GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De groote vergadering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De groote vergadering

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 1 Mei 1914.

De groote vergadering, die de Synode der Hervormde Kerk te 's-Gravenhage bijeenriep en die door meer dan tweeduizend ambtsdragers moet zijn bijgewoond, behoort ongetwijfeld tat de meest belangrijke feiten uit het kerkelijk leven van onze dagen. Het is daarom wel te begrijpen, dat de pers, ook al werd ze van deze vergadering geweerd, zich druk met deze vergadering be/Ig heeft gehouden. Niet alleen de kerkelijke, maar ook de politieke Pers, zelfs Roomsche bladen spraken hun oordeel over deze vergadering uit, en zelfs een blad als de Groene Amsterdammer, dat overigens weinig notitie neemt van wat op kerkelijk gebied voorvalt, wijdde aan deze vergadering een gelieel artikel.

Natuurlijk ligt de beteekenis dezer vergadering, waarover thans eerst beter kan geoordeeld worden, nu een resumptie van de gehouden discussie in de Kerkelijke Courant van 24 April verscheen, niet daarin, dat op deze vergadering gewichtige besluiten genomen zijn, die voor de toekomst der Hervormde Kerken beslissend zijn geweest; want besluiten nam de vergadering niet. Ze was zelfs geen «kerkelijke vergadering" in eigenlijken zin, maar diende alleen om gelegenheid te geven aan de verschillende ambtsdragers in de Hervormde Kerk, om van gedachten te wisselen over de brandenfle vraagstukken, die thans de Hervormde Kerk bezig houden. Zelfs is. er na afloop der discussie geen motie voorgesteld of aangenomen, om tot eenige overeenstemming van gevoelens te geraken. Er is alleen gelegenheid gegeven aan de woordvoerders der verschillende richtingen, om him te voren gepubliceerde stellingen nader toe te lichten, en daarop is een discussie gevolgd, waaraan tal van predikanten hebben deelgenomen.

En ook schuilt de beteekenis dezer ver gadering niet daarin, gelijk enkele bladen het hebben voorgesteld, alsof eerst door deze discussie aan het licht is getreden, hoe hopeloos verdeeld de verschillende groepen in de Hervormde Kerk omtrent de meest cardirjale punten van het kerkelijk leven zijn. Ook zonder 'deze vergadering was dit feit bekend genoeg, en ieder, die op de hoogte is van wat in den boezem dezer volkskerk omgaat, weet ook, dat de Hervormde Kerk een huis is, dat tegen zichzelf is verdeeld. Dit feit mag door de tegenstelling der meeningen op deze vergadering in meer tastbaren vorm aan den dag zijn gekomen en voor de buitenstaanders daardoor scherper belicht zijn geworden de diagnose van deze kwaal behoefde waarlijk niet naar aanleiding van deze vergadering gesteld te worden. Zelfs was het ietwat zonderling, dat de voorzitter der vergadering de samenkomst opende met het voor lezen van het hoogepriesterlijk gebed, alsof de bede dat allen die in Christus gelooven, één zullen zijn, niet vloekt met het beeld dat de Hervormde Kerk oplevert.

Maar wel schuilt, naar het ons voorkomt, de groote beteekenis dezer Haagsche samen komst in twee dingen.

Vooreerst hierin, dat uit deze vergadering in zoo sterke mate bleek, hoe de belijdenisquaestie weer met alle kracht op den voorgrond treedt. Het mag na de Doleantie een tijdlang geschenen hebben, alsof door uitbanning en uitdrijving van de meest besliste Calvinistische elementen de belijdenisquaestie nu voor goed gedood en begraven was, maar nauwelijks een kwart eeuw later staat ze uit haar graf weer op beheerscht ze weer heel den kerkelijken toestand en is ze opnieuw het middelpunt van aller gedachten geworden. Wat aan deze vergadering, door de Hervormde Synode saamgeroepen, zulk een aantrekkingskracht schonk, dat meer dan tweeduizend ambtsdragers uit alle deelen van het land naar 's Gravenhage stoomden en deze vergadering tot een unicum in het kerkelijk leven maakte, was, dat op het program de belijdenisquaestie de eerste plaats innam. Zoodra de belijdenisquaestie afgehandeld was, slonk het gehoor en was er nauwelijks belangstelling meer.

