast de andere Gereformeerde Kerken a en b voortbestaan. Het ver schil in Kerkopvatting zal tegenover de principiêele leerstellige eenheid verdwijnen. Te gemakkelij ker zal dit kunnen geschieden, omdat in een Kerk, opgetrokken in den stijl van den Gereformeerden Bond de idee van volkskerk, het groote verschilpunt van heden tusschen de afgescheiden ec doleerenden eenerzijds en de Ned. Herv. Kerk anderzijds, toch te loor gaat. Dr. Kuyper, die in 1886 een kerkrechtelijke nederlaag leed, heeft wezenlijk in onze Kerk getriomfeerd. Ook hier-zal, zooals telkens is geschied, een kerkrechtelijke overwinning een wezenl^ke nederlaag blijken te zijn.»

»Hoewel genoemde predikant deze dingen met groot voorbehoud zegt, heeft bet bestuur dezer vereenigiog deze gelegenheid niet willen laten voorbij gaan zonder zijn instemming met die woorden te hebben betuigd. Indien men let op de vorderingen, welke de Gereformeerde (Calvinistische) richting den laatsten tijd maakt, moet men wel tot de overtuiging komen, dat met het bovenstaande niets te veel gezegd is. Of is het niet bedenkelijk, wanneer de gemeente in haar meerderheid partij kiest voor de richting, welke — te oordeelen naar den inhoud van het blad (»Onze Vaans), dat haar hier ter stede vertegenwoordigt — haar heil zoekt o. m. in het bestudeeren en liefkozen der .... Dordtsche leerregels ? (Zouden er voor de Gemeente dan werkelijk geen hoogere dingen te bespreken zijn ? Kan het wel armer ? ) £n is het ook niet bedenkelijk, dat de Gemeente, door zulke vrome overdenkingen van de wijs gebracht, alleen d^o haar vertrouwen nog schenkt, wanneer een aan beveling van een candidatenlijst met Bijbelteksten is opgetuigd ? Zou een gewone zaak — want dat is de verkiezing voor het Kiescollege, al heeft zij verstrekkende gevolgen I — dan niet op gewone, d, i. nuchtere, wijze mogen worden besproken ? Moet in vrome leuzen kracht worden gezocht en moeten deze goedmaken wat mogelijk ontbreken mocht t Dat men toch wijzer werd! De Gemeente zou er wil bij varen en de Hervormde Kerk zou niet gaan gelijken op een Gereformeerde Kerk, als waarin men haar in de dagen der doleantie met geweld heeft willen omzetten en welk streven baar destijds met angst en schrik heeft vervuld.»

Hierop zij gewezen als op een verblijdend teeken, dat, ook naar het oordeel onzer ethischemoderne tegenstanders, de zaak, die ons op '1 harte ligt, steeds veld wint.

Al verstaan we toch zeer wel, dat hetgeen bier wordt meegedeeld, sterk overdreven is, er in dezen stijl met geen ander doel gevat was, dan om geestverwanten tegen ons te prikkelen, ieder voelt toch, dat er een kern van waarheid in ligt, en dit is ons oorzaak van blijdschap.

Steeds wezen we er op, de Gereformeerde Bond, met zijn orgaan in de Waarheidsvriend, was het kleine begin van „groote dingen" die komende zijn.

In de Bazuin schreef Prof. Dr. Bouwman een uitnemend artikel over de pluriformiteit der Kerk, naar aanleiding van bet door Di. Döekes hiertegen aangevoerde in het Gereformeerd Theologisch Jijdsehrift:

In den laatsten tijd zijn nog al eens bezwaren ingebracht tegen de voorstelling van de pluriformiteit der kerk. In aflevering 10 van het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift spreekt Ds. Doekes de vrees uit, dat men ude dusgenoemde pluriformiteit der kerk blijkbaar voor de aloude belijdenis van de eenheid der zichtbare, georganiseerde kerk in de plaats tracht te schuiven«.

