GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Pastor Convent te Wesel. Lang over het

In Nederland heeft men, voordat het in 1886 bij vele Kerken tot een beginsel van reformatie kwam, naarstig onderzocht naar de beginselen volgens welke de kerk des Heeren behoort bestuurd te worden. Vandaar dat toen de gebeurtenissen plaats hadden, die tot vrijmaking van vele kerken leidden, er goede leiding gegeven kon worden aan de beweging die zich over een groot deel van ons Vaderland uitbreidde.

Iets dergelijks vindt men tegenwoordig ook in Duitschland. De toestanden in de landskerken worden van dien aard, dat schier niemand daarmede vrede heeft. De modernen en menisten toornen tegen het Kerkbestuur wanneer dit dezulken uit den kerkedienst verwij­ dert, die driest belijdenis doen van hun ongeloof. De belijders des Heeren zijn over het algemeen van oordeel, dat de kerkbesturen veel te slap zijn in het handhaven der tucht over leeraren der kerk, zoodat zij genoodzaakt zijn „Gemeinschaften" te stichten, waardoor zij buiten de landskerk de bediening van Woord en Sacrament zoeken, waarop zij recht hebben, of op andere manier trachten in hun godsdienstige behoeften te voorzien. Er moet daarom verandering komen. En met het oog op die verandering, die schier allen wenschen, is de heer A. Lang er toe gekomen om in een voordracht, die hij hield op den Feriencursus van den Gereformeerden Bond, het Convent van Wesel te bespreken in verband met de nieuwe plannen die gemaakt zijn om de kerkenordening te veranderen.

Wij kunnen in deze rubriek geen verslag geven van hetgeen pastor Lang omtrent het Convent van Wesel, waar de grondslag gelegd werd van alle volgende Gereformeerde Kerkenordeningen, ten beste geeft. Alleen willen wij mededeelen dat Lang van oordeel is, dat op genoemd Convent geen spoor te vinden is van een democratisch drijven. Op deze vergadering wordt integendeel een sterk wantrouwen uitgesproken tegen de hartstochtelijke en onbedachte neigingen van het volk. Wat bepaald wordt omtrent het beroepen van een predikant, is daarmede geheel in overeenstemming. Wel wordt meermalen tegen de heerschzucht der ouderlingen gewaarschuwd, er worden ook aan de gemeente zekere réchten, in het bijzonder bij de excommunicatie, gewaarborgd, maar het is niet te loochenen dat de rechten der gemeenten beperkt worden uit vrees dat de regeering van Christus over zijn Kerk, door de overheersching der massa te niet zal gedaan worden.

Maar niet minder krachtig wordt de alleenheerschappij van een mensch in de kerk verworpen. Uit vrees voor eene hiërarchie wordt uitgesproken dat alle dienaars der kerk gelijke macht zullen hebben. Over de leer heeft in den grond der zaak noch eene synode, noch eene Classis, noch een kerkeraad of eene gemeente te beslissen. ïWij gelooven", zoo spreekt de Ned. Geloofsbelijdenis in art. VII, »dat de Heilige Schrift den wille Gods volkomenlijk vervat.... Want overmits de geheele wijze des dienstes, die God van ons eischt, aldaar in het lange beschreven is, zoo is het den menschen, al waren het zelfs apostelen, niet geoorloofd, anders te leeren, dan ons nu geleerd is door de Heilige Schrifturen". De kerkelijke vergaderingen hebben dus hoogstens vast te stellen, welke leeringen, die zich op de Schrift beroepen, het meest overeenkomen met het duidelijke getuigenis der Heilige Schrift.

Dit herinnert de heer Lang oii#te laten uitkomen, dat men den verkeerden weg bewandelt als men aan elke gemeente het recht zou willen geven, zich een eigen belijdenis te kiezen. Toch werden er voorstellen in dien geest gedaan om uit de kerkelijke ellende waarin men verkeert te geraken, doch deze zijn, gelijk pastor Lang betoogt, in lijnrechten strijd met hetgeen op het Convent van Wesel vastgesteld werd.