Dat feit nu geeft ongetwijfeld hoop voor de toekomst. Van een Kerk, waar men voor de belijdenis-quaestie niets meer voelt, maar de geest van tolerantie alle dogmatische geschillen wegdoezelt, waar het volk is ingeslapen en een stilte heerscht als op een kerkhof, is weinig meer te wachten. Maar een kerk, waar de belijdenis-quaestie zoo de harten nog in beroering kan brengen, is nog niet »levende gestorven*. Reeds in zooverre is deze vergadering een moedgevend teeken, maar nog meer omdat de reorganisatiequaestie, al ' kwam ze nu en dan nog even om den hoek gluren, ditmaal toch niet door de Gereformeerde broederen tot inzet van den strijd gemaakt werd. Naar het ons voorkomt, is het altoos een fout ge-' weest van de Confessioneelen, dat door hen de strijd geconcentreerd werd op de reorganisatie. De reorganisatie is geen leuze, die het hart van het Gereformeerde volk ooit verarm kan maken; bovendien kan ook een moderne en ethische zeer goed voor een reorganisatie der Kerk wezen, zonder daarom iets te voelen voor het Gereformeerde ideaal yan een presbyteriaal geregeerde Kerk. En zuivere partij indeeling geeft deze leuze dus niet. Daarom verblijden we er ons in, dat de belijdenisquaestie, die op den achtergrond was geschoven, nu weer in het middelpunt van den kerkelijken strijd is komen te staan. Daardoor draagt deze strijd een veel hooger karakter; komt er weer bezieling en gloed onder het Gereformeerde volk en wordt ook de scheidslijn weer zuiverder getrokken tusschen wat principieel niet bij elkaar hoort.

En niet minder zijn we in de tweede plaats dankbaar voor deze vergadering, omdat daardoor aan onze Gereformeerde broeders in de Hervormde Kerk de gelegenheid is geschonken, zo#" kloek en beslist getuigenis af te leggen van hun geloof. Het verschil, dat anders nog wel eens tusschen de Confessioneelen en de voorstanders van den Gereformeerden Bond tot haken en oogen aanleiding geeft, viel hier weg. Saam staande tegenover de modernenen ethischen, werd de diepere eenheid van begin.sel weer gevoeld, en zoowel Ds. Eringa als Ds. van Grieken hebben in de toelichting hunner stellingen met bezieling en heiligen gloed getuigd voor de noodzakelijkheid, dat de Kerk haar geloof in Christus zal belijden en deze belijdenis ook zal handhaven tegenover het ongeloof. Ook de andere predikanten, die op de vergadering aan de zijde dezer woordvoerders stonden, hebben hun beginsel kloek beleden en met kracht gehandhaafd. Het lijdt dan ook geen twijfel, dat niet de moderne groep, die, onder de schoonschijnende leuze, dat het geloof een zaak is van ieders hart, maar niet van de Kerk als geheel, en daarom feitelijk de Kerk aan persoonlijke willekeur wilden prijs geven; en dat evenmin de ethische groep, die, halfslachtig als ze altoos is, even bevreesd was de Kerk te doen springen door de belijdenis beslister te handhaven, als de Kerk haar Christelijk karakter te ontnemen, door elke belijdenis af te schaffen en die daarom voor behoud van de bestaande formule pleitte; maar de Gereformeerde groep, die kloek en rond voor het belijdend karakter der Kerk uitkwam, de zedelijke overwinning heeft behaald. Zoo machtig was de indruk van het door hen gesprokene, dat zelfs moderne predikanten getuigen kwamen, dat ze thans hadden ingezien, hoe onwaar hun positie in de Hervormde Kerk was, en openlijk uitspraken, dat ze, wilden ze eerlijk wezen, de Hervormde Kerk hadden te verlaten.

Welke gevolgen deze vergadering voor de Hervormde Kerk hebben zal, is niet te voorspellen. Maar het teekent toch, dat de altoos zoo voorzichtige Mr. J. J. Schokking in de Gereformeerde Kerk deze ernstige waarschuwing aan de Synode doethooren:

»Het op deze vergadering gesprokene is gehoord, gehoord ook door de leden van de Synode en aan het diepgaande verschil, thans in een kerkelijke vergadering openbaar geworden, zal moeilijk kunnen worden voorbijgegaan.

Indien dit toch gebeurt, dan zal het, naar wij vreezen, vroeger of later noodwending tot ontbinding leiden. Maar het kan ook wezen, dat thans de noodzakelijkheid is gevoeld voor de roeping om het niet slechts uit te spreken, maar ook toe te zien, dat de Kerk als Christelijke Kerk den Naam des Heeren belijde."

Het laatste hopen ook wij van harte.

Niets zou ons liever zijn, dan wanneer de Hervormde Kerk weer deze heilige roeping besefte en in daden omzette. Maar indien de S)"node naar deze roepstem niet luistert en feitelijk de leervrijheid blijft handhaven, dan verblijdt het ons, dat ook een man als Mr. Schokking het toch uitspreekt, dat noodwendig de ontbinding der Kerk zal moeten volgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

De groote vergadering

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's