Wij moeten eerlijk verklaren, dat wij niet begrijpen wat de schrijver bedoelt, en welker schrijven hij op het oog heeft. Had Ds. Doekes een bepaald feit genoemd, bepaalde citaten uit geschriften aangehaald, dan was misschien zijn redeneering gebleken waar te zijn, maar uu geeft het den schijn alsof hij allen, die van oordeel zijn dat zij met den term pluriformiteit of veelvormigheid der kerk, den feitelijken toestand van het kerkelijke leven in zijne gedeeldheid uitdrukken, aanwrijft dat zij trachten deze leer Voor de leer van de eenheid der kerk naar onze belijdenis in de plaats te schuiven. Het komt ons voor, dat deze beschuldiging beslist onjuist is, en dat hij daarmee een onrechtmatige bescbnldiging uitspreekt.

Wat wil toch de term pluriformiteit zeggen 7 Allereerst wordt er door uitgedrukt het feit, dat de ecne kerk van Christus zich aan ons oog voordoet in onderscheidene formatien. In de oude Kerk en in de Middeleeuwen kon het nog schijnen dat de Kerk hi hare zichtbare gestahé een en onverdeeld .was. De Westersch Ro(»nsche Kerk maakte er aanspraak op dè eenige ware Ii|erk te ^n. Men leefde in die dagen geïsoleerd. Dé bewo­ ners van West-Europa kwamen niet, of bijna niet, in aanraking met de Christenen In het Oosten, en daarom kon de gedachte gekoesterd worden dat de belijdenis van de eene kerk ook precies klopte op de praktijk van het kerkelijke leven, wat den aiterlijken vorm aangaat. Maar men zag voorbij dat ook de Grieksche Kerk een eigen vorm van Kerkelijk leven vertoonde, met een eigen belijdenis naast de Roomsch-Katholieke Kerk. Maar in en na de dagen van de Reformatie in de zestiende eeuw is de kerk zoozeer gesplist in onderscheidene deelen, dat wij niet meer kunnen spreken van eenheid van Kerkvorm; want naast de Roomsche en de Grieksche Kerk ka'amen er onderscheidene Kerken der Reformatie en hoe verder de geschiedenis van Christus Kerk op aarde verloopt, hoe meer Kerken en Kerkjes zich afscheiden en organiseeren. Men mag dit terecht betreuren, het feit bestaat, en is niet te loochenen.

In de tweede plaats wordt er door uitgedrukt dat die afzonderlijke Kerken eigen leven openbaren m de belijdenis, in kerkvorm, in theologie en in de eigenaardige typeeriog der vroomheid. De Reformatoren stelden nu het standpunt waarop zij zich ^zelf gesteld hadden, voor als het absoluut juiste, wijl zij van oordeel waren, dat zij voortzetting waren van de aloude Kerk, dat zij met den terugkeer tot de H. Schrift en tot de leer der - ipostelen de zuivere uitdrukking der waarheid beleden en den schriftmatigen vorm der Kerk vertoonden. Vandaar konden zij de Roomsche Kerk de valsche Kerk noemen, en de secten, die zich vaii hunne Kerken afscheidden, als valsche Kerken betitelen. Evenwel bleven zij volhouden dat in de Roomsche Kerk toch nog iets van de Kerk aanwezig was. Wie Calvijn hierop naleest, kan beide gedachten bij hem vinden. Maar wijl het noodig bleek dat de Kerken der Reformatie hun geloof beleden in een eigen belijdenis en in een eigen kerkinrichting en liturgie hunne gedachten formeerden omtrent den vorm de inrichting, het bestuur en het recht der Kerk, benevens de wijze van dienst, bleek het dat al die Kerken een eigen typeering vertoonden, terwijl zii geloofden en trachten de eenheid met het hoofd Christus te behouden en uit te drukken. Zoodra dus meerdere kerkformatiün optraden, die elk voor zich zelf pretendeerden de ware Kerk te zijn, maar zonder dat zij het aandorsten elkanders doop te verwerpen, en de zaligheid te betwisten aan hen, die van een andere confessie waren, was daarmee feitelijk de plnriformiteit der Kerk gegeven.