Ten aanzien van den tegenwoordigen toestand der landskerken zegt Pastor Lang: »Het kiesrecht is tegenwoordig veel te weinig kerkelijk beperkt. Ten gevolge daarvan zijn er bij vele verkiezingen toestanden gekomen, die meer aan een kerk van het gemeen (Föbelkirche) dan aan de kerk van Christus betamen. Zoo lang wij dit valsche kiesrecht hebben, is het bestuur der landskerk door den Heer der landskerk, dat ten minste een rest van leertucht en van kerkelijke gezichtspunten handhaaft, onontbeerlijk. Met het tegenwoordig geldend kerkelijk kiesrecht kan de kerk onmogelijk, zonder zich zelve te verwoesten, vrij-kerkelijke vormen aannemen. Als het waarlijk onze plicht is ons voor te bereiden op scheiding van Kerk en Staat, dan is het verzamelen van geldmiddelen — die kunnen volgens het voorbeeld van Frankrijk gemakkelijk verbeurd verklaard worden — niet het voornaamste. Veel noodzakelijker is, dat men opnieuw regele de plichten en rechten der gemeenteleden in overeenstemming met het begrip van gemeente in den kerkdijken zin. Het gaat om het doen van belijdenis, kiesrecht en eventueel ook het betalen van kerkelijke belasting. Het moet daartoe komen, dat alleen zij die tot het Avondmaal zijn toegelaten kerkelijke rechten hebben”.

Wij verblijden er ons in, dat men in Duitsche kerkelijke kringen de Gereformeerde beginselen van het kerkrecht onderzoekt, en daaraan voorstellen tot reorganisatie der kerk toetst.

Engeland. Veranderde volksstemming sedert het uitbreken van den oorlog.

Uit Engelsche Christelijke bladen vernemen wij, dat sedert Engeland aan Duitschland den oorlog verklaarde, men kan merken dat er bij het volk opmerkelijke veranderingen hebben plaats gehad. Op de openbare straat ziet men gedrukte aangezichten — een gunstig contrast met de luidruchtige demonstraties in de dagen van den Boerenoorlog. Het bekende pralende lied jRule Britannia the waves* wordt haast niet gehoord; men houdt zich in, terwijl er haast geen verwensching van den vijand vernomen wordt. Het volk heeft zich over het algemeen gehouden aan de waarschuwing om geen »run" te doen op banken en winkels waar levensmiddelen te koopen zijn, terwijl een geest van samenwerking en van onderling hulpbetoon zich openbaart. Velen toonen zich geneigd om offers te brengen voor hen, die door den nood der tijden in de naaste toekomst het meest zullen te lijden hebben. De zucht om een weelderig leven te leiden, is beteugeld. Het driftig najagen van publiek vermaak is gestuit. Zelfverheffing maakte plaats voor zelfverloochening, en in menig opzicht kan men zeggen dat de toon dien de menschen aanslaan, beter en waardiger is.

Dit is alles ten goede. Maar de ernstige periode die in onze nationale geschiedenis aanbrak, eischt meer, zoo betoogt een Engelsch blad. »God spreekt tot ons, zullen wij luisteren ? Tegenover hen die vragen: of God kan toelaten, dat zulke dingen als thans plaats hebben, gebeuren, moet geantwoord, dat Gods volk al jaren lang gebeden heeft voor een krachtige wederopleving van het Godsdienstig leven. Wordt nu de profetie van den Psalmist vervuld: Vreeselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee!« En dan wijst men er op, dat vijand der zielen aanvallen gedaan heeft op de belijdenis der geloovigen, op de viering van den Zondag, op het huisgezin; de steenen van vermaak en stofvergoding werden aangeboden in plaats van het brood van Gods Woord. Met recht mag men daarom uitroepen: »Kan er een God zijn, die dingen als deze toelaat? » Als wij rondom ons zien, worden wij gebracht tot de vraag: »Zou God het weten, zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste? * Wij zagen het kerkelijk leven kwijnen en de leerlingen der Zondagsscholen verminderen; meetings, zoowel in gebouwen als in de open lucht, werden slechts spaarzamelijk bezocht, terwijl samenkomsten van socialisten of atheïsten groote menigten trokken. Pogingen om het geestelijk leven op te wekken, hadden slechts weinig resultaat. Op welke wijze, wanneer, waar zou God opnieuw zijn arm ontblooten? En zie, het schijnt alsof het antwoord niet van onze organisaties in dit land, maar van »de einden der aarde" komen zal.