Deze veelvormigheid in het kerkelijke leven heeft ongetwijfeld haar schaduwzijde. Het moest zoo zijn, zouden wij zeggen, dat allen, die door het geloof in Christus zijn ingeplant, waar zij ook zijn, van welk volk en in welk land zij zich bevinden, ook een en den zelfden vorm van belijdenis en kerkinrichting bezaten, en allen in ééne kerkformatie leefden, maar de praktijk leert het tegendeel. Behalve dat ook de zonde haar droeve geirolgen in hel leven der kerk laat gevoelen, is ook de menschheid, hoewel één naar afkomst en wezen, geheel verschillend getypeerd naar gelang van de verschillende wereldstreken, van aanleg en geaardheid, en dit verschil openbaart zich niet alleen in het natuurlijke leven, maar ook in het geestelijk-kerkelijk leven. De ontwikkeling en aanleg is een verschillende. Het inzicht ia de Godsopenbaring is niet dezelfde. Vandaar dat het bij de vrijmaking van het leven bij de Reformatie moest komen tot een onderscheiden getypeerd leven in de christelijke kerk. De waarheid Gods IS te veel omvattend en te diep dan dat zij door itUen op dezelfde wijze wordt gezien en beleden. Daarom is het niet ten onrechte gezegd, dat de, worsteling der geesten, de verschillende gevoelens de strijd der meeningen niet alleen vruchtbaar geworden is voor het denkend leven, maar dat ook die worsteling heeft bijgedragen om de waarheid te verstaan van de veelvuldige wijsheid Gods.

De gereformeerden hebben dit ook van den beginne, al was het misschien niet in genoegzame mate, doorzien. Zij erkenden zelfs in den engeren kring van een bepaald kerkelijk leven d: vrijheid der profetie, d. w. z. de macht of de vrijheid om in sommige zaken een gevoelen'te hebben en uit te spreken, dat van anderer gevoelen verschilde, in zaken, waarover de belijdenis zich niet uitsprak, en zij erkenden tevens de tolerantie, als een middel om de eenheid in het kerkelijke leven te bevorderen, doordat men de zwakkeren en dwalenden tegemoet kwam.

Voorts erkenden zij de pluriformiteit in de eenheid, omdat zij de Luthersche kerken als zusterkerken erkenden, en ook op de Synode van Dordrecht afgevaardigden erkende van andere kerken, die op sommige punten van, eigen belijdenis afweken,

Maar is nu de voorstelling van de pluriformiteit in strijd met de leer van de eenheid der kerk, naar onze belijdenis ? In geenen deele. Onze belijdenis spreekt van de kerk naar haar geesteswezen, naar haar geestelijk onzichtbare zijde, zooals zij ook naar haar zichtbare zijde naar buiten te voorschijn treden moet. Die kerk heeft haar eenheid in Christus haar hoofd en openbaart rich over de geheele wereld, »nocbtans te zamen gevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil in een lelfden Geest, door de kracht des geloofs«. Bij de Kerk moet ieder zich voegen, onderhoudende daardoor de eenigheid in de kerk, zich onderwerpende aan haar onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Christus, en dienende de opbouwing der broederen. Eik lichaam dat zich met aan den Woorde Gods onderwerpt, mist het kenmerk der ware kerk.

Hoe kan met die eenheid de leer der pluriformiteit in strijd zijn? Dit zou zoo zijn als wij met Rome het wezen van de kerk stelden in bet zichtbare, in het instituut, maar is niet zoo, waar de kerk haar wezen zoekt, zooals de Gereformeerde kerk doet, in het onzichtbare. Het is «raar , de wijze waarop de eenheid der kerk door velen om allerlei onwettige nietswaardige redenen gekrenkt wordt, is diepzondig, maar dit kan niet gezegd worden van alle kerkvorm. Voorts, al lijden vele kerken aan een vitium originis, indien het, in haar bestaan, haar streven is om naar bet Woord te belijden en te leven, dan kan men zulke kerken toch niet voor een valsche kerk beschouwen. Ook brengt de gedeeldheid der kerken allerlei moeilijkheden met zich in de handhaving van leer entucht, maar als Gods weg, in zijne aanbiddelgke voorzienigheid, zoo is dat wij tengevolge van onze zonde de kerkelijke eenigheid in zoo menig opzicht derven, dan moeten wij met alle liefde, wijsheid en voorzichtigheid tegen die uitwassen ons wapenen.

Al handhaven wij en moeten wij voor ons kerkelijk leven handhaven, dat wij een ware kerk zijn, eene zoo zuiver mogelijke openbaring van dé christelijke kerk, onze Kerk is toch niet al de keik, en wij mogen niet zeggen dat er buiten onze kerk geen zaligheid is.

Moge dit bezadigde en kalme antwoord Ds, Doekes overtuigd hebben, dat hij beter doet met dezen strijd te staken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1913

De Heraut | 4 Pagina's