Ten slotte wijst het blad er op, dat Duitschland niet de eenige vijand is dien Brittanje onder de oogen heeft te zien. Er zijn andere van gevaarlijker aard in zijn nationaal leven en in de harten der menschen. Maar de Heere der heirscharen kan de machten der duisternis te niet doen. Aan de Ciïristenen wordt in deze tijden gevraagd als eenmaal aan Jesaja • »Wie zal ons henen gaan ? " Laat een ieder, door den Heiligen Geest daartoe bezield, antwoorden: »Zie, hier ben ik, zend mij henen". Dat wij ons in deze uitingen verblijden, behoeft geen betoog.

Frankrijk. Godsdienst en Wetenschap.

Eenigen tijd geleden schreven we over den ommekeer, die in de wereld van het denken in Frankrijk heeft plaats gehad. Wat wij daarbij mededeelden, wordt bevestigd door den predikant Th. Vernier, die in een artikel o. a. het volgende betoogt:

sTot het laatst van de voorgaande eeuw, en onder den invloed van het rationalisme, in de 18de eeuw voorgestaan door Voltaire, en in de 19de door Taine, Comte en Rénan, werd het in invloedrijke kringen verkondigd, dat de Wetenschap den Godsdienst zou vervangen; dat de maatschappij zonder God zou georganiseerd worden, en dat de Wetenschap oppermachtig zou regeeren. Berthelot, de groote Fransche scheikundige, zeide op het Internationale congres voor de vrije gedachte, dat 10 jaar geleden te Rome gehouden werd: sWetenschap zonder iets meer is voldoende om leiding te geven in de wereld.”

Deze verheerlijking van de godin Wetenschap heeft voor een groot deel schuld aan de ontkerstening van Frankrijk en aan de huldiging van het materialisme niet alleen in de wereld der gedachten, maar ook in de praktijk van het leven. Het materialisme heeft het hart van dit land bedorven, en door zoovele zielen buiten bereik van het Evangelie te brengen, maakte het de taak van de evangeliesatie ook nog tegenwoordig zoo zwaar.

Een merkwaardige ommekeer heeft in het laatste tiental jaren in de wereld van het denken plaats gehad. De professoren Bergson en Boutroux van de Parijsche Sorbonne, wier geschriften een grooten invloed uitoefenden op de „élite" van Frankrijk, onderwierpen het Determinisme van Taine en het Positivisme van, Comte aan een scherpe critiek. Zij verkondigden, dat de rede van den mensch een realiteit is, maar dat ook het hart en de ziel realiteiten zijn. Wetenschap is een heerlijk middel om kennis te vermeerderen, maar zij is niet in staat al de andere middelen waardoor de geest moet gevormd worden, te vervangen. Indien dus de wetenschap niet alles is, zoo behooren wij naar iets anders uit te zien, en daaronder behoort het bestaan van God en de onsterfelijkheid der ziel.

Het is in het oog loopend, dat deze beweging niet is uitgegaan van het Protestantisme of van het Roomsch-Catholicisme, maar dat mannen van wetenschap tot de overtuiging gekomen zijn, dat het niet goed is de wetenschap op den troon te heffen. Wanneer men de Fransche tijdschriften en bladen leest, en nagaat welke voordrachten aan vele Universiteiten gehouden worden, dan blijkt het, dat nieuwe idealen den volke verkondigd worden.

Wij willen hiermede niet zeggen, dat het Evangelie, de eenige macht die land en volk behouden kan, door genoemde wijsgeeren voorgestaan wordt. Maar wel is de ommekeer in de gesteldheid der geesten een middel, waardoor menigeen voor het Evangelie toegankelijk gemaakt wordt. Wij denken dat het werk van bijbelcolporteurs en evangelisten meer ingang vinden zal. Stofvergoding en bijgeloof hebben bijna alle godsdienstig gevoel in de harten der groote menigte gedood, en al wat medewerkt om de menschelijke behoeften aan God en zijn

dienst weder te doen ontwaken, is den dienstknechten Gods welkom.”

Wij hopen dat de rampen en ellenden, die ook over Frankrijk door den oorlog gebracht zijn, en nog meer, als de Heere het niet genadiglijk verhoedt, zullen gebracht worden, mede zullen werken, om ook het Fransche volk tot de overtuiging te brengen, dat er twee boosheden begaan zijn: den Heere, de springader des levenden waters, heeft men verlaten, om ? ichzelve bakken uit te houwen, gebroken bakken die geen water houